Het Gentse SMAK heeft voor de zomer een partij erg cool ogende schilderijen van Bernard Frize binnengehaald.

Alsof de schilderijen zichzelf gemaakt hebben, volgens wetten die kleuren, borstels, acrylverf, hars en doek eigen zijn. En de kunstenaar alleen processen in gang gezet heeft die dan door de media zelf overgenomen en tot voltooiing gebracht zijn. Alleszins is het niet duidelijk aan de werken van Bernard Frize te zien, dat hun maker er persoonlijk de hand in heeft gehad. Nu is dat wel vaker het geval, wanneer het om abstracte kunst gaat. De rode, gele, blauwe vlakken die Mondriaan afwoog tegen een raster van zwarte lijnen en een witte grond, benaderen een ideaal van pure vergeestelijking. Als een objectieve waarheid verheft het schilderij zich boven alle subjectieve ingrepen van hun maker. Dat is een piekmoment van het modernisme.

Langs menigvuldige wegen zet die lijn zich verder, tot zeg maar in de late jaren zestig, wanneer ze in het oeuvre van de Amerikaanse minimal art schilder en sculpteur Frank Stella op het kruispunt van modernisme en postmodernisme aanbelandt: het geometrisch opgebouwde, abstracte schilderij is geen afspiegeling meer van een diepere werkelijkheid, het representeert enkel nog zichzelf. In Stella’s metal-relief schilderijen bijvoorbeeld, is dat toch behoorlijk wat. ‘Hier, zoals in Disneyworld, Las Vegas of het shopping centrum, is alles erop gericht om te verlokken, te verleiden en te verbazen’, zo beschreef Peter Halley ze. ‘De briljante, complexe kleur dient geen enkel ander doel dan om het kleureffect te installeren. Net zo dient de compositie alleen om de ideeën van beweging en attractie te installeren. De werken als een geheel worden een hyper-reële, neutrale simulatie van het schilderen.’

Als het werk al referenties oproept, dan komen die uit de wereld van de schijn, het simulacre. De Fransen hebben de filosoof bij uitstek van dit postmodernistische ‘simulacre’ in huis, in de persoon van Jean Baudrillard. Hij is de perfecte link van Mondriaan en Stella naar de schilderijen van Bernard Frize. ‘Hier komt de tijd van de grote Cultuur van de tactiele communicatie, onder de technico-lumineuze cinematische ruimte van het totale spatio dynamische theater’, om de ietwat hoogdravend formulerende Baudrillard even letterlijk te citeren. Wie zich op de speciale Frize-golflengte wil instellen, vindt wellicht geen betere spirituele bronnen dan deze.

UITNODIGING TOT DE DANS

Het is het Gentse SMAK dat voor de zomer een partij erg cool ogende schilderijen van Bernard Frize binnengehaald heeft. Met hun smedige oppervlakken, opwindende kleurschakeringen en lekker simpel-abstracte motieven zouden ze in de smaak moeten vallen van de bourgeois die zijn obligate portie moderne kunst toch het allerliefst met een zo decoratief mogelijk sausje geserveerd krijgt. Het merk Frize is misschien net wat de halfzachte kunstliefhebber, die bij Raoul de Keyser, Günther Förg of Gerhard Richter terugdeinst voor een overmaat aan strengheid en ernst, over de brug helpt. Het is kunst uiteindelijk niet verboden om er mooi uit te zien, zelfs al schijnt ze niet zo veel te betekenen.

Voor onze bourgeois is het zelfs een goede zaak, niet te zwaar te hoeven tillen aan zaken van betekenis, zodat de geruststellende oppervlakkigheid waarmee hij normaal over kunst heen schaatst, hem geen parten begint te spelen. Hoe komt het nu dat de schilderijen van Frize, hoezeer ook voorzien van het vermogen om het oog te behagen en de hersenen te sparen, niet bepaald tot de favoriete kunst van de bourgeois behoort? Wellicht omdat er bij nader inzien van alles mee aan de hand is wat niet strookt met de verwachting van toch een minimum aan boodschap, ze moge dan abstract zijn, die de subjectieve uitdrukking van een specifiek kunstenaarstemperament zou zijn. Baudrillards simulacre blijft dan als een graat in burgermans keel steken.

Wat gebeurt er met het schilderij als de maker zich tot doel gesteld heeft, elk spoor van een persoonlijk gebaar na te laten en zich te concentreren op het sturen van processen die voor een goed deel van het toeval afhankelijk zijn? De schilderijen van Bernard Frize brengen het er goed af: in de veelzijdige verwevenheid van de kleuren en de vlakken zit een logisch systeem, een ritme en een vaart die – geholpen door de zijige glans van het beeldoppervlak – heus wel consistente beelden oplevert. En er zit bovendien, sinds de man begon te schilderen, een avontuurlijk, experimenteel aspect aan vast dat onmiddellijke, vruchtbare visuele resultaten afwerpt.

Het begon toen Frize op het idee kwam om zijn verfpotten open te laten staan, zodat de verf opdroogde en hij aansluitend de ronde velletjes afroomde om ze rechtstreeks op of naast elkaar op doek aan te brengen. Het ging op een alleraardigste manier verder toen de kunstenaar mallen met figuratieve vormen over het doek uitrolde, of brede borstels, geladen met verschillende verf, automatisch over het doek heen liet schuiven. Het mooiste kwam toen hij een bepaald abstract patroon op doek tekende, en daarop verschillende helpers, elk gewapend met een penseel dat in een andere kleur gedoopt was, gelijktijdig langs de getekende contourlijnen liet schilderen. Dat ging lekker glad, omdat Frize al zijn doeken vooraf met hars instreek.

In handen van elke kladschilder moet zo’n gedurfde manier van werken gegarandeerd tot catastrofes leiden, maar bij Bernard Frize lukte het vaak genoeg om perfect uitgebalanceerde composities met veel schwung en symfonische kleureffecten te verkrijgen. Daaruit blijkt een groot vakmanschap, maar nog niet noodzakelijk grote kunst. De clou van de voor de SMAK-tentoonstelling geselecteerde werken zit in de raadselachtige passages die tot lang, intens en beweeglijk oogcontact met het dynamisch-veelzijdige beeldoppervlak verleiden. Het enigma waar Bernard Frize – intuïtief of doelbewust – naartoe werkt, zit op het kruispunt waar de basisvorm voor het schilderij, de gekozen kleurbanen, de bewegingen van de verf en de huid van het schilderij op elkaar reageren en een bepaald autonoom gebeuren verwekken. Dit is op de sterkst mogelijke manier actief binnen de schijn-werkelijkheid van het schilderij, zo sterk dat het lijkt te schreeuwen naar het verwerven van betekenis op het gebied van de grote bestaansvragen achter de levende werkelijkheid van de mens, het leven en de kosmos.

EEN AVONTUURLIJKE STAP

In elk geval forceren Frizes abstracte figuren een opening in of achter de dingen. Daarlangs willen ze hun op en top virtuele verschijnings- en communicatievorm kwijtraken om via de weg van de tactiele communicatie door te dringen tot het domein van de natuurlijke fenomenen. Een feitelijke onmogelijkheid, maar een erg plausibel streven en een nieuwe, avontuurlijke stap in de schilderkunst.

Zonder zijn schilderijen tot series in de strikte zin uit te werken, pikt Frize doorgaans een eenmaal uitgewerkt formeel concept later opnieuw op, zodat er ten slotte kleinere of grotere groepen homologe werken voorliggen. De ordening die aldus ontstaat, en die het stramien levert waarop de tentoonstelling in het SMAK is opgebouwd, doet denken aan een picturale rapsodie. Zich verlatend op het controleren van het toeval, kan het gebeuren dat Bernard Frize in sommige werken tot resultaten komt die de beperking van de menselijke verbeelding overstijgen. In Apollonia zijn drie rijen cirkels of veeleer bollen werkzaam, elk gevuld met vloeibare kleur die de naburige bollen raakt, er zachtjes tegenaan klotsend en er soms hun kleur in overgietend. Conducteur F lijkt opgebouwd uit een aantal ineenschuivende boeken met kleurrijke, openwaaierende bladranden waarachter een verblindend witte spleet oplicht als een teken uit de vierde dimensie. Alles glanst, alles is in beweging, zou het de suggestie van de hemel zijn?

Idoine biedt de aanblik van een raster, verdeeld in vakken met lichtende diskettes waarvan alleen de dicht opeengepakte randen zichtbaar zijn. De vooral rozige, naast gele, paarse en groene tinten trillen, blootgesteld aan een hevige druk. Aan hun bovenkant worden de schijven aangetast door een vlekkerig bruin, wat ze doet smelten onder het licht, zo lijkt het. Plück is een duik in een blauwig waas met bubbels zoals ze op pannenkoeken komen. Dit concreet organische spoor weerhoudt de blik ervan om onder te gaan in de schemerige diepte – blauw, violet en brandend rood aan de linkerrand, eindeloos blauw onderaan. Gabarit dan weer is een sterk voorbeeld in een groep waar gekleurde strepen aaneenklitten tot gewrichten van een skelet, een takkenstructuur of web, fel afstekend tegen een wit veld.

Misschien afgeleid van deze groep, maar uiteindelijk schitterend alleen, en bij wijze van apotheose helemaal op het eind van de tentoonstelling verschijnend: Jethro, Frizes antwoord op de choreografische summertime-drippings van wijlen Jakson Pollock. Een zwerm van dansende, slingerende en elkaar omarmende kleurwormen met kopjes, armen en beentjes neemt bezit van het stralend witte doek, en katapulteert het beeld van een vol swingende zomer in het blikveld.

Jan Braet

Tot 18.8 in het SMAK, Citadelpark, Gent. Elke dag behalve op maandag open van 10 tot 18 u.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content