Bijna driekwart van onze wetten komt van Europa. Toch is er nauwelijks aandacht voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. Onderzoeker Steven Van Hecke kent de oplossing: laat een deel van de zetels verkiezen op echte Europese lijsten.

Onbekend maakt onbemind. Voor wie niet beter weet, worden er op 7 juni in België alleen regionale verkiezingen gehouden. Toch worden in de loop van datzelfde weekend in de 27 lidstaten van de Europese Unie ook de 736 leden van het Europees Parlement verkozen. In België gaat het om 22 zitjes, voor 13 Vlaamse, 8 Franstalige en één Duitstalig Europees parlementslid. Dat daar zo weinig aandacht voor is, mag gerust een paradox worden genoemd. Er wordt namelijk geredelijk aangenomen dat tussen de 70 en de 80 procent van de wetgeving die door de regionale en federale parlementen wordt goedgekeurd eigenlijk door Europa is gestuurd. En dus in feite eerst zijn weg vond door het Europees Parlement.

‘Omdat Europese en regionale verkiezingen samenvallen, is het probleem in België misschien nadrukkelijker dan in andere landen’, meent onderzoeker Steven Van Hecke. ‘Het Europese niveau raakt ondergesneeuwd door wat er zich in Vlaanderen afspeelt. Het Europees Parlement wordt steeds belangrijker en we weten er steeds minder over.’ Van Hecke is verbonden aan het departement politieke wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Hij onderzoekt al jaren hoe Europese politieke processen in elkaar grijpen.

De onderzoeker kan dat democratische deficit ook alleen vaststellen. Wie moet met de vinger worden gewezen? ‘Er zijn the usual suspects: de media. Als ze het over de Belgische politiek hebben, kunnen ze ervan uitgaan dat de burgers min of meer weten hoe de vork aan de steel zit. In het Europese verhaal moet eerst jaren worden geïnvesteerd. Het vraagt tijd om het spel te begrijpen en de grote spelers te leren kennen. Hoewel. Er wordt ook niemand met een doorgedreven kennis van de Wetstraat geboren.’

‘Daarnaast zouden de partijen hun Europarlementsleden de kans moeten geven om in beeld te komen. Ze moeten nu de ministers voor laten gaan, die de beslissingen uitvoeren die op Europees niveau werden genomen. Hoeveel eurocent trekken Vlaamse partijen tijdens de precampagne uit voor de Europese kandidaten?’ aldus Van Hecke. ‘Vaak komt aandacht ook te laat. Denk aan de poststaking van enkele weken geleden, die wou protesteren tegen een liberalisering die anderhalf jaar geleden in het Europees Parlement werd goedgekeurd. Van de Vlamingen stemden toen de socialisten Mia De Vits, Saïd El Khadraoui, Anne Van Lancker en de groene Bart Staes tegen die richtlijn. We zijn dus niet alleen niet op de hoogte van beslissingen die in het Europees Parlement worden genomen, we weten ook niet hoe de Belgen daar stemmen.’

We zijn ons vaak pas van Europese regelgeving bewust als ze na enige tijd via het federale of het regionale niveau in onze wetten doorsijpelt. Het kalf is dan verdronken. Dat het anders kan, toont de industrie. Die was er als de kippen bij toen ‘Reach’ werd goedgekeurd, de richtlijn over chemische producten die al dan niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Dat het anders kan, bleek ook toen de havenrichtlijn na manifestaties op het juiste moment toch werd bijgestuurd. ‘Het Europees Parlement is geen ivoren toren, die geen rekening houdt met de buitenwereld’, zegt Steven Van Hecke. ‘De besluitvorming gaat er traag omdat de stem van veel mensen wordt gehoord. Maar je ziet ook hoe het parlement steeds vaker de plaats is waar eindbeslissingen worden genomen.’

Het gebrek aan belangstelling is niet uitsluitend een Belgisch probleem. Het doet zich voor in de hele Unie en heeft ook te maken met de manier waarop Europese verkiezingen worden georganiseerd. Van Hecke: ‘Het is alsof je gemeenteraadsverkiezingen organiseert per wijk. Er worden 27 verschillende verkiezingen gehouden, waarvan de grote lijnen wel Europees worden geregeld maar hoe het er intern toegaat, maken de lidstaten zelf uit. België koos er in 1979 voor om geen federale kieskring te maken, omdat de Franstaligen toen bang waren dat Leo Tindemans te veel Franstalige stemmen zou inpikken. Het gevolg is dat er nationale campagnes worden gevoerd rond nationale thema’s. Kandidaten worden afgerekend op wat ze op nationaal niveau hebben gepresteerd.’

Er bestaat volgens Van Hecke maar één manier om dat probleem te verhelpen: een deel van de Europarlementsleden laten verkiezen op Europese lijsten, die in alle lidstaten dezelfde zouden zijn. ‘Mensen zouden dan, zoals in Duitsland, als het ware twee stemmen hebben: één voor de Europese lijst en één voor de kandidaten die op nationale lijsten worden voorgesteld. Dat is institutioneel niet zo gemakkelijk om te organiseren. Je weet dan bijvoorbeeld niet op voorhand op hoeveel parlementsleden een land uitkomt. Maar het zou de aandacht vestigen op Europese thema’s. Het zou de partijen verplichten om een Europees verkiezingsprogramma te presenteren. Per slot van rekening zitten de verkozenen in het parlement ook niet per nationaliteit bij elkaar. Ze zitten verspreid over de verschillende politieke families: de christendemocraten, de socialisten, de liberalen, de groenen…’

Kunnen die Europese politieke partijen, de Europese Volkspartij (EVP), de Partij van de Europese Socialisten (PES), de Partij van de Europese Liberalen en Democraten (ELDR) en andere, dat proces niet versnellen? Hun reikwijdte is beperkt, stelt Van Hecke vast. ‘De lidpartijen verliezen niet graag de greep op hun kandidaten. Ze willen de bevoegdheid niet opgeven om te bepalen wie er namens hen Europees zitting heeft. Mijn indruk is dat ze in de tijd na de eerste rechtstreekse verkiezing voor het parlement in 1979 wel bereid waren om een echte Europese campagne te voeren. De logo’s van de Europese partijen komen nu nog nauwelijks voor op het campagnemateriaal, en dat was toen wel het geval. In 1984 voerden de Vlaamse socialisten campagne met een affiche waarop Karel Van Miert stond naast Joop den Uyl en Willy Brandt. Ik zie Kathleen Van Brempt vandaag niet poseren met Gordon Brown en Jose Luis Rodriguez Zapatero.’

Toch blijft de vraag of die partijen niet feller uit de hoek kunnen komen. De Europese christendemocraten steunen de kandidatuur van de Portugees José Manuel Barroso voor een tweede mandaat als voorzitter van de Europese Commissie. Ze krijgen daarbij hulp van de Spaanse sociaaldemocraat Zapatero. Van Hecke: ‘De Spanjaard denkt dat hij met een Portugees beter af is. Zolang voorzitter Poul Nyrup Rasmussen van de PES er niet in slaagt om zijn premiers in partijtermen te laten denken in de plaats van volgens landsgrenzen, heeft hij weinig manoeuvreerruimte. De socialisten geven de EVP daar ruim baan, terwijl toch ook veel christendemocraten weinig gelukkig zijn met Barroso.’

‘Het Verdrag van Lissabon stelt dat de Commissievoorzitter uit de grootste politieke familie moet worden gekozen’, gaat Van Hecke verder. ‘De EVP anticipeerde vijf jaar geleden al op die regel en eiste na de verkiezingen het voorzitterschap op. De socialisten hebben dus geen enkele reden om de onvrede met Barroso niet uit te spelen. Ze zouden kunnen zeggen: wie Barroso niet wil, mag niet op een lidpartij van de EVP stemmen en moet ons groter maken. Nu de Britse Conservatieven uit de EVP stappen, is het niet ondenkbaar dat ze weer over de christendemocraten springen. Als de PES zelf een geloofwaardige kandidaat-voorzitter naar voren schuift, beslist ook elke Vlaamse stem mee of er een centrumrechts of een centrumlinks voorzitterschap van de Commissie komt. Dan krijgen die verkiezingen toch een ander uitzicht.’

Een grote onbekende is overigens de rol die de nieuwe Europese partij Libertas van de Ierse eurosceptische miljardair Declan Ganley kan spelen. Ganley ligt ook aan de basis van het Ierse ‘nee’ tegen het Verdrag van Lissabon. ‘Libertas zet veel in beweging’, legt Van Hecke uit. ‘Het animeert het debat en dwingt de anderen kleur te bekennen. Libertas wordt wellicht de kern van een eurosceptische fractie, en dat is niet slecht voor het debat maar misschien wel voor de uitkomst ervan. Het zal de traditionele partijen weer dichter bij elkaar brengen en tot een soort consensuspolitiek leiden. De strijd zal dan niet meer tussen centrumrechts en centrumlinks gaan, maar opnieuw tussen voorstanders van meer Europa en de tegenstanders daarvan.’

Van Hecke werkt aan de Universiteit Antwerpen aan een onderzoek naar het stemgedrag van de Vlamingen in het Europees Parlement. Bij verkiezingen voor de Amerikaanse Senaat wordt nauwlettend op het stemgedrag van de senatoren toegekeken. Bij ons is het nauwelijks bekend. ‘Er bestaat in het Europees Parlement niet zoiets als een meerderheid of een oppositie die het stemgedrag van de parlementsleden voorschrijft. Het is bijvoorbeeld niet zo dat de EVP’er Ivo Belet altijd de voorstellen van Barroso steunt of moet steunen. Het kan daarom interessant zijn om te weten op welk moment hij met rechts heeft meegestemd en op welk moment met links. Die wetenschap is goed voor de kiezer, die er rekening mee kan houden. Maar ze laat de kandidaat ook toe om zich een profiel aan te meten. Belet wordt zo meer dan alleen iemand uit de partij van Yves Leterme of zo.’

Geen kneusjes

Het parlement is volgens Van Hecke zeker in Vlaanderen steeds minder een opvanghuis voor politici die nationaal niet aan de bak komen – ‘daarvoor zijn de plaatsen te duur’. Hij breekt een lans voor kandidaten zoals Marianne Thyssen, Anne Van Lancker en Dirk Sterckx die aan een politieke carrière in het Europees Parlement hebben getimmerd en daar zijn uitgegroeid tot experts. ‘Ze krijgen daar niet altijd waardering voor. Anne Van Lancker moet het stellen met een strijdplaats. Ze dreigt uit het Europees Parlement te verdwijnen, terwijl ze daar heel sterk bezig is. Partijen beseffen het rendement van die mensen niet. Je kunt in het Europees Parlement ook meespelen als je uit een klein land of een kleine partij komt. Bart Staes is de enige afgevaardigde van Groen!, maar hij kon de voorbije jaren op een aantal spijkers kloppen. Frieda Brepoels van N-VA schreef zes rapporten. Ze schreef dus op een aantal terreinen mee aan Europese wetgeving. Ze zit overigens nog altijd handig in de grote EVP-fractie, waarin ze door het kartel van haar partij met CD&V terechtkwam. Ze zit er naast Marianne Thyssen en Jean-Luc Dehaene. De voorzitter van CD&V onder wie het kartel sprong en de voormalige premier die zich in een nota aan de koning afvroeg: “quid N-VA?”‘

Steven Van Hecke wil daarmee zeggen dat relatief onbekende Europarlementsleden meer gewicht in de schaal leggen dan bekendere nationale parlementairen, die in het spel van meerderheid en oppositie over veel minder speelruimte beschikken. ‘Ze scheppen mee het kader waarin wetgeving tot stand komt die door de federale en regionale regeringen en parlementen moet worden overgenomen. Ze wegen in die zin zeker meer op de grote principes dan individuele Vlaamse of Belgische parlementsleden. En misschien zelf meer dan deze of gene individuele minister.’

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content