Het Midden-Oosten houdt de adem in. De wereld wacht af. Wie zal het vacuüm vullen dat Yasser Arafat achterlaat? Het portret van een man die de stem van de Palestijnen werd.

Yasser Arafat, president van de Palestijnse Autoriteit, voorzitter van de Palestijnse Economische Raad voor Ontwikkeling en Wederopbouw, vice-voorzitter voor het leven van de Organisatie van de Islamitische Conferentie, PLO-leider. De reeks titels is lang. Maar voor de Palestijnen is Arafat de rais, de leider, het symbool van hun bijna zestig jaar durende strijd om een eigen land, een eigen staat, een eigen nationaliteit.

Zijn leven is niet in een paar woorden te vatten. Een cv op de website van de Palestijnse Autoriteit (PA) geeft weinig precieze data en zelfs het Nobelprijscomité meldt dat er geen officiële biografie voorhanden is. Er bestaan wel tientallen boeken over Arafat, maar die spreken elkaar én Arafat tegen.

Volgens de Palestijnse Autoriteit werd de leider ‘geboren in Jeruzalem-Pales- tina in 1929’. Zijn biografen houden het echter bij eind augustus 1929 in Caïro. Arafat zelf maakte daar vaak Jeruzalem of Gaza van, twee symbolische stukken Palestina: Jeruzalem als gedroomde hoofdstad van de Palestijnse staat en Gaza, de strook land waar de grote Palestijnse opstand, de intifada, begon. De achterliggende gedachte is duidelijk: Arafat was een Palestijn van in de wieg.

Een heel speciale Palestijn zelfs. Geboren op 4 augustus, de dag waarop de eerste gewelddadige conflicten tussen de Palestijnse bevolking en de joodse migranten in Jeruzalem het nieuws haalden, zou Arafat voorbestemd zijn tot grootse dingen.

Sinds de jaren twintig kwamen honderdduizenden joden naar Palestina, dat toen door Groot-Brittannië werd bestuurd. De Arabische bevolking verzette zich heftig tegen de joodse immigratiestroom. Die bereikte een hoogtepunt in de jaren dertig, nadat Adolf Hitler aan de macht kwam en de joden Europa ontvluchtten. Weinig landen waren bereid hen op te vangen en dus probeerden ze in Palestina te raken. De ruzies tussen Palestijnen en joden liepen zo hoog op dat de Britten overwogen het land te verdelen, al was het maar om de orde te kunnen blijven handhaven. Na de Tweede Wereldoorlog werd het hele Palestijnse probleem een zaak voor de Verenigde Naties. Die beslisten in 1947 Palestina op te splitsen in een Arabische en een joodse staat, met Jeruzalem als een internationale enclave, eigendom van alle godsdiensten en alle volkeren.

De Palestijnen waren woedend. Een deel van hun land werd zonder hun toestemming weggeschonken aan de joden. Een jaar later was de staat Israël een feit.

Een Palestijnse staat

Israël werd echter een land in oorlog. Vijf Arabische staten vielen het aan, en verloren. Arafats leven zou sterk bepaald worden door de geschiedenis van de regio, en zeker van Israël, dat hij hardnekkig Palestina bleef noemen. Want dat was zijn doel: een onafhankelijke Palestijnse staat. In 1948 was die droom echter veraf. Israël bezette drie vierde van het vroegere Palestina. De rest was verdeeld tussen Egypte en Jordanië. De Palestijnen werden een volk zonder land.

Arafat studeerde aan de universiteit van Caïro en werd in 1956 ingenieur. Hij sloot zich aan bij de Moslimbroederschap, die droomde van een groot Arabisch rijk, en bij de Palestijnse studentenorganisatie. Hij zette een eigen bedrijf op in Koeweit en stichtte daar een van de talrijke bewegingen die ijverden voor de teruggave van Palestina aan de Palestijnen.

Het was de tijd waarin het Arabische nationalisme ontwaakte en gestalte kreeg in de persoon van de Egyptische leider Gamal Abdel Nasser, die het Suezkanaal nationaliseerde en alle westerse bedrijven uit zijn land wilde. Maar ook hij moest buigen voor de Israëlische militaire macht. Arafat vocht mee in het Egyptische leger en besefte dat een open oorlog met Israël niet kon gewonnen worden.

Een guerrilla-oorlog dan, via de al-Fatahbeweging die in 1958 ontstond en met de hulp van Syrië aanslagen pleegde in Israël en daarbuiten. Al-Fatah werd een symbool voor de Palestijnen en Arafat steeg gestadig in de rangen. Zijn critici beweren dat hij een persoonlijke aanhang kocht, zijn bewonderaars zeggen dat hij zelfs zijn eigen geld aan de Palestijnse zaak schonk.

Ondertussen ruzieden de Arabische landen erop los, om de Palestijnse zaak tot de hunne te maken. De Palestijnse vluchtelingenkampen in Syrië, Libanon, Jordanië en Egypte leidden en leiden de aandacht perfect af van de Arabische autocraten, en hun eigen bestuur.

Wit-zwart geblokte sjaal

Het Arabische antwoord heette PLO, de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie werd de koepel van alle Palestijnse verzetsbewegingen, maar zou met Arabisch geld werken en dus onder Arabische controle blijven. De Palestijnen wilden echter een onafhankelijk orgaan, met een eigen chef, een eigen plan en een eigen stem. Arafat zou hen dat geven: al-Fatah was ondertussen zijn organisatie geworden, ze had het leiderschap van de PLO eigenlijk overgenomen en raakte bekend om haar gedurfde acties. De al-Fatahstrijders stonden klaar toen in 1967 de Zesdaagse Oorlog uitbrak, de tweede oorlog tussen Israël en de Arabische landen. Voor de Palestijnen betekende het de zoveelste vlucht, voor Israël een overwinning op alle fronten. Egypte moest Gaza en de Sinaï afgeven, Syrië verloor de Golanhoogte, Jordanië de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem.

Israël werd door de halve wereld bewonderd en trok zich niets aan van de eis van de Verenigde Naties om de bezette gebieden te ontruimen.

De PLO vestigde zich in Jordanië, vlak bij de grens met Israël, en groeide onder leiding van Arafat uit tot een staat in de staat. De Palestijnse vluchtelingen in Jordanië leverden het voetvolk, de Arabische landen het geld. Waarom zou Jordanië niet het eerste Palestijnse vaderland worden? Maar in september 1971 gooide koning Hoessein de PLO het land uit. Arafat trok naar Libanon en bleef er tot in 1982. Van daaruit werden bloedige acties ondernomen, waaronder de algemeen veroordeelde aanslag op Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München.

In de jaren 70 werd de Palestijnse kwestie geïnternationaliseerd. Egypte en Syrië vielen Israël in 1973 aan om hun bezette gebieden te heroveren. Ze werden in een paar weken verslagen. De oorlogen hadden het kleine Israël echter op de rand van de financiële afgrond gebracht. Het land was afhankelijk van de Verenigde Staten, die een betrouwbare bondgenoot in de regio wilden, in ruil voor financiële hulp en steun in de Ver-enigde Naties. Maar ook de Arabische landen beschikten over een wapen: petroleum. Saudi-Arabië riep een olieboycot uit, in het Westen stegen de prijzen en er volgde een economische crisis.

De stemming veranderde, de terreuraanslagen van al-Fatah werden veroordeeld, maar de sympathie voor de Palestijnse leider groeide. Idealistische Europese jongeren gingen de wit-zwart geblokte hoofddoek dragen, het symbool van Arafat. Die bood in 1974 op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de vrede aan, toen hij verklaarde: ‘In mijn ene hand heb ik een geweer, in de andere een olijftak. Laat de vrede niet uit mijn hand vallen.’ Arafat, de vredestichter was geboren.

De PLO werd erkend als woordvoerder van het Palestijnse volk en Arafat was haar stem. Maar niet in Israël, waar de extreme Likoedpartij overal in de bezette gebieden nederzettingen bouwde. En ook niet in Egypte, waar president Anwar el Sadat in de eerste plaats vrede wilde en de Egyptische Sinaï terugkreeg, in ruil voor de erkenning van Israël. Een feit dat hij later met de dood moest bekopen. Sadat werd in 1981vermoord.

Nu de vrede met Egypte getekend was, had Israël de handen vrij om de PLO uit het naburige Libanon te verjagen. Op de manier van defensiemi-nister Ariel Sharon, met moordpartijen in vluchtelingenkampen, uitgevoerd door bondgenoten. Maar ook op de wijze van de VN, met vrije aftocht van de PLO-strijders. De PLO ging naar Tunis, waar Arafat zich omringde met trouwe medestrijders en een regering in ballingschap vormde, die geen contact had met het leven in de Palestijnse kampen in Israël, waar de opstand broeide, waar een jonge generatie wel opkeek naar de foto van de mythische leider, maar hem nooit in levenden lijve had gezien. En zich mettertijd door hem verraden voelde. Want terwijl zij in de straten van Gaza hun intifada uitvochten, reisde Arafat de wereld rond om vredesprijzen en eredoctoraten te ontvangen. Terwijl in Gaza een radicale Hamas ontstond, erkende Arafat het bestaansrecht van Israël en zwoer hij terroristische aanslagen af. Terwijl de Palestijnen in de bezette gebieden regelmatig opgesloten werden in hun kampen, sprak Arafat in het Europees parlement en trouwde hij in het geheim met de 26-jarige Suha Tawil, afkomstig uit een Palestijns-christelijke familie van de West-oever.

De laatste kans

Toen de Iraakse dictator Saddam Hoessein in 1990 Koeweit binnenviel en de eerste Golfoorlog losbarstte, koos Arafat de zijde van Irak. Waarop de Arabische landen boos de geldkraan dichtdraaiden en de Palestijnse leider zo naar de onderhandelingstafel dreven.

Maar weer kantelde het lot en leek Arafat gelijk te krijgen met zijn nadruk op vrede. In 1993 verwierven de Palestijnen – behoudens allerlei voorwaarden – zelfbestuur. De intifada viel stil, Arafat was de held, kreeg de Nobelprijs voor de Vrede en trok triomfantelijk de Westoever binnen. Veel stelde het allemaal niet voor, maar de Palestijnen hadden een regering – de Palestijnse Autoriteit – met een president en een rist ministers die Arafat trouw waren en smalend de ‘Tunesiërs’ werden genoemd.

Het geld uit de Europese Unie en de Arabische landen stroomde binnen. Dat alles om tegen 4 mei 1999 een Palestijnse staat te kunnen opbouwen. Maar die staat kwam er niet, enkel stukjes land verdeeld door joodse nederzettingen en verbonden door Israëlische controleposten. En vrede kwam er evenmin, omdat Arafat op het laatste moment weigerde wat Israël hem aanbood: een compromis over Jeruzalem en over de terugkeer van de bijna vijf miljoen Palestijnen in ballingschap.

Het was de laatste kans. Onder leiding van Ariel Sharon koos Israël opnieuw voor geweld en de intifada hervatte.

Arafat werd opgesloten in zijn hoofdkwartier in Ramallah. Daar leefde hij drie jaar, belegerd door de Israëli’s, gebombardeerd met commentaar op zijn autoritaire beleid en zijn totaal gebrek aan democratisch overleg, in het nauw gebracht door vragen omtrent de besteding van al het geld. Regeringsgezinde kranten, de Arabische landen – die het Palestijnse vraagstuk nochtans als bindmiddel nodig hebben – en de internationale gemeenschap uitten kritiek en Arafat zelf gaf toe dat er ‘onvergeeflijke fouten’ waren gemaakt. Maar dat was alles. Er kwam geen politieke transparantie en de vragen over het geld bleven onbeantwoord.

De kritiek zwol aan. De nieuwe generatie Palestijnen wil een haalbaar plan in plaats van verhalen over het mythische vaderland. Zij wil democratie, geen regering waarin de president alle geld beheert, geen scheiding der machten toelaat, de ultieme controle over de geheime dienst en de politie heeft en de enige is die mag onderhandelen. En dan zijn er nog de extremistische groepen, die helemaal niet denken aan democratisering, maar gedijen bij chaos en anarchie en weten dat ze bij een echte vrede totaal overbodig worden.

Jarenlang balanceerde Arafat tussen al die groepen, paste zijn eigen verhalen aan, naargelang van het moment en het doel. Hij rangschikte de feiten netjes in een visionaire biografie die van hem de geboren leider van de Palestijnen maakte.

In dat opzet is hij ook geslaagd: hij is de enige man die alle Palestijnen de straat op kon krijgen en bij wiens dood niemand weet wie hem wettig moet opvolgen. Omdat hij de grondwet die de voorzitter van het parlement als opvolger aanwijst, nooit heeft willen ratificeren.

1929

Yasser Arafat wordt geboren als Mohammed Abdel-Raouf Arafat al Qudwa al-Husseini. Over de geboorteplaats – Cairo of Jeruzalem – bestaat onzekerheid.

1958

Arafat richt de Palestijnse verzetsbeweging Al-Fatah op.

1969

Arafat wordt voorzitter van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO.

1970

Arafat wordt uitgewezen door Jordanië en vestigt zijn hoofdkwartier in de Libanese hoofdstad Beiroet.

1974

Arafat houdt een toespraak voor de Algemene Vergadering van de VN in New York waar hij oproept tot vrede.

1978

Egypte en Israël tekenen de Akkoorden van Camp David.

1985

Arafat ontsnapt aan de dood bij een Israëlische luchtaanval in Tunis, waar hij sinds 1982 verblijft.

1988

Arafat erkent het bestaansrecht van Israël en keurt terroristische aanslagen af.

1990

Arafat steunt Saddam Hoessein tijdens de Eerste Golfoorlog, wat leidt tot zijn politiek isolement.

1993

In de tuin van het Witte Huis schudden de Israëlische premier Yitzhak Rabin (l.) en Yasser Arafat (r.) elkaar de hand na de ondertekening van de Vredesakkoorden van Oslo. De Palestijnen verwerven zelfbestuur over een gedeelte van de Westelijke Jordaanoever en over de Gazastrook.

1994

Arafat komt voor het eerst in 26 jaar weer in Palestina. De PLO-leider krijgt de Nobelprijs voor de Vrede, samen met de Israëlische premier Yitzhak Rabin en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres.

1996

Arafat wordt verkozen tot voorzitter van de Palestijnse Autoriteit.

2002

Israël belegert Arafats hoofdkwartier in Ramallah.

29-10-2004

Israël geeft Arafat de toestemming om zijn hoofdkwartier in Ramallah te verlaten en naar Parijs te vliegen voor medische behandeling. Hij wordt overgebracht naar het militair ziekenhuis Percy.

Misjoe Verleyen

De jonge generatie keek wel op naar de foto van haar leider, maar zag hem nooit in levenden lijve en voelde zich mettertijd door hem verraden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content