Historicus Chris van der Heijden schreef een prachtig boek over de Spaanse renaissance.

Het Spanje van Karel V en zijn grootvader Ferdinand was doortrokken van christelijke zendingsdrang. Het begon wellicht met de val van Granada, het laatste bolwerk van de Moren, dat in 1492 in de handen van de Spanjaarden was gevallen. In hetzelfde jaar volgde het edict van Ferdinand en Isabella waarmee de wanhopige joden, die zich al veel langer dan de christenen in vooral de Iberische steden gevestigd hadden, uit Spanje werden verjaagd, al mochten ze later terugkeren op voorwaarde dat ze zich lieten dopen. Zo ongeveer lagen de Spaanse kaarten toen de zestiende eeuw in Europa moest aanbreken.

“Zwarte renaissance” is een monumentaal, in zijn laconieke toon prachtig geschreven boek dat de auteur, de Nederlandse historicus Chris van der Heijden, zelf treffend omschrijft als “een proeve in de geschiedschrijving van de gestorven toekomst” omdat een fenomeen wordt beschreven dat zijn vitaliteit verloor op het ogenblik dat het op zijn krachtigst leek. Want al werden de eerste scheuren zichtbaar – Luther deed voor de eerste keer van zich spreken in 1517 -, de christelijke wereld was toen nog vrij intact. Toegegeven: Erasmus van Rotterdam verafschuwde Spanje. Maar dat kwam omdat hij Spanje, ondanks de val van Granada, bleef beschouwen als een land dat gedrenkt was in de heidense islamitische en joodse cultuur, een gebied waar de mensen bovendien in bad gingen en zelfs hun tanden poetsten met urine.

Dit alles nam niet weg dat het christelijke gedachtegoed van Erasmus tot kort voor zijn dood in 1536 zeer goed paste in de denkbeelden van de christelijke gezagsdragers in Spanje, bij zoverre dat de vooraanstaande Spaanse filosoof José Luis Abellan de volgende schokkende zin formuleerde: “Erasmus was een Hollander, maar het erasmianisme is Spaans”.

KRUISTOCHTENMENTALITEIT

We kunnen de vernietiging van Rome in 1527, de “sacco di Roma”, de plundering van de stad en de gijzeling van de paus door de huurlingen van Karel V niet goed begrijpen, wanneer we niet beseffen hoezeer de denkbeelden van Erasmus aan de messianistische zendingsdrift van de Spanjaarden tegemoetkwamen. Om het bestaansrecht van zijn uitdijend christelijke wereldrijk te legitimeren, was Karel V niet bang om, net als de notoire ketter Luther, de paus af te doen als een wolf die ter bescherming van zijn aardse goederen zelfs christelijk bloed vergoten had.

Politiek? Zeer zeker, want dat Rome met Frankrijk heulde, zinde Spanje niet. Maar er was ook de roeping van het ridderdom, de hunkering naar het gevecht, die op het Iberisch schiereiland springlevend was gebleven. Karels grootvader, de Spaanse koning Ferdinand, was er ondanks zijn nuchterheid altijd van overtuigd geweest dat hij niet zou sterven voor hij Jeruzalem veroverd zou hebben, na Afrika en Amerika. Hoezeer de kruistochtenmentaliteit tot in Amerika werd uitgedragen, blijkt uit de geschriften van de conquista waarin de indianen vergeleken worden met de Moren en hun heiligdommen met moskeeën. Op een bepaald ogenblik is de bekeringsgeestdrift van de Spaanse franciscanen zo groot dat ze het plan opvatten om Mexico aan een nieuwe lichting missionarissen over te laten en zelf – voor het te laat is – de oversteek naar China te maken: “Daartoe verbleven ze zeven maanden aan de rand van de Stille Oceaan, wachtend op een schip vanuit de hemel. Het kwam niet.”

Van der Heijden noemt de “hoge toon” die door de Spanjaarden wordt aangeslagen typisch voor de “zwarte renaissance”: “Het is die toon die de Spaanse renaissance onderscheidt van haar Italiaanse variant, die naast individualisering en secularisatie ook de relativering in de wereld bracht.” Maar het gedroomde wereldrijk van de “goddelijke” Spaanse keizer, de laatste wereldmonarch, verwaaide ter plekke zodra bleek dat de christenheid definitief gespleten was. Het ridderlijke ideaal geraakte uit de mode. Illusie en ontgoocheling werden de grote thema’s van de Spaanse cultuur in de zeventiende eeuw. Ze zouden uiteindelijk meesterlijk belichaamd worden in de droevige figuur van een dolende ridder die zijn energie verspilt in een zinloze strijd.

Het was tijd voor Don Quichot.

Chris van der Heijden, “Zwarte renaissance – Spanje en de wereld 1492-1536”, Contact, Amsterdam/Antwerpen, 525 blz., 1380 fr.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content