Het Vietnamese partijcongres keurde de huidige beleidslijn goed en stelde de oude leiding weer aan. Verandert er dan niets ?

OP HET ACHTSTE partijcongres van de Vietnamese Communistische Partij is zo goed als niets gebeurd. Nochtans was dit lang van tevoren aangekondigd als een politieke gebeurtenis van de eerste orde, een bijna sacrosancte vergadering waar over de onmiddellijke toekomst van het land zou beslist worden, en ook over die op lange termijn. Waar de erfgenamen van de macht van Ho Chi Minh (op het trottoir voor zijn mausoleum mogen gewone stervelingen niet lopen) hun oordeel zouden geven over de Doi Moi, de openstelling van de Vietnamese economie voor initiatief en marktmechanismen, en wat daar sindsdien uit voortgevloeid was : of dat kon blijven duren, of dat de officiële zegening verdiende en zich dus verder zou mogen ontwikkelen, of dat misschien stopgezet, zoniet teruggeschroefd moest worden.

Voor zo’n politieke hoogmis moesten natuurlijk een paar offers gebracht worden. Een jaar van tevoren al voelden Vietnamese intellectuelen dat de schroef aangedraaid werd. Voor meningsverschillen, zeker op het politieke vlak, was er al nooit veel plaats in Vietnam, nu verdwenen er weer mensen de gevangenis in, wegens het uiten van een eigen mening. Vooraanstaande, in het buitenland vertaalde schrijvers kregen weliswaar niet openlijk een spreekverbod, maar hen werd toch op zeer duidelijke manieren duidelijk gemaakt dat het geven van interviews aan buitenlandse media voorlopig niet raadzaam was. En tegen het einde van het jaar werd een heuse campagne ingezet tegen buitenlandse culturele en andere maatschappelijke invloeden. De boodschap was deze : aangezien de erfgenamen van Ho Chi Minh feitelijk al bekend waren, kon het voor alle anderen zinloos geacht worden, en ijdel gebeuzel, zich nog bezig te maken met de Vietnamese politieke leiding en de samenstelling daarvan. Vietnam was op weg naar een snelle ontwikkeling in het kader van de Asean-landen, en min of meer volgens het Chinese model, en dat zou voor iedereen voldoende moeten zijn. Het partijcongres was eigenlijk de afspiegeling van dit soort paternalistisch dictatoriale – mentaliteit.

Zeker, er werd een aantal nummertjes opgevoerd en een voorstel om het Secretariaat te vervangen door een soort Permanent Comité (dat de eigenlijke interne machtscirkel zou vormen) werd weggestemd. Daar werd akte van genomen maar er zal, aangezien die stemming niet bindend was, allicht geen rekening mee worden gehouden. En buiten dat is er nog van alles te doen geweest dat, in de beste traditie van de Vietnamese Partij, niet al te boeiend overkwam voor het grote publiek. Het grote nieuws is immers de grijze leegte zelf : dat er géén nieuwe leiding is voor de partij en voor het land, dat er géén nieuwe politiek komt, dat de Vietnamezen vooralsnog niét aan nieuwe en grootscheepse hervormingen of andere sprongen voorwaarts in de diepte van het kapitalisme moeten denken.

?Immobilisme? wordt dat natuurlijk, met enig ongeduld, genoemd in de kantoren waar de wereldeconomie de vallende communistische domino’s zit te tellen China is er nog, de drie landen van Indochina zijn er nog (Cambodja, Laos, Vietnam, de erfenis van Ho Chi Minh), Cuba is er nog, en daarmee is het lijstje eigenlijk compleet , maar door veel Vietnamezen zal die onbeweeglijkheid op een zucht van verlichting onthaald zijn.

Enerzijds blijft immers de angst, die reëel is, bij het gewone volk dat de oude mannen bovenaan in het Politbureau zouden kunnen beslissen dat het roer terug omgegooid moet worden, en de hervormingen teruggedraaid. Iedereen kan al vele maanden zien dat zoiets alleen op een catastrofe zou kunnen uitlopen maar uit de Vietnamese geschiedenis blijkt op overtuigende wijze dat dàt geen argument hoeft te zijn waarmee een partijleiding kan worden tegengehouden. Die catastrofe zou niet alleen ’s lands economie ontwrichten nu die er net bovenop dreigt te komen, en het politieke klimaat onmogelijk maken ze zou ook de Vietnamese bevolking raken, hard.

Bovendien was de leiding al enkele maanden tekens in die richting aan het geven. De campagnes tegen vreemde invloeden in het straatbeeld (met name tegen in vreemde talen gestelde reclameborden en neonlichten), of tegen de ?sociale vergiftiging? vanuit het buitenland, door middel van cd’s met popmuziek, Bach en Lully, of opruiende literatuur in het Engels en het Frans, om nog maar te zwijgen van zedenbedervende videobanden uit, bijvoorbeeld, Hongkong, waren in december al begonnen het heldhaftige Vietnamese volk dat misschien wat snel in een bepaalde trend gestapt was, erop te wijzen dat de partijleiding ook nog bestond. En dat die de oorlog niet gewonnen had door aan decadente spelletjes mee te doen.

CORRECTIE.

Het is moeilijk te zien in hoever de doorsnee Vietnamees zich over die zottigheden zou opwinden, of hoever hij het schouderophalend zou afdoen als het gewone Vietnameesje-pesten, waar het volk al zovele jaren aan gewend is. Een campagne, in Vietnam, heeft meestal een remmende of corrigerende functie, zelden een revolutionaire. Dus, zal die Vietnamees gezegd hebben, de partijtop vindt waarschijnlijk dat de zaken te snel zijn gegaan, en misschien zelfs iets te ver, de partijtop wil afremmen. En nu komt het partijcongres dat dus bevestigen.

Daarbij dient opgemerkt dat lang niet alleen de partijtop van mening was, in december, dat de veranderingen in Vietnam te snel gegaan waren en dat zelfs hervormingsgezinde Vietnamezen bang werden dat ze zichzelf voorbij zouden lopen. Dat was een vrij verspreide mening in de intelligentsia, zeker niet alleen bij vastgeroeste communistische veteranen van drie oorlogen. Niet alleen vond men de economische hervormingen te snel gaan dat wou zeggen, de economie hervormde zichzelf, de staat was al lang niet meer bij machte daar leiding aan te geven, en de nieuwe economie die uit de stilzwijgend gedoogde chaos van een ingestorte planeconomie ontstaan was, dreigde binnen de kortste keren tot een nieuwe, veel grotere chaos te leiden.

Corruptie was al een tijd een bekend verschijnsel in Vietnam, maar sinds de Doi Moi het licht op groen had gezet voor de overgang van door de staat geleide instellingen naar een soort privé-economie en de vorming van een markt, waren hele sectoren van de staatsbureaucratie ?in zaken? gegaan. Zodat de belangrijkste economische complexen in Vietnam het leger waren, en de veiligheidsdiensten, en dan de partij. Een soort heilige drievuldigheid die het economische erf van vadertje staat mooi onder elkaar had opgedeeld. Wat de doorzichtigheid van transacties betreft en de deontologie van de zakenman, zou men dus voorzichtig kunnen stellen dat de Vietnamezen hiermee nog verder van huis waren dan met de planeconomie van Le Duan.

Men voege daarbij dat de Vietnamese leiding, logisch, wel bereid was te praten over veranderingen in alle richtingen, maar dan wel met één restrictie : dat zij aan de macht zou blijven. Was er dan een contradictie tussen dat principe en de ontwikkeling van een ?socialistische markteconomie? of hoe ze het kind wilden noemen, dan was dat spijtig voor die markteconomie.

GENERATIES.

In die lijnen gevangen, stond het congres voor een bijkomend probleem. Enerzijds kon het niet anders meer dan doorgaan met de hervormingen, anderzijds was het hoog tijd, in eigen ogen, om te blijven stilstaan en de gedane hervormingen de tijd te geven om te stabiliseren. Met een goede leiding kon dat misschien nog lukken. Maar dat was het probleem : waar vind je zo gauw een goede leiding ? Daar moeten mensen uit het Noorden, maar ook uit het Zuiden, en liefst ook uit Centraal-Vietnam deel van uitmaken. Er zou een vrouw bij moeten zijn, en een niet-communist. Partijleden, militairen en veiligheidsmensen. Hervormers en conservatieven moeten hun plaats hebben, en ook ouderen en jongeren. Vooral jongeren, was een logisch lijkende, veelgehoorde opmerking.

Want dat de oude veteranenleiding te oud is, daarover is iedereen het eens. Maar de jonge generatie, de hervormers en hemelbestormers die in het Westen gestudeerd hebben en die zeer competent zijn is over het algemeen met vijfendertig tot veertig jaar te jong om het roer van de staat over te nemen. Daarom waren sommige Vietnamezen een beetje ongerust dat nu de generatie tussen de twee in aan de bak zou komen, een ideologisch misvormde, onverdraagzame groep mensen die niet al te veel opleiding gehad heeft de studenten van de universiteit van Moskou, om ze zo maar te noemen.

Een hele generatie kan niet zomaar worden overgeslagen, maar het Partijcongres lijkt wel zijn best te hebben gedaan. De echte top is ongewijzigd gebleven. De huidige trojka, partijleider Dô Muoi (79), president Le Duc Anh (75) en premier Vo Van Kiet (73) is voor een termijn van vijf jaar herkozen. Daarbij komen, in de ?binnenste cirkel?, generaal Le Kha Phieu (66) en vice-minister van Binnenlandse Zaken Nguyen Tan Dung.

Het congres van de verjonging is zover gegaan dat het bij de uitbreiding van het Politbureau van zestien naar negentien leden, ook de oude kernfysicus Nguyen Dinh Tu een plaatsje gunde, ondanks het feit dat die twee dagen voor het congres begon aan een hartaanval overleden was. Waarom hem toch benoemd ? ?Uit respect,? was het antwoord. De partijtop kan niet zomaar in een paar uur een puzzel van maanden overdoen, alleen maar omdat één van de stukjes zoek is geraakt.

Hoe dan ook, geen nieuws van het congres is goed nieuws van het congres. De zakenlieden, de markteconomie, de buitenlandse investeringen, het kan allemaal weer, en de in hun schulp gejaagde Vietnamezen die het werk moeten doen, zullen binnenkort wel weer het heft in handen nemen. In het nieuwe Vietnam dat nu, halve kracht vooruit, ietwat bedachtzamer achter zijn Zuidoost-Aziatische concurrenten aanjaagt. Het wachten is dan op het volgende partijcongres.

Sus van Elzen

Hanoi : het Vietnamese volk mag binnenkort weer aan de slag.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content