Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Thomas Schüttes beelden stofferen het theater van de wereld. Ze zijn te gast in De Pont in Tilburg.

Niemand wil de echte dingen zien, de lijnen in het gezicht van de tijdgenoten. De echte dingen en de wezenlijke inhouden verdwijnen”, zegt de Duitse kunstenaar Thomas Schütte in een interview. Consequent neemt hij zich voor, opnieuw de echte dingen te laten zien. Mensen, bloemen, gebouwen, pleinen. Die behoren tot de wereld waartoe deze kunstenaar niet altijd wil behoren. Dan trekt hij zich terug in zijn bolwerk: studio, atelier, woonhuis. Maar alleen bezig zijn met zichzelf, interesseert hem niet. Schetsboek bij de hand, komt en gaat hij in en uit de wereld. Haar proberen te verbeteren, door haar te voeden met de energie van sterke mythes en een verruimd kunstbegrip, zoals Joseph Beuys ondernam, daar begint hij niet aan.

Thomas Schütte (44) was student aan de academie van Düsseldorf in de jaren zeventig toen Beuys daar een klas had. Hij bepaalde zijn positie tegenover diens uitgangspunten, maar volgde schilderkunst bij Gerhard Richter. Iets van diens titanisch absurde onderneming, àlles zonder onderscheid in zijn kunst te betrekken omdat niets zo uniek is dat het niet snel kan worden nagemaakt, is op zijn leerling overgegaan.

Schütte bekijkt de wereld graag als een schouwtoneel, en bouwt een repertoire uit dat de “echte dingen” in wisselende ensceneringen presenteert. Zijn zeer leesbare beelden brengen dus altijd hun eigen decor mee, hun context, alsof hij weinig fiducie heeft in het museum. Zijn Modell für ein Museum(1981), een “machine ter verwerking van aangeleverde goederen” is voorzien van een verbrandingsoven: “het museum vernietigt de kunst, de kunstenaar levert aan een enorme nep-instelling”, interpreteert Julian Heynen.

Tegelijk veroorlooft hij zich de vrijheid om de meest traditionele dingen te doen: hij schildert gelijkende portretten en bloemen. In zijn miniatuurwereldtheater zet hij architecturale modellen neer en poppen wier menselijke trekken hij ook in fotoseries vastlegt. Het perspectief is dat van Gulliver bij de lilliputters. Aankijkend tegen de Grosse Geister (’96) dan weer, beseft de held van Jonathan Swift dat hij in het land der Reuzen is aanbeland.

UNITED ENEMIES

Echte dingen? Niet dat ze kleiner of groter zijn dan normaal, maakt ze minder echt. Integendeel, hun afwijkende schaal schept een afstand die ons dwingt ons eigen perspectief te definiëren, ons tot die Vreemden te verhouden: wat scheidt en bindt. Niet het overdreven rauwe, primitieve of groteske uiterlijk van de in keramiek, klei of plasticine gemaakte venten verwijdert hen van ons. De pathetische expressie van een koppel aan elkaar gebonden United Enemies met hun holle ogen, lelijke tronies en stokken in plaats van benen, brengt de onmiddellijke connectie met de filosofische kern tot stand: wat is de mens? Goed of kwaad, schuldig of onschuldig? We projecteren maar raak.

Schütte maakte ze in 1992 in Rome, onder de indruk van de antieke koppen in de Musei Capitolini en van de stortvloed van politieke schandalen die over Italië losbrak. De kans is groot dat in België vandaag de “United Enemies” als de geketende vijanden van Rijkswacht & Justitie gelezen worden. Zoveel vertrouwde trekken in de figuren, zo verleidelijk dicht bij het ontsluieren van de waarheid. Maar het raadsel wil niet wijken.

Komend van de Whitechapel Art Gallery in Londen staat de tentoonstelling Schütte nu opgesteld in de grote hal en de kleine wolhokken van de Stichting De Pont in Tilburg, de voormalige textielfabriek. Twaalf “Grosse Geister” vormen het indrukwekkende onvangstcomité. Ondanks hun in glimmende aluminiumbanden opgetrokken lijven, hun deels agressieve, obscene of dreigende houdingen, hebben ze het verstarde en hulpeloze van wezens die door de wreedheid van het lot in de wereld gezet zijn om als abnormalen aan de kant te worden geschoven.

Buiten het asiel van de kunst is voor dat soort creaturen geen plaats. Hun metaforische waarde is twijfelachtig. Toch staan ze daar met het aplomb en de présence waarmee Auguste Rodin ooit zijn twaalf Bourgeois de Calais bedacht. Dat waren eenduidige beelden van de waardigheid, de fiere onafhankelijkheidszin en het vermogen tot lijden van de bewuste burger op weg naar de moderniteit. Dat de “Grosse Geister” evengoed hedendaagse iconen zijn, mag ons benauwen, het bewijst de ongebroken kracht van grote sculptuur om te spreken voor haar tijd.

Schütte kan ook universeel tijdloos spreken. Een getormenteerde kleikop die zeer aan Rodin doet denken, is die van Alain Colas, de Franse solozeiler die omkwam op zee, na een laatste boodschap, “Aan boord is alles oké”, te hebben verstuurd. Helemaal aan het andere eind van het sculpturale spectrum, enkele groepen nieuwe, fris gekleurde, gedeukte keramiekklompen op de grond: You are my star, You are my moon, You are my cloud, You are my sun. Ze laten zich dus omschrijven als maanstenen van de liefde, en overschrijden voor een keer de onmacht van de taal om het wezen van beeldende kunst uit te drukken. Dat wezen, dat te maken heeft met “wat er tussen lichaam en geest, ruimte en licht gebeurt”.

De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg. Tot 21.6, elke dag behalve op maandag open van 11 tot 17 u.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content