Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Bijna zat een Waalse familie op de Belgische troon.

Vooraf deze geruststelling : de Coburgs hebben met België het beste voor. Hun belangstelling, ja medeleven voor het lot van hun onderdanen is zonder meer oprecht, soms zelfs verbijsterend. Onlangs nog kregen krantenlezers rapporten onder ogen van enthousiaste verslaggevers die, tijdens een tête-à-tête met hem, de belangstellingen alsook de parate kennis van troonopvolger Filip hadden afgetast. Zo weten we nu dat die belangstelling en kennis van de kroonprins best opweegt tegen die van zijn zuster, prinses Astrid. Om van prins Laurent nog maar te zwijgen. Hem wacht ongetwijfeld, en dit naar aanleiding van zijn jongste geschrift De hond als gids, in de kunst en in de stad, een eredoctoraat van het cynologisch instituut van Veeweyde.

Op de vooravond van de nationale feestdag, deze aandoenlijke anecdote, onlangs meegegeven door de Brusselse zondagskrant Dimanche Matin de zoveelste blijk van de opmerkelijke bezorgdheid van prinses Astrid voor haar onderdanen, in dit geval een niet nader omschreven minister van Sociale Zaken. Tijdens een wetenschappelijk colloquium immers wilde de prinses van de minister vernemen of het, alvorens de ministeriële functie op te nemen, echt nodig was de volledige lijst van de beschikbare geneesmiddelen uit het hoofd te leren. De minister, die de prinses geenszins wilde ontgoochelen, beaamde dat volmondig en staat sedertdien ten paleize genoteerd als een held van het koninkrijk en de farmaceutische industrie.

Dimanche Matin maande de prinses aan bij een volgende ontmoeting het geheugen van de minister van Financiën te toetsen in verband met de nummers van alle beschikbare bankbiljetten. Al was het maar om eens na te gaan of het regeringslid à la hauteur is van het in hem gestelde vertrouwen.

En zeggen dat wij zoveel bezorgdheid en genegenheid bijna moesten ontberen het geluk schuilt soms in een klein hoekje. Het scheelde immers niet veel of de Belgen werden niet geregeerd door de goedgunstige Duitse Coburgs maar door een Waalse familie afkomstig uit het Henegouwse Beloeil.

EEN NIEUWE KONING vinden voor het pas onafhankelijk geworden België was geen kleinigheid. Zowat alle aangezochte kandidaten, onder wie de hertog van Leuchtenberg, de hertog van Nemours, hadden geweigerd of waren op het veto van de Europese grootmachten gestoten. Daarop keken de bevrijders van het Belgische vaderland rond in eigen contreien. Sommigen hadden al gedacht aan Frederik de Mérode, maar die was in de schermutselingen met de Hollanders gesneuveld. Daarop kwamen Joseph Lebeau, Dieudonné Duval de Beaulieu en Jean-Baptiste Nothomb, twee liberalen en een katholiek, op de proppen met de naam van Eugène prins de Ligne.

Geen toeval. Eugène de Ligne had zich tijdens de Belgische Omwenteling afzijdig gehouden. Toch had hij meteen na de eerste opstoot in Brussel, in augustus 1830, in Vilvoorde bemiddeld bij de Hollandse kroonprins Willem van Oranje. Die wilde Brussel binnentrekken en de opstand neerslaan. Ligne wou evenwel bekomen dat de prins samen met zijn stafchefs, maar zonder zijn troepen, Brussel zou binnenrijden. Wat zou neerkomen op een gebaar van verzoening. Die tussenkomst berokkende zijn Belgische faam zeker geen schade. Omwille van zijn optreden in Vilvoorde had de fanfare van Ath hem in Beloeil een aubade gebracht.

Eugène was ook de zoon van Louis de Ligne, die zich tijdens de Brabantse revolutie in goede zin want aan de zijde van de progressieve vonckisten had laten opmerken. Maar bovenal was hij de kleinzoon van de beroemde veldmaarschalk Charles-Joseph de Ligne, een icoon van de 18de eeuw, een vertrouweling van keizerin Maria-Theresia, van tsarina Catharina de Grote, de vriend en correspondent van Voltaire en van Jean-Jacques Rousseau, de evenknie en laatste toeverlaat van Giacomo Casanova.

De Lignes behoorden tot de oudste en best vertakte adel van Europa. Het was duidelijk dat geen van de andere grote plaatselijke families zich tegen een Ligne op de Belgische troon zou verzetten.

IN FEBRUARI 1831 liet Joseph Lebeau in het Congres alvast een decreet stemmen over de aanstelling van een luitenant-generaal van het koninkrijk die als staatshoofd zou fungeren, in afwachting dat een koning werd verkozen. De naam van de luitenant-generaal werd evenwel niet ingevuld. De drie initiatiefnemers trokken daarop naar Beloeil om Eugène de Ligne over de kwestie van de Belgische kroon te spreken. Zij hadden een brief bij zich van een oude schoolmaat van de prins, van burggraaf Charles Vilain XIIII, die Ligne ervan moest overtuigen tenminste naar het voorstel van zijn bezoekers te luisteren.

Ligne zat evenwel met de zaak verveeld. Hij was zopas als kamerheer van de Oostenrijkse keizer aangesteld. Daarom had hij zich afzijdig gehouden tijdens de Omwenteling. Het paste dus zeker niet dat hij de functie van luitenant-generaal zou opnemen, vooraleer zijn soeverein, de Oostenrijkse keizer, om toestemming te vragen. De bezoekers drongen aan. Eugène de Ligne aarzelde, wou behalve de keizer ook de andere grote mogendheden raadplegen. Finaal besloot zijn (francofiele) vrouw, Marie de Conflans, het gesprek. Volgens haar was er geen sprake van dat haar man daar en dan op het aanbod zou ingaan.

Een tiental dagen na het aanzoek van Lebeau, Nothomb en Duval reisden Eugène de Ligne en zijn vrouw richting Oostenrijk. Op 24 februari 1831 benoemde het Congres Erasmus Surlet de Chokier tot regent. Een veredelde schapenkweker, voorzitter van de vereniging voor de rasverbetering van de merinosschapen en burgemeester van het Limburgse Gingelom. Een farce. Deze vrijgezel, die in werkelijkheid Thonnar heette en die zijn baronstitel en de naam Surlet de Chokier tijdens het Hollandse regime had gekocht, was immers een notoir voorstander van de aanhechting van België bij Frankrijk. Surlet zou regent blijven tot 21 juli 1831, tot de komst van Leopold I. Daarna trok hij zich in Gingelom terug, temidden van zijn merinos, maar niet vooraleer door het Congres van een vorstelijk jaargeld van 20.000 frank te zijn voorzien.

EUGENE DE LIGNE van zijn kant zou het jonge Belgische bewind en zeker Leopold I op een ruime afstand houden. Tot april 1834. Toen was Brussel bijzonder rumoerig. Aanleiding was de verkoop van de stoeterij van de Hollandse koning in Tervuren, die door het Belgische regime onder sequester was geplaatst. De overheid wou niet langer de onderhoudskosten dragen en besloot de hele winkel, met paarden en al, te verkopen. Enkele Brusselse kranten beweerden dat ook het paard dat de heldhaftige kroonprins Willem tijdens de slag van Waterloo had bereden, een strijdros zoals er geen meer werden gekweekt, dreigde verkocht te worden aan een lokale kolenboer. Het viel sterk te betwijfelen of het dier negentien jaar na de slag nog in leven was, maar het verhaal had het verhoopte effect op de traanklieren van de laatste getrouwen van Willem van Oranje. Plots verscheen in de pers een lijst met intekenaars die geld inbrachten om de stoeterij te kopen en daarna de paarden aan de Hollandse koning over te dragen. Op die lijst prijkten alle adellijke telgen, onder wie Eugène de Ligne allemaal families die een parvenu van het ergste soort als Leopold van Saksen Coburg nooit hadden aanvaard.

Wie de lijst met intekenaars in de pers had gelekt, werd nooit achterhaald. Sommigen beweerden dat orangisten achter het manoeuvre zaten. Anderen hielden dan weer vol dat de publicatie het werk was van provocateurs betaald door wie ? die de laatste orangisten vanachter het behang wilden jagen.

Hoe dan ook, de publicatie van de lijst met orangisten stemde het Brusselse gepeupel bijzonder opstandig. Er werden strafexpiditeis opgezet tegen de stadsverblijven van de orangisten. Huisraad vloog door de ramen. Er werd geplunderd. De politie en burgerwachten keken toe en lieten begaan. Tijdens het gewoel, dat enkele dagen aansleepte, viel slechts één zwaar gewonde, ene Benjamin Francq, een slotenmaker. Hij kreeg een tafel op zijn hoofd. Toen de demonstranten ook het huis van de Lignes bestormden, kwam als bij toeval koning Leopold te paard aangereden. In zijn eentje verjoeg hij de meute die net ten huize Ligne voor zo’n 60.000 frank goudfranken schade had aangericht.

Na de opstoot hadden de Lignes het land verlaten, opnieuw richting Wenen. Daar werd evenwel een eerste contact gelegd tussen Eugène de Ligne en een ambassadeur van koning Leopold. Als gevolg van dit overleg zou Ligne in 1837 naar Londen uitgestuurd worden voor de kroning van koningin Victoria. Het was de eerste van een reeks missies die Ligne voor de Belgische kroon zou vervullen. Tussendoor liet hij zich verkiezen als liberaal senator voor Ath. Hij zou de hoge vergadering ook voorzitten van 1852 tot 1879. Toen brak hij met de liberalen, die aan een grote krachtmeting met het katholieke blok waren begonnen. Bij zijn afscheid zei Ligne tot de liberalen, die komaf wilden maken met de greep van de kerk op het onderwijs : ?De religie in het onderwijs is de beste rem op de kwaadaardige passies van de mens. Als de massa door niets anders meer wordt afgeschrikt dan door de politie, de Correctionele Rechtbank of het Hof van Assisen zal de misdaad hand over hand toenemen.?

Aan die woorden herinnerden de katholieken zeven jaar later met plezier, na de bloedige arbeidersopstanden in Luik en Charleroi. Opstanden die mee werden aangewakkerd door de republikeinse socialist Alfred Defuisseaux, auteur van de beruchte Catéchisme du peuple. Defuisseaux groeide op in Baudour, in de schaduw van het riante jachtkasteel van prins Eugène de Ligne.

Rik Van Cauwelaert

J.-L. De Paepe & C. Raindorf-Gérard, Le parlement belge, 1831-1894, données biographiques, Bruxelles, Académie Royale de Belgique, 645 blz. 2.500 fr.

Koning Eugène I van België.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content