De gratie van Leon Kossoffs verfmassa’s.

Weinig schilders hebben zo in de verf geploeterd als Leon Kossoff. In centimeters dikke lagen, met borstelstreken door een zuchtende cycloop op het doek getild. De verf bezwijkt onder zijn eigen gewicht en glijdt in een web van gelen over de puistige verfkorst.

En toch, met dat boetserend schilderen maakt Kossoff sinds de jaren veertig figuratieve schilderkunst : naakten en portretten, interieurs en stadsgezichten, menigten in metrostations en zwembaden, kantelende kerken en eindeloze observaties van licht en weersomstandigheden. Men zou denken dat zijn extreme accentuering van de materie hem tot abstract expressionisme veroordeelt, maar hij gebruikt die zware materialiteit om erg subtiele dingen te laten zien.

Aan die extreme zwaarte geeft hij langzaam een almaar grotere lichtheid. Het aanvankelijke zwart-palet kleurt lichtjes op ; de verf die met halve liters ineens op het doek werden aangebracht, is ietsje meer verdund ; de penselen zijn niet langer schoonmaakborstels, maar nog altijd een centimeter dik. Minder grof, maar nooit subtiel. En toch, wie naar het werk kijkt, observeert met een glimlach hoe Kossoff gestaag maar steeds triomfantelijker zijn ruwheid een merkwaardige gratie en lichtheid ontlokt.

Met charmante onhandigheid onderneemt hij groteske pogingen om aan het massieve pigment zoveel nuances te ontlokken. Kossoff behoort tot de generatie van Lucian Freud en Francis Bacon die wel eens als de naoorlogse Londense school worden aangeduid. Allemaal schilders die naar het motief werken en voor wie het figuratieve het probleem bij uitstek is van de beeldkunst. Wie naoorlogs zegt, denkt aan een emotioneel klimaat : somber, pathetisch, de honger om naar iets fundamenteels terug te keren. Niet het fundamentele van het constructivistische interbellum, maar een materialistischer, emotioneler oergrond : geen platonische uitzuivering tot vormen en ideeën, maar een materialistische symbiose van de wereld en het gevoel. Giacometti was het baken. Het is prachtig om te zien hoe Kossoff zich aan de neerwaartse spiraal van de na-oorlog onttrekt.

Een Chagalliaanse gevoeligheid voor de pittoreske, sprookjesachtige community. Zijn zwembadbeelden uit het begin van de jaren zeventig zijn daarin belangrijk. Een ander element is het Britse gevoel voor weersomstandigheden en de noodzaak die empirisch vast te stellen : ook voor Kossoff zijn er geen standaardoplossingen. Maar wie goed observeert, krijgt voor ieder ?geval? een oplossing. Kossoff wordt dus nooit de filosofische schilder van het algemene zoals Giacometti. Vandaar die langzame sensatie van een bevrijding : het luchtig, blij en elegant worden.

Dirk Lauwaert

?Leon Kossoff?, Tate Gallery, tot 1/9.

Leon Kossoff, The Flower Stall Embankment Station, 1994 : Chagalliaanse gevoeligheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content