‘Het commissariaat voor Verlichting’ van de Amerikaan Ken Kalfus is een even sinistere als geestige roman over de ontdekking van de propagandamogelijkheiden van de film in het Rusland van Lenin en Stalin.

Ken Kalfus, ‘Het commissariaat voor Verlichting’, vertaald door Peter Abelsen. Meulenhoff, 285 blz., euro 19,50.

Ze willen allemaal een graantje meepikken, de vegetariërs, nudisten, orgiasten, utilitaristen, pacifisten, communisten, melkdrinkers en geestenbezweerders die in 1910 naar de Russische negorij Astapovo zijn afgezakt. Daar ligt de oude en beroemde graaf Lev Tolstoj in een achterkamertje van een station te sterven. Is de schrijver ontvoerd door zijn eigen discipelen die over de opbrengsten van de uitgeversrechten willen beschikken? Of heeft Tolstoj zelf het initiatief genomen om zich in het uur van de dood te ontworstelen uit de greep van zijn vrouw met wie hij een gekweld huwelijk van 48 jaar achter de rug heeft? Daar proberen de reporters achter te komen. Ze zijn uit Amerika, Japan en India samengestroomd om de agonie te verslaan.

De ‘beroepsluisteraars’ verheugen zich over elk incident dat de sleur doorbreekt, want de lange doodstrijd van de schrijver is allang geen voorpaginanieuws meer. De komst van Tolstojs echtgenote, die zal vechten om tot haar afgeschermde man te worden toegelaten, belooft wat leven in de brouwerij. Met zulke taferelen opent de Amerikaanse schrijver Ken Kalfus Het commissariaat voor Verlichting, een prikkelende documentaire roman die zich afspeelt tussen het overlijden van Tolstoj in 1910 en de begrafenis van Stalin, die in 1961 uit het mausoleum op het Rode Plein verwijderd wordt.

Onder de vermoeide journalisten die in Astapovo hopen op een snelle dood van Tolstoj, bevindt zich Kolia Gribsjin, een jonge Russische assistent-cineast die werkt voor de Franse filmmaatschappij Pathé Frères. De filmindustrie bevindt zich in 1910 in een overgangsfase. Helemaal nieuw is het verschijnsel van het nieuwsbulletin in de vorm van bewegende beelden niet meer. Maar na vijftien jaar is de film nog altijd stom. Gribsjin is zich echter helder bewust van de fascinatie die het medium zal blijven uitoefenen op het publiek. Om van die zekerheid te genieten, gaat Gribsjin het argeloze bioscooppubliek soms bespieden: ‘Soms begluurde hij de mensen vanachter het scherm, door gaten in de stof, en zag de film in hun ogen weerspiegeld. Hun aandacht was zo goed als volledig. Zelfs het graaien tussen elkaars benen was vluchtig en afwezig.’

In feite is de doodstrijd van graaf Tolstoj een prelude op het overlijden van Lenin veertien jaar later. Zoals de vrouw van Tolstoj door diens leerlingen niet toegelaten wordt tot het sterfbed van haar man, zo moet in 1924 ook Nadezjda Kroepskaja, Lenins vrouw, lijdzaam toezien hoe Stalin zich meester maakt van het ziek- en doodsbed van haar echtgenoot. In Astapovo waren we al getuige van het opduiken van dokter Vorobev, een geleerde die bezeten is van de idee dat de stoffelijke resten van figuren uit de wereldgeschiedenis op een chemische wijze geprepareerd en geconserveerd moeten worden. Diezelfde Vorobev treffen we in 1924 aan in de kamer van de villa in Gorki waar de uitgeputte Lenin ligt te sterven. ‘Balsem Iljitsj na zijn dood en u hebt een onbruikbaar lijk!’ meent Vorobev. Daarom worden enkele liters chemicaliën in het lichaamsweefsel van Lenin gespoten ’terwijl het hart nog klopt en de capillairen nog zacht en permeabel zijn’. Stalin, die getuige is van de foltering die Lenin ondergaat, staat er monkelend en euforisch bij als zijn machteloze voorganger op een snelle en doeltreffende manier om zeep wordt geholpen, voor de goede zaak uiteraard.

DE CAMERA LIEGT NIET

Kalfus, de schrijver van deze even sinistere als geestige roman, is nog alwetender dan Stalin zelf. De auteur waarschuwt ons dat alle getuigen van Lenins dood er zullen moeten aan geloven. Volgens de propaganda was Stalin op het ogenblik van Lenins overlijden immers in Moskou, terwijl hij in de roman van Kalfus de hele tijd aan het hoofdeind van Lenins sterfbed staat, ‘buiten het gezichtsveld van de man onder de dekens’. Gribsjin heeft er als commissaris voor Verlichting zelf voor gezorgd dat Stalin gefilmd werd toen de aankomende dictator voorwendde uit Lenins villa in Gorki naar Moskou te vertrekken. Doordat de camera de geschiedenis voortdurend op de hielen zit, gaan de toeschouwers bovendien in de waan verkeren dat die actualiteit een waarborg van echtheid is. Vanzelfsprekend weet Stalin beter als hij verkondigt: ‘De camera liegt niet.’

Het commissariaat voor Verlichting is een rijke roman omdat Ken Kalfus zoveel thema’s op een intelligente en boeiende manier in elkaar laat overvloeien. Het is in hoofdzaak een verhaal over de ontdekking van de propagandamogelijkheden van de film en over de verwarring van het grote publiek dat niet meer in staat is werkelijkheid en verbeelding van elkaar te onderscheiden. Kalfus voert talrijke gefilmde taferelen op waarin verzinsels echt gaan lijken (het voorgewende bezoek van gravin Tolstoj aan haar stervende man) en waarin omgekeerd feiten tot verzinsels worden gedegradeerd: de opnames van de speelfilm Het Kremlin is van ons lopen zodanig uit de hand dat er echte doden vallen. De feiten worden kneedbaar en staan na de Russische revolutie in dienst van het voluntaristisch-pedagogische ‘ideaal’ dat door de volkscommissaris voor Verlichting als volgt wordt verwoord: ‘Het volk moest de ogenschijnlijke grilligheid van de geschiedenis als een logisch verhaal leren beschouwen. En de totstandkoming van dat verhaal, dat monument voor de toekomst, was de hoofdtaak van Verlichting.’ De balans: ‘Alles viel te vervormen, te herzien, te vergroten en, zonodig, te ontkennen.’ Het uiteindelijke doel is de confiscatie van de verbeelding van het Russische volk door de macht.

Kalfus’ roman kun je lezen als een spannend verhaal over de effecten van nieuwe technologieën (film, radio, treinverkeer, telefonie) die uit de hand lopen als ze niet door democratische instellingen worden gestructureerd en begeleid. Het is een spannend en spitant boek over de absolute macht die op zoek gaat naar sinistere rituelen – het opzetten en bewaren van ‘belangrijke’ doden – om zich te legitimeren. Tegelijk krijg je een inzicht in de preutsheid van de sovjetseks, in de harteloosheid van vele wereldverbeteraars en in de corrumpering van de idealen die niet door wetten en zeden worden beteugeld. In Kalfus’ roman word je geconfronteerd met de criminaliteit van al te ambitieuze wetenschappers en met de besmuikte geheimen van medeplichtige beulen die weldra zelf het slachtoffer van de dictator zullen worden. Het is een vertelling over manipulatie, intrige en verloedering.

Hier en daar verrast Kalfus, die een kordate taal en een besliste toon hanteert, door een sterk beeld. In Astapovo helpt dokter Vorobev een dertienjarig boerenmeisje bevallen. Misschien is Vorobev wel de moordenaar van het pasgeboren jongetje wiens lijkje hij even later opzet. Maar het beeld van het bevallende meisje met haar witte bovenlijf en haar bebloede schoot blijft je wel bij: ‘Een witte sierplant in een pot met rode aarde’.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content