Geen andere gemeenschap in de samenleving is zo hecht gestructureerd als de Joodse. Welke banden bestaan er tussen Joden? Wanneer noemt iemand zichzelf Joods? DOOR INGRID VAN DAELE/foto’s filip naudts

Als we Pinkas Kornfeld op een dinsdagochtend ontmoeten in zijn kantoortje achter het Centraal Station in Antwerpen, weet hij niet wat eerst te vertellen. De klok aan de muur wijst iets over achten aan, en hij heeft er al een afspraak op zitten. Kornfeld is een van de bekendste publieke figuren van de Joodse orthodoxe gemeenschap in Antwerpen. Als voorzitter leidt hij de orthodoxe gemeente Machsike Hadass en hij is ondervoorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België. Hij is ook de bezieler van Aguda, een groep vrijwilligers die in zijn gemeente godsdienstlessen geeft op de sabbat. ‘Ik ben heel vroom’, lacht hij. ‘Nee, dat maakt me nog niet tot een taliban.’ Overtuigd voegt hij eraan toe: ‘Joden gebruiken geen geweld.’

Kornfeld geniet veel aanzien in zijn gemeenschap. Zelfs in het buitenland is hij bekend, want hij treedt op als adviseur van de Israëlitische eroevs. Hij is ook de voorzitter van de eroev van Antwerpen. ‘De eroev is een symbolische omheining rond de stad’, zegt Kornfeld. ‘Het is een allegorische muur die het voor de orthodoxe Joden mogelijk maakt om op de sabbat voorwerpen te dragen en te tillen binnen de stad.’ De Sjoelchan Aroech, een verzameling religieuze regels, schrijft voor dat dragen op de sabbat enkel geoorloofd is binnen vier muren – in een huis of een gebouw. Doordat Antwerpen een eroev heeft, kan op de sabbat ook binnen de stad worden gedragen. De stad is omzoomd door de Schelde in het westen, de dokken in het noorden, de spoorweg van Nederland naar België in het oosten en de verhoogde spoorwegberm in het zuiden. Orthodoxe Joden brachten op 39 verschillende locaties een bedrading aan, ‘om de eroev waterdicht te maken’. Zonder die omheining kunnen Joden op de sabbat hun woning niet verlaten. Voor moeders die hun baby’s nog op de arm moeten dragen, is de eroev een zegen, klinkt het.

Op het Antwerpse stadhuis wordt weleens de wenkbrauwen gefronst over de eroev. Als een storm weer eens een gat in de omheining heeft geslagen bijvoorbeeld. ‘We kunnen rekenen op de steun van de politie om de omheining te herstellen’, zegt Kornfeld. Zonder de medewerking van de stad Antwerpen, de haven, de elektriciteitsmaatschappijen, de NMBS en het ministerie van Openbare Werken was de eroev er nooit gekomen. Toen in 1971 de Muur niet meer aaneensloot omdat Antwerpen zijn wegennet had omgevormd, klopte Kornfeld bij die instanties aan om hun fiat te krijgen voor de herstelling. Hij verkreeg die goedkeuring. De Israëlitische gemeente Machsike Hadass kon daarna nieuwe omheiningen plaatsen. Enkele Antwerpenaren gaven zelfs toestemming om op hun privé-eigendommen palen in te slaan.

De Antwerpse eroev bestaat al sinds 1902, en het is de oudste ter wereld. Ooit waren er meerdere eroevs in Europa: in Rotterdam, Den Haag en Metz. In Londen werd er vijf jaar geleden nog een gebouwd, maar dat leidde tot veel protest. Vorige maand nog kreeg ook Amsterdam een nieuwe eroev, maar die is ‘onvoldoende dicht en zal niet door iedereen kunnen worden gebruikt’. Een eroev moet immers aan veel voorwaarden voldoen. Zo mag het aantal inwoners en pendelaars binnen de omheining de 600.000 niet overschrijden. Anders valt het hele opzet in het niet. Brussel heeft geen eroev. Voor sommige orthodoxe families is dat een reden om naar Antwerpen te verhuizen.

STRENGE REGELS

De eroev is slechts een van de 613 voorschriften die de religieuze Joden moeten naleven – te veel om op te sommen. ‘Een voorbeeld’, zegt Kornfeld die achteloos bladert in het goudkleurige almanakje van zijn gemeente. ‘Het Schatnes Laboratorium van Machsike Hadass. Dat ontleedt de stof voor onze kleding. Die mag geen linnen en wol tegelijk bevatten.’ Verder zijn er ook de spijswetten, het kasjroet. ‘Orthodoxe Joden zullen nooit vlees en melk tegelijk eten.’ Sommige Joodse restaurants hebben daarom twee strikt gescheiden keukens. De ingrediënten komen van slagers die onder toezicht van het rabbinaat staan. Of uit bepaalde voedingsbedrijven waar rabbijnen onaangekondigd kunnen binnenvallen, om te controleren of de etenswaren er volgens de koosjere criteria worden bereid.

Op de sabbat gelden nog strengere regels. Radio, televisie en computers mogen niet aanstaan, de telefoon mag niet worden beantwoord. Deurbellen mogen niet worden ingedrukt, liftknopjes niet worden bediend. Een elektrisch circuit tot stand brengen is streng verboden: daardoor ontstaat verandering in een toestand van rust. En dat mag niet gebeuren. Dat impliceert dat Joden ook geen lichtschakelaars mogen bedienen. Sommige Joodse gezinnen redden zich met een timer.

Orthodoxe Joden hebben niet alleen hun eigen regels. Ze hebben ook hun eigen rechtbanken om geschillen over die regels op te lossen: de Beth Din, een soort van arbitragecommissie waar de partijen in aanwezigheid van drie rabbijnen hun geschillen in der minne kunnen schikken. Een typisch geschil in de Joodse gemeenschap gaat over het voorkooprecht van de rechtstreekse buren bij de verkoop van een huis. ‘Stel dat een zekere Goldstein een bod doet op het huis dat zijn buurman Janssens te koop aanbiedt. Maar een derde persoon, Zimmerman, biedt meer en Janssens stemt toe. Dan kan Goldstein Zimmerman voor de Beth Din dagen’, zegt Kornfeld. ‘Volgens de Joodse regels heeft de rechtstreekse buurman, Goldstein, het voorkooprecht op die woning. Als Goldstein dat wil, kan hij het huis tegen minstens dezelfde prijs als Zimmerman kopen. Doorgaans komen de twee partijen in een geschil tot een compromis, maar er zijn partijen die toch nog naar de rechtbank stappen.’

De religieuze Joden hebben ten slotte ook hun eigen Israëlitische gemeenten. Die hebben een voorzitter, een beheerraad en een secretariaat. De bewoners zijn leden die jaarlijks een contributie betalen, een soort gemeentebelasting. De Antwerpse gemeente Machsike Hadass bijvoorbeeld telt 1350 aangesloten gezinnen. ‘De contributie varieert van 40 tot 700 euro, afhankelijk van de financiële draagkracht van een gezin. De gemeente organiseert in ruil daarvoor huwelijken, rituele baden en ze ziet toe op de slachtingen volgens de ritus’, aldus Kornfeld.

seculiere joden

De talloze Joodse rites en gebruiken vormen een weefsel dat de religieuze Joodse gemeenschap verbindt. Maar ook de minder religieuze en seculiere Joden zijn actief in het Joodse gemeenschapsleven. Sacha H. is zeventien en monitor van Hanoar, een Brusselse Joodse jeugdbeweging, die ook een afdeling heeft in Antwerpen. ‘Ik heb de Joodse cultuur leren kennen bij Hanoar’, zegt hij. ‘Anders dan veel andere kinderen in mijn jeugdbeweging ga ik niet naar een Joodse school. Iedereen bij ons heeft een band met het Jodendom, via zijn vader, zijn moeder of allebei, maar niet iedereen heeft dezelfde Joodse culturele achtergrond.’

Voor zijn opleiding tot monitor was Sacha zes weken in Israël. Hij was er op bezoek bij Kadima, de partij van Ariel Sharon, waarmee Hanoar banden heeft. ‘Het land maakte op sommigen van mijn vrienden zo’n diepe indruk, dat ze van plan zijn om er te gaan wonen. Het verblijf creëerde een speciale band.’

‘Kinderen leren bij Hanoar een eigen mening te vormen’, zegt Joel Rubinfeld, de nieuwe voorzitter van de koepelorganisatie van Franstalige Joodse verenigingen, het Comité de Coordination des Organisations Juives de Belgique (CCOJB). Ook zijn dochtertje is lid van Hanoar. ‘Aparte Joodse jeugdbewegingen en scholen voor Joodse kinderen kan ik alleen maar toejuichen. De kinderen voelen zich er veilig, en ze hoeven niet telkens weer het psychologische antisemitisme te ondergaan zoals wij dat vroeger hebben gekend. Mijn grootvader kwam om in de gaskamers, en op het atheneum noemden ze me “Rubingaz” in plaats van Rubinfeld. Als enige Jood in de klas was dat bijzonder pijnlijk.’

VOETBAL VOOR IEDEREEN

De meeste Joodse organisaties en verenigingen in België richten zich uitsluitend tot hun eigen gemeenschap. Een uitzondering is Maccabi, de Joodse basketbal- en voetbalploeg, waarbij ook Afrikaanse spelers zijn aangesloten. ‘Om de doelpunten te maken’, lacht een van de trainers. Elke week begeleidt hij spelertjes van verschillende leeftijdsgroepen, sommigen met en sommigen zonder keppeltje.

Maar de belangrijkste uitzondering is het Brusselse Centre Communautaire Laïc Juif (CCLJ), dat vroeger werd geleid door David Susskind en waarvan diens dochter Michèle Szwarcburt vandaag de voorzitter is. De vereniging heeft een grote aanhang in de hoofdstad, vooral van seculiere Joden. Regards, het ledenblad van het CCLJ, telt 10.000 lezers. ‘Het centrum werd opgericht door een groepje linkse Joden, die het slachtoffer waren geworden van de Shoah’, zegt Szwarcburt. ‘Na de oorlog kwamen ze terug naar België, waar ze in het achterzaaltje van het Brusselse café Le Laboureur hun idealen ontvouwden. “Nooit meer!” was de leus die ze hanteerden. Ze wilden er alles aan doen om een herhaling van de geschiedenis te voorkomen.’

Het CCLJ stelt zich vandaag ook open voor niet-Joden. ‘Door het toenemende antisemitisme sinds de Tweede Intifada in 2000 proberen we sinds enkele jaren een dialoog tussen de twee gemeenschappen op gang te brengen. We laten leerlingen van de secundaire scholen hun mening geven over de genociden die in de geschiedenis hebben plaatsgevonden: niet alleen de Shoah, maar ook de Armeense en de Rwandese volkenmoord. Zo willen we duidelijk maken dat we openstaan voor de gevoeligheden van iedereen: Joden en niet-Joden, gelovigen en niet-gelovigen.’

Het centrum wil de assimilatie van de Joden daarmee zeker niet in de hand werken. ‘Integendeel, we zouden het erg betreuren als de Joodse cultuur verloren zou gaan. We willen het Jodendom doorgeven, precies omdat het zo rijk is aan waarden en tradities. Trouwens, ook wij vieren de Joodse feesten, maar buiten de synagoge en op een seculiere manier.’

Hoe groot is het gevaar voor assimilatie in de maatschappij vandaag? Voor sommigen is het reëel. ‘Steeds meer Joden verliezen het contact met hun gemeenschap en assimileren zich. Gemengde huwelijken komen vrij vaak voor. Exacte cijfers voor België zijn er niet. Maar in heel West-Europa zou 30 tot 70 procent van de Joden een gemengd huwelijk aangaan. In Denemarken is dat meer dan 70 procent. Veel Joden herkennen zich blijkbaar niet meer in het georganiseerde Joodse leven van vandaag. Andere hebben er sinds de oorlog moeite mee om zich als Jood te uiten, omdat ze zich onveilig voelen’, zegt professor Jean-Philippe Schreiber van het Centre interdisciplinaire d’Etudes des Religions et de la Laïcité.

De vraag is natuurlijk wat het precies betekent om Jood te zijn. In de ogen van de religieuze Joden, en vooral van de orthodoxe Joden, wordt het Jodendom doorgegeven via de moeder. Voor sommigen is het Jodendom iets wat door ‘de ander’ wordt bepaald. ‘ L’antisémite fait le juif‘, schreef de Franse filosoof Jean-Paul Sartre. ‘Het gewicht van de blik van de ander maakt iemand tot wie hij is. Daar kan ik me gedeeltelijk in herkennen’, zegt Joel Rubinfeld.

‘Jood-zijn is een traditie’, vindt Pinkas Kornfeld. ‘Het Jodendom is geen ras, want iemand kan ook Jood worden door zich te bekeren. Joden kun je ook bezwaarlijk een volk noemen, want ze leven verspreid over de hele wereld. Het Jodendom is ook niet alleen maar een religie, want ook niet-religieuze Joden zijn Joden. We zijn het alle drie samen. Zowel een ras, een volk en een godsdienst.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content