Zelden heeft een tentoonstelling in België zoveel vragen opengelaten als de kleine presentatie, twee jaar geleden, van het werk van Willy Kessels bij de Vereniging voor Tentoonstellingen in het Brusselse PSK. Kessels was een van de markantste fotografen van de jaren dertig in dit land. Geen heraut van het modernisme maar een vakkundig vertaler van modernistische principes: sterk geprononceerde lichtcontrasten, ongewone perspectieven, aandacht voor geometrische vlak- en volumeverdeling. Hij had een voorkeur voor architecturale en sociale onderwerpen, voor portretten ook. Zijn talent als modern ontwerper bleek uit zijn knap gemonteerde reclamefoto’s. Faam verwierf hij door zijn reportagefoto’s op de filmset van Misère au Borinage, maar schande werd zijn deel toen hij door zijn vriendschap met Verdinaso-leider Joris Van Severen in het vaarwater van de collaboratie terechtkwam. In zijn late jaren verlegde hij zijn focus naar het platteland, waar hij land en bewoners van de Scheldestreek fotografeerde.
Het concept en de catalogus van de tentoonstelling in Brussel bezorgde de Britse kunstenaar Craigie Horsfield, bijgestaan door criticus Dirk Lauwaert. Hun aanzet om het oeuvre van Kessels – zowel in de mise-en-scène als in de catalogus – te centreren rond thema’s als herinnering en verdringing, verantwoordelijkheid en collaboratie, heden en verleden, liep uit op een zeer persoonlijk gekleurde benadering. Daar betalen ze vandaag de rekening voor. In de recente publicatie Réponses (Editions du Souffle, Albert Giraudlaan 47, 1030 Brussel) trommelde Marianne Van Leeuw zes auteurs op, die alle aspecten van het Kesselproject op de korel nemen in grondig beargumenteerde, kritische opstellen.
Helaas stuurt de ondertoon van de meeste artikelen aan op een politiek proces tegen Craigie Horsfield, niet op een integer debat. Diens antimodernisme, genealogische geschiedsopvatting of ontwortelingsfilosofie over de hekel halen (Jacques Vogel, Anne Pontegnie, André Dartevelle) is één ding, hem daarom als pre- of protofascist aan de schandpaal nagelen, iets geheel anders.
Ook Lauwaert moet het ontgelden. In hun uitstekend gedocumenteerd stuk Less Research is more exhibition bestaan Jacques Lust en Philippe Van Meerbeeck het om Lauwaert in een voetnoot verdacht te maken vanwege de actieve collaboratie van zijn vader. Alleen Rudi Laermans reserveert zijn ‘ressentiment’ geheel voor het project zelf. Zijn conclusie is dan ook pertinent: ‘de tentoonstelling is uitgelopen op een geschiedenis-spektakel, een historiografie-mise-en- scène van een geïsoleerd geval, waarbij het genot van de morele verontwaardiging verkozen is boven het minder vermakelijke werk van de reflectie.’
Jan Braet