Het Engels sluipt ons dagelijks leven binnen. Moeten we, nu het Frans is uitgebannen, ten strijde trekken tegen het engelskiljonisme?

Bent u al een Qualiflyer? Sabena schenkt ter ere van haar 75ste verjaardag enkele exclusieve weekendreisjes weg voor wie nu intekent op haar Qualiflyer-kilometerspaarprogramma. Klanten en potentiële klanten kregen enkele weken geleden een reclamebrief in de bus met een woordje uitleg over de verjaardag, het spaarprogramma en de reisjes. De brief, ondertekend Yours faithfully door Paul Reutlinger, was volledig in het Engels opgesteld.

“België is een drietalig land”, verklaart Linda De Keersmaecker, hoofd marketing bij Sabena. “Als we niet honderd procent zeker weten wat de voertaal van een klant is, gebruiken we in een eerste contact het Engels. We willen vermijden klanten voor het hoofd te stoten door hen in de verkeerde taal te benaderen. Achteraf corrigeren we onszelf.” Vroeger kreeg het bedrijf geregeld boze brieven van Vlamingen die in het Frans waren aangeschreven of van Walen die geen Nederlands begrepen. Maar op de Engelstalige campagne kwam nog geen enkele negatieve reactie.

Zo groot als in Nederland is de anglomanie in Vlaanderen nog niet. Hier heeft nog geen minister van Onderwijs serieus gepleit voor de volledige verengelsing van het hoger onderwijs. En premier Jean-Luc Dehaene zal nog niet zo gauw het voorbeeld volgen van zijn Nederlandse collega Wim Kok, die bij de laatste parlementsverkiezingen onder de Engelse slogan “Polderboys on tour” op campagne ging. Na zijn overwinning riepen zijn aanhangers Kok uit tot “King of the Netherlands”. De kans dat Luc Van den Brande na de verkiezingen van 1999 van zijn fans de titel “Lion King” krijgt toebedeeld, is voorlopig gering.

Maar ook beneden de Moerdijk rukt het Engels steeds verder op. Zakenlui reppen zich van de ene breakfast meeting naar de andere business-get-together om een feasability study te bespreken of een human resources policy uit te tekenen.

Personeelsadvertenties bulken van de vacatures voor allerhande managers, engineers, consultants, trainers, controllers, dispatchers. Wie wil surfen op het wereldwijde web, moet thuis zijn in het jargon van home pages, hyper links en search-engines, van downloaden en chatten. Wie liever een tijdschrift leest, heeft de keuze tussen Knack, Trends, Flair en Feeling.

Sportievelingen kunnen in hun vrije tijd mountainbiken, rollerbladen, snowboarden of zich bekwamen in indoor climbing. Voor uw vakantie kunt u opteren voor een city trip, een fly and drive formule of een last minute ticket. Iedere winkelstraat heeft een uitgebreid assortiment aan Shops (Book-, Cleaning-, Onderdelen-), Centers (Fashion-, Beauty Nail-), Worlds (Sun-, Leder-) en Discounts (Shoe-, Elpee-). En voor bankverrichtingen hoeft u geen rekening meer te houden met kantooruren: self banking – geen Amerikaan of Engelsman die die term gebruikt – kan vierentwintig uur per etmaal.

CULTUUR IS POLITIEK

De opmars van het Engels in de Lage Landen staat natuurlijk niet op zichzelf. De westerse wereld leeft in de ban van de Anglo-Amerikaanse cultuur. Muziek, film, televisie, technologie: als het uit de Verenigde Staten, of liever nog uit de States komt, vinden we het vanzelf al geweldig. Zelfs inzake eetcultuur en kleding, domeinen waarin de Amerikanen niet meteen excelleren, volgt Europa de VS steeds meer na.

Cultuurimperialisme wil Yvan Vanden Berghe, hoogleraar internationale betrekkingen aan de universiteit van Antwerpen, het wel noemen. “De Verenigde Staten doen er sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog alles aan om de American Way of Life te promoten”, stelt hij. “Het was al een van de doelstellingen van het Marshall-plan. Men was ervan overtuigd dat de verspreiding van de superieure Amerikaanse cultuur het communisme kon helpen tegenhouden. De Amerikanisering van de westerse samenleving is niet los te zien van de Koude Oorlog.”

Culturen willen domineren om hun politieke en economische zelfbewustheid te beklemtonen. Vanden Berghe: “Daarom doen de Verenigde Staten nog altijd hun best om van het Engels de lingua franca van de hele westerse wereld te maken. Dat bevestigt hun status van supermacht.” De onlosmakelijke band tussen cultuur en politiek verklaart ook waarom een kunstmatige taal als het Esperanto nooit het Engels als internationale communicatietaal zal kunnen vervangen. Vanden Berghe: “Het idee is mooi, maar zo werkt het nu eenmaal niet. Hoeveel legerdivisies heeft het Esperanto achter zich? Wat is het bruto nationaal product van het Esperanto?”

Als Engels in één wereldje bijzonder populair is, dan is het in dat van de reclame. Buitenlandse bedrijven nemen niet meer de moeite hun reclameteksten te vertalen voor de Vlaamse en Nederlandse markt. In de bioscoop, op de reclameborden op straat, in tijdschriften, overal zie je Engelse slogans: “Enjoy choice” (Virgin Cola), “No thanks, I’ll walk” (Clarks schoenen), “To go or not to go. That is the question” (Hoverspeed Ferries). Maar ook niet-Angelsaksische ondernemingen zoals (alweer) Sabena (“Enjoy our company”) en Philips (“Let’s make things better”) spreken de Vlaamse klant in het Engels toe.

Daaruit besluiten dat de reclamejongens een voortrekkersrol spelen in de verengelsing van onze samenleving, is volgens copywriter Geert Ceulemans, van het reclamebureau Vintage, helemaal verkeerd. “De reclame is het hondje dat volgt. Is Amerika in de mode, dan speelt de reclame daarop in. Nu lijk je alles te kunnen verkopen met verwijzingen naar een illusoir prachtig Amerika. Terwijl in de Verenigde Staten net alles wat aan Europa refereert, modieus is. Maar als reclamejongens morgen beslissen dat Spanje de nieuwe trend is, slaat dat niet zomaar aan. Reclameteksten in het Spaans zouden voor geen meter verkopen.”

Het is natuurlijk ook een kwestie van geld. Ceulemans: “Het Engelse promotiemateriaal is soms zo beschikbaar. Ook als je het zelf moet schrijven, is het nog voordeliger, omdat je het internationaal kunt gebruiken.”

Dat een groot deel van de bevolking vaak niet voldoende Engels kent om de reclameboodschap te vatten, wil Ceulemans niet tegenspreken. Maar dat mag niet hinderen. “Het gaat niet om taal maar om imagebuilding. Ook Nederlandstalige reclame snappen ze vaak niet. De reclamecampagne ‘Niet voor broekjes’ voor herenslips van Abonderado was een ongelooflijk succes. Maar drie vierde van de mensen bleek de woordspeling niet door te hebben.”

OPGEKLOPTE ANGST

In Frankrijk zijn Engelstalige reclame-uitingen bij de wet verboden. Bij onze noorderburen gaan er stemmen op om een soortgelijke maatregel uit te vaardigen. Vlaanderen heeft al een taalstrijd gestreden. Als alle Engels in ons dagelijks leven vervangen zou worden door Frans, was het hier onmiddellijk revolutie. Moeten we dan nu te velde trekken tegen het engelskiljonisme?

Kas Deprez, sociolinguïst aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven, vindt van niet. “Taal is altijd een gevangenis”, zegt hij. “Het Nederlands is een kleine gevangenis, we mogen ons daar niet in opsluiten. We moeten niet de strijd aanbinden met de grote talen. Misschien was dat destijds met het Frans nodig, maar met het Engels is het dat niet. Niemand wil Vlaanderen verengelsen en er is geen Engelssprekende elite die de Nederlandstaligen onderdrukt. Het Engels heeft alleen bepaalde functies als internationale communicatietaal – die we in onze mondiale samenleving niet meer kunnen missen. Het Nederlands is absoluut niet in gevaar. Het is zelfs nog nooit zo sterk geweest als nu.”

Ook schrijver Tom Lanoye snapt niets van de “opgeklopte angst” van vele Vlamingen dat hun taal wordt bedreigd. “Het Nederlands heeft al zoveel eeuwen onder druk gestaan. Sinds de val van Antwerpen, in 1585, hebben we hier de ene bezetting na de andere gekend: Spanjaarden, Fransen en Duitsers hebben we over ons heen gekregen. Het Nederlands heeft dat allemaal overleefd. Nu bestaat er een Nederlandse literatuur, er zijn zelfs Nederlandstalige films en songs. Toch ken ik geen enkele opera die origineel in het Nederlands is geschreven toen dat de leidende kunstvorm was.”

Voor de auteur van “Ten Oorlog” is het hele denkbeeld dat er zoiets als taalzuiverheid bestaat, verkeerd. Dat is een van de vele ideeën die hij heeft willen uitdrukken in het derde deel van zijn Shakespeare-bewerking. Het einde van “Risjaar Modderfokker den derden” is geschreven in een combinatie van (vaak slecht) Engels en (vaak slecht) Nederlands. Lanoye heeft het zelf over “het linguïstisch wrakhout dat ons voortdurend omringt” – het moet de complete psychische desintegratie van de hoofdfiguur uitdrukken.

Taalvermenging is voor Lanoye geen taalverloedering. “Je hebt altijd vermengingen gehad tussen talen. Het Engels bevat zelf ontzettend veel leen- en bastaardwoorden. Als een vreemd woord nu duidelijker, swingender, lekkerder klinkt, is dat toch geen probleem. Het idee van zuiverheid stuit mij tegen de borst, zowel in politiek als in cultuur. Mengvormen zijn zoveel rijker. Ik vind het uitermate nuttig voor onze cultuur dat ze uitgedaagd wordt door de Amerikaanse. En ik wil niet in Engeland of de Verenigde Staten wonen omdat ik dan in een monocultuur terechtkom. Dat voelt toch een beetje aan als een reservaat. De kruising van talen en culturen maakt van België juist een fantastische plek. Nee, voor mij mag er nog meer ‘gemengd’ worden.”

TAAL ALS EEN VLAG

Guido Geerts, voormalig hoofd van de afdeling neerlandistiek aan de universiteit van Leuven en hoofdredacteur van de Van Dale-woordenboeken, bevestigt dat de Nederlandse taal voorlopig geen gevaar loopt. “Het Nederlands bestaat sowieso voor het grootste gedeelte uit vreemde woorden, het is al een soort Engels of Duits. Maar woordenschat is niet zo belangrijk voor het karakter van een taal. Het zijn de syntaxis, de woordvolgorde, de taalstructuren die de eigenheid van een taal bepalen.”

De lijst van Engelse woorden die we in het Nederlands gebruiken, mag heel lang lijken, het blijven volgens Geerts toch maar “kleine visjes in de grote oceaan van het Nederlands”. Bovendien dringen relatief weinig Engelse termen werkelijk door tot het alledaagse taalgebruik. Geerts: “Misschien zeggen een paar snobs wel dat ze naar de hairstylist gaan, maar de meeste mensen gaan toch naar de kapper. Of liever nog naar de coiffeur.”

Maar dat het Nederlands springlevend is, willen Vlaamse taalnationalisten niet horen, vindt Deprez. Hij windt zich een beetje op: “We moeten kunnen strijden. Taal is een vlag in dit land, in de plaats van een cultuur. De meeste taalstrijders hebben nog nooit gehoord van culturele manifestaties als Het Groot Beschrijf of het KunstenFestivaldesArts. Vlamingen zijn over taal bezig, maar niet met taal. Ga lezen! Leer schrijven! De Denen en de Zweden houden geen conferenties over de bedreiging van hun taal, maar ze hebben wel betere boekenbeurzen.”

Ook Lanoye ergert zich aan de “strijdterminologie, ontleend aan de oorlog van ’14-’18”. “Een taal die verdwijnt, is een kunstwerk dat vernietigd wordt, een denkwereld die verloren gaat. Maar je zult dat niet beletten door een loopgravenoorlog. Als je bezorgd bent om het Nederlands, besteed er dan meer aandacht, tijd en geld aan. Probeer met charme mensen warm te maken voor je taal. Zoals ik met Ten Oorlog heb geprobeerd iets betoverends te maken. Vlamingen zijn zo slecht in verleiden.”

De hoofdredacteur van de Van Dale-woordenboeken neemt het filosofischer op. “Misschien evolueren we stilaan naar een wereldtaal. Dat is wel gemakkelijk”, zegt Geerts. “Het was toch ook veel eenvoudiger geweest als we allemaal Frans hadden gesproken. Leuven is dichter bij Parijs dan Lyon. Londen is ook niet zo ver. Er zal wel iets van het Nederlands overblijven. We gebruiken ook nog altijd een paar Keltische woorden, zoals Schelde en Leie. Tegen het Engels zijn, is een politieke stellingname. Bovendien is er toch niks tegen te doen. Als binnenkort de Chinezen zouden komen, spreken we allemaal Chinees.”

Liefde voor het Nederlands is voor Geerts een romantisch begrip dat pas de laatste honderd jaar is ontstaan. “Alle talen zijn even mooi of lelijk, even arm of rijk en even gemakkelijk of moeilijk. Nederlands is mijn studieobject. Maar een kankerspecialist houdt toch ook niet van kanker?”

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content