De Congolese ex-rebellenleider Jean-Pierre Bemba zal zich voor het Internationaal Strafhof in Den Haag moeten verantwoorden voor de misdaden van zijn troepen.

Het is bijna Kerstmis 2002. De effaceurs van Jean-Pierre Bemba staan op 30 kilometer van het Oost-Congolese stadje Beni. De effaceurs zijn de stoottroepen van Bemba’s Mouvement de Libération du Congo (MLC). Ze slepen een vreselijke reputatie mee. De mensen vluchten als de effaceurs op komst zijn, want als je niet vlucht, word je verkracht of vermoord of als slaaf meegenomen. Hutten en velden worden platgebrand waar de effaceurs passeren.

Alle weerstand tegen de opmars naar Beni is weg. De ook al niet om zijn zuivere praktijken bekende militie van Mbusa Nyamwisi, waar de effaceurs tegen streden, heeft het hazenpad gekozen – Nyamwisi is momenteel minister van Buitenlandse Zaken in de regering van Congo’s president Joseph Kabila.

Maar tot ieders stomme verbazing komt de aanval op Beni er niet. De effaceurs trekken zich op het laatste moment terug. Op bevel van Bemba, die onder zware internationale druk is gekomen om zijn militie aan de ketting te leggen. De belangrijkste boodschap daarbij was dat Bemba zijn troepen stevig in de hand had. Als je een zootje ongeregeld dat bloed en geld geroken heeft, ervan kunt weerhouden een orgie van geweld aan te richten, heb je controle over je troepen.

Onderzoekers van het Internationaal Strafhof in Den Haag zijn al jaren bezig gegevens te verzamelen over de activiteiten van de effaceurs in de provincie Ituri – een onderzoek dat destijds in gang is gezet door onze landgenoot Serge Brammertz, voor hij voor de Verenigde Naties naar Libanon vertrok. Het spectaculairst zijn de aantijgingen van kannibalisme. De effaceurs worden ervan beschuldigd pygmeeën te hebben opgegeten. Een beschuldiging die moeilijk juridisch hard te maken is, want er zijn weinig betrouwbare bewijzen. De pygmeeën die destijds werden opgetrommeld om het verhaal te bevestigen, speelden thea-ter.

De commandanten van de effaceurs verklaarden dat ze de verhalen zelf verspreid hadden als een vorm van psychologische oorlogvoering.

De aanklacht van kannibalisme dreigt de aandacht af te leiden van andere, en systematische, misdaden die de effaceurs begingen, onder meer massale verkrachtingen. Er zijn vrouwen die grote risico’s liepen door nauwkeurige registraties te maken van meisjes die verkracht werden, dikwijls in- begrepen de plaats en datum van de verkrachting, en soms zelfs de naam van de dader. Bewijsmateriaal dat door de onderzoekers van het Strafhof is opgehaald en gebundeld met andere getuigenissen.

Het belang daarvan is dat de troepen van Bemba zich systematisch, en overal, aan zware oorlogsmisdaden te buiten gingen.

STAATSGREEP MET DE FRANSEN

In de nacht van zaterdag 24 mei 2008 werd Bemba op bevel van het federaal parket gearresteerd in zijn villa in Sint-Genesius-Rode. Een dag eerder, op 23 mei, had het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel uitgevaardigd. Omdat het Strafhof zelf geen arrestaties kan verrichten, is het afhankelijk van de medewerking van de lidstaten die zijn protocol hebben ondertekend. België is daarbij, dus kon ons land niet anders dan optreden. Medewerkers van het Strafhof hadden Bemba’s doen en laten gevolgd, en wisten dat hij in ons land was. Het federaal parket aarzelde niet.

De officiële aanklacht heeft geen betrekking op de praktijken van de effaceurs – dat onderzoek loopt nog. Het gaat om twee misdaden tegen de menselijkheid en vier oorlogsmisdaden (zoals verkrachting en marteling) die Bemba’s troepen begingen tijdens een vernietigend verblijf op het grondgebied van de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) van 25 oktober 2002 tot 15 maart 2003. De CAR grenst aan het gebied in Noord-Congo dat Bemba toen controleerde, en de hoofdstad Bangui was niet ver van zijn hoofdkwartier Gbadolite. Bemba gebruikte Bangui voor zijn bevoorrading, zeker voor hij intensief begon samen te werken met de Russische wapenhandelaar Viktor Bout, die enkele maanden geleden ook al werd opgepakt, in Thailand, na een undercoveroperatie van Amerikaanse agenten.

Bemba snelde zijn kompaan Ange-Félix Patassé te hulp die aangevallen werd door de milities van de huidige machthebber François Bozizé. Zijn troepen waren echter zo druk bezig met plunderen en verkrachten dat ze van weinig nut waren voor Patassé, die de strijd verloor. Nogal wat van Bemba’s mannen werden gearresteerd (en vermoord uit wraak). Bemba’s interventie was louter ingegeven door logistiek pragmatisme, want hij wist dat Bozizé door de Fransen gesteund werd, die hij door zijn hulp aan Patassé tegen zich in het harnas joeg. De campagne om hem via de verhalen over het kannibalisme van de effaceurs in diskrediet te brengen, kreeg een internationaal cachet door vooral Franse manoeuvres.

Het was de CAR die het Strafhof op 21 december 2004 om een onderzoek vroeg. Procureur Luis Moreno-Ocampo startte vrij snel met het veldwerk en stelde een omstandig dossier samen. Het werk vorderde traag, omdat het hof werd aangemaand Bemba en rebellenchefs van vergelijkbaar kaliber niet te verontrusten om het fragiele vredesproces in Congo niet te verstoren. Dat gold ook voor president Joseph Kabila, want onder meer als chef-staf van het rebellenleger van zijn vermoorde vader Laurent-Désiré zou hij ook oorlogsmisdaden op zijn kerfstok hebben.

Het is ongetwijfeld geen toeval dat het onderzoek van het Strafhof ‘officieel’ werd op 22 mei 2007, vlak nadat Bemba Congo ontvlucht was uit vrees slachtoffer te worden van de aanvallen van de troepen van Kabila. Bemba had de presidentsverkiezingen in Congo verloren, was wel senator geworden en maakte zich klaar voor een rol als voornaamste opposant, maar hij weigerde zijn militie in het Congolese leger te laten integreren, en Kabila maakte daar gebruik van om hem het land uit te jagen.

Het Strafhof ontkent dat verband. Het ontkent ook dat het geen toeval is dat Bemba in België werd opgepakt op een ogenblik dat de relaties tussen ons land en de oude kolonie op een dieptepunt zitten, door de karakteriële onverenigbaarheid tussen Kabila en minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht. Voor Kabila is de arrestatie van Bemba uiteraard geweldig nieuws, want hij is nu definitief van zijn kwelduivel verlost. Door het sluiten van het consulaat-generaal in Antwerpen, als ‘represaille’ voor De Guchts optreden, heeft hij ook al een rechtstreekse lijn van Bemba naar de diamantwereld opgedoekt.

Het Strafhof laat weten dat de openbare aanklager op 16 mei zijn zaak aan de rechters voorlegde, met een aanhoudingsverzoek. De rechters zijn daar op 23 mei op ingegaan. Maar de lui van het Strafhof speculeren uiteraard over omstandigheden die hun werk kunnen vergemakkelijken. Ze weten dat België kan scoren in Congo door de arrestatie van Bemba, en ze zijn zich bewust van de diplomatieke strubbelingen, dus door een aanhouding aan België te vragen verhogen ze de kans dat er meteen gereageerd wordt op hun verzoek. Het was lang niet de eerste keer dat Bemba na zijn vlucht uit Congo in België vertoefde – hij is in ons land grootgebracht en is hier naar school geweest.

SLAAF IN HET HUISHOUDEN

Er kan niet worden ontkend dat de vier eerdere arrestatiebevelen van het Strafhof in het Congolese dossier een politieke component hebben. De eerste arrestatie, van Thomas Lubanga, kwam op een goed moment om deze lastpost te elimineren. Germain Katanga en Mathieu Ngudjulo hadden het ongeluk verantwoordelijk te zijn gesteld voor een hinderlaag waarin blauwhelmen om het leven kwamen. En op 29 april kwam er een arrestatiebevel tegen de vroegere militaire rechterhand van krijgsheer Lubanga, Bosco Ntaganda, die nu chef-staf is van het legertje van de dissidente generaal Laurent Nkunda in Oost-Congo – waardoor de druk op de man die iedereen in de weg loopt, wordt opgevoerd.

De kans dat er een arrestatiebevel tegen president Kabila komt, of tegen mensen van zijn regering, lijkt klein, ondanks het feit dat het officiële Congolese leger zich in Oost-Congo ook aan seksuele terreur bezondigt. Bemba heeft de pech gehad dat hij de verkiezingen verloor en als aangeschoten wild zijn land moest ontvluchten. Het is vreemd dat hij zich niet bewust leek van de hangende aanklacht. In het verleden informeerde hij regelmatig naar de stand van zaken van het dossier in het Strafhof. Misschien was hij wat uitgeblust. Na zijn vlucht uit Congo had hij aanvankelijk nog de stijl van de opposant in ballingschap, met vlammende pamfletten tegen wat er misliep in de regering-Kabila. Maar dat bloedde dood. Zijn laatste mail betrof een vraag om lid te worden van zijn vriendengroep op de internetsite hi5.

Openbaar aanklager Luis Moreno van het Strafhof stelt in zijn aanklacht tegen Bemba onomwonden dat ‘het aantal verkrachtingen met schokkende brutaliteit een specifiek kenmerk van deze zaak is’. In een persbericht stelt hij: ‘Er zijn geen excuses voor bevelhebbers die verkrachtingen en plunderingen door hun troepen bevelen, steunen of toestaan.’ De vraag is dus niet aan de orde of Bemba zijn mannen de opdracht gaf zich als varkens te gedragen. De vraag is: was hij er zich bewust van en had hij het kunnen stoppen?

Uiteraard was hij er zich bewust van. Hij kon monkelend verhalen vertellen over hoe zijn mannen omgingen met krijgsgevangenen ( zie kader). Over verkrachtingen en kindsoldaten kon hij met grote zwier stellen dat hij het ten strengste verbood, maar de beste lijfwachten die hij bezoekers toewees waren kindsoldaten, en nooit heeft iemand hem zijn commandanten horen schofferen omdat er verhalen over verkrachtingen en kannibalisme opdoken. Hij liet zijn troepen hun gang gaan.

Hij kon zelf behoorlijk hard uit de hoek komen. Hij liet in Beni zijn kok een dag en een nacht tot aan zijn nek in de tuin ingraven, omdat zijn omelet niet goed gebakken was. Op 16 mei 2003 werden hij en zijn vrouw in Brussel tot één jaar effectieve gevangenisstraf veroordeeld, omdat ze twee Congolezen illegaal ons land hadden binnengebracht en anderhalf jaar als slaven in hun huishouden hadden laten werken. Als vicepresident kon hij toen wegens zijn diplomatieke onschendbaarheid niet gearresteerd worden, hoewel hij minister De Gucht ooit op barse toon vroeg wat hij dacht tegen deze veroordeling te doen.

De kans dat die veroordeling zijn uitlevering verhindert, is klein. ‘In principe moet de raadkamer beslissen of er andere belangen zijn,’ legt Lieve Pellens van het federaal parket uit, ‘maar een uitlevering aan het Internationaal Strafhof is geen klassieke uitlevering. Het is een supranationaal orgaan dat als superieur aan de nationale parketten wordt beschouwd. Voor een uitlevering aan het Strafhof is ook geen politiek advies nodig. We hebben een voorlopig bevel tot aanhouding gekregen, en het Strafhof heeft nu drie maanden tijd om een definitief arrestatiebevel te bezorgen. Bemba kan dan beroepsprocedures aanspannen, zodat het toch gemakkelijk nog meer dan een maand kan duren voor hij naar het Strafhof vertrekt.’

De arrestatie zelf is vlot verlopen. Er ging een korte periode van zogenaamde ‘defensieve observatie’ aan vooraf, waarin Bemba in het oog werd gehouden om te kijken hoe risicovol zijn arres- tatie zou kunnen zijn. Hij had één lijfwacht bij zich. De Speciale Eenheden van de federale politie hebben de arres- tatie uitgevoerd, maar die verliep zonder problemen. Tijdens de voorleiding voor de onderzoeksrechter gedroeg Bemba zich meegaand en hoffelijk, hoewel hij zich steevast wil verantwoorden, wat zinloos is, want het Belgisch parket is niet in zijn verhaal geïnteresseerd, het voert enkel een arrestatie uit op verzoek van het Strafhof in Den Haag. Daar pas zal er naar Bemba’s verdediging geluisterd worden.

Bemba’s raadsman Pierre Legros zal voor de Brusselse raadkamer vragen of zijn cliënt in afwachting van het definitieve arrestatiebevel in vrijheid kan worden gesteld. Hij zal voldoende garanties geven dat Bemba ‘niet meteen naar Zuid-Amerika verdwijnt’.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content