Dat de Vlaamse beweging zich in het interbellum gretig van het medium film bediende, is te danken aan één man, de onvermoeibare Clemens De Landtsheer. Zijn levensverhaal staat te lezen in Filmen voor Vlaanderen: Vlaamse beweging, propaganda en film.
Film als propaganda-instrument binnen de Vlaamse beweging was onontgonnen terrein. Postdoctoraal onderzoeker Roel Vande Winkel en hoogleraar film en mediacultuur Daniël Biltereyst (beiden Universiteit Gent) vulden dat hiaat met hun prachtig uitgegeven Filmen voor Vlaanderen. ‘België heeft weinig traditie met filmhistorisch onderzoek’, voert Roel Vande Winkel aan ter verklaring voor het braakliggende onderzoeksveld. ‘Het medium film is bij ons ook niet vaak gebruikt voor propaganda’, voegt Daniël Biltereyst daaraan toe. ‘Opvallend is dat net de Vlaamse beweging met film in zee is gegaan, hoewel ze kleiner was dan de socialistische en de katholieke zuil en film technisch een moeilijk medium was. Dat is de verdienste van één man, Clemens De Landtsheer.’
Om hem draait het boek. Zijn activiteiten als bezige secretaris van het IJzerbedevaartcomité en veelfilmer lagen in elkaars verlengde. Zijn films over de Vlaamse jongens aan het IJzerfront moesten mensen naar de IJzerbedevaart lokken. Die bijeenkomsten werden op hun beurt in beeld gebracht om de herinnering aan de bedevaart het hele jaar levend te houden.
Behalve filmmaker en publicist was De Landtsheer ook een slimme marketingjongen, die snel doorhad hoe lonend controverse kan zijn en de polemiek desnoods zelf aanwakkerde. Zoals toen de Belgische filmkeuringscommissie jongeren de toegang verbood tot zijn opruiend bevonden Bedevaartfilm. Belgische censuur, wat een meevaller! De Landtsheer zag er wel brood in en gelijk had hij. Het verbod legde de Bedevaartfilm geen windeieren.
Clemens De Landtsheer bewaarde alles en ook dat maakt hem tot een dankbaar onderzoeksobject. ‘Zijn bedrijfsboekhouding, zijn briefwisseling, zijn films, voor onderzoekers zijn dat goudmijnen’, zegt hoogleraar Biltereyst.
Film was toen een nieuw medium. Moest je zin voor avontuur hebben om ermee aan de slag te gaan?
Roel Vande Winkel: Heel zeker. De Landtsheer had bovendien geen professionele infrastructuur en beschikte niet over de financiële middelen van een echt filmproductiebedrijf. Hij ontwikkelde zijn films bijvoorbeeld in zijn eigen badkuip. Zijn vrouw moest hem helpen bij het zetten van de letters voor de tussentitels.
Wat was zijn achtergrond?
Vande Winkel: Hij was een drukkerszoon. Dat is belangrijk om hem als latere mythemaker van de Vlaamse beweging te begrijpen. De Landtsheer maakte gebruik van film en andere media om de idee van een Vlaamse natie te propageren. Hij leerde al vroeg de kracht van woorden kennen. Teksten opstellen en daarmee aanhangers werven, dat is hem met de paplepel ingegoten. Een andere bepalende factor is de Eerste Wereldoorlog. Hij vocht weliswaar niet lang mee, maar werd wel slachtoffer van een gasaanval. Ook heel traumatiserend was het verlies van zijn neven, de gebroeders Edward en Frans Van Raemdonck. Tijdens de oorlog al gaat De Landtsheer bewust het verhaal over zijn gesneuvelde neven mythologiseren. Hij stuurt de legende de wereld in dat de broers stierven in elkaars armen. Een getuige wijst hem erop dat die versie niet klopt (Frans hield niet zijn broer maar de Franstalige soldaat Aimé Fiévez vast, nvdr), maar De Landsheer antwoordt daarop: waarom de waarheid daar als een koud bad over uitgieten? De legende is zo de wereld ingestuurd, laat ze zo maar voortbestaan. Dat typeert zijn manier van denken. De waarheid is ondergeschikt aan het hogere doel Vlaanderen. Die lijn trekt hij door als secretaris van het IJzerbedevaartcomité, waar hij zich als enige betaalde kracht fulltime met propaganda bezig houdt.
Daniël Biltereyst: De Landtsheer vervulde voor het Bedevaartcomité verschillende functies. Hij was propagandist, fondsenwerver en marketeer avant la lettre.
Een kernidee van ons boek is dat Vlaanderen geen natuurlijk gegeven is, zoals het Vlaams-nationalisme dat wil, maar een kunstmatig bouwwerk. Het scheppen van helden, oude en nieuwe, zoals die Vlaamse wielerhelden, vormt een onderdeel van die constructie en De Landtsheer heeft daar duchtig aan meegewerkt. Maar de Vlaamse beweging was natuurlijk niet de enige beweging die gebruikmaakte van mythes, geromantiseerde verhalen en halve leugens.
Vande Winkel: Een bekend fenomeen in omgekeerde richting is de mythevorming rond koning-ridder Albert I. Een mythe die het ook goed deed bij een groot stuk van de Vlaamse beweging, zelfs bij iemand als Clemens De Landtsheer. Hij nam dan wel afstand van België, de koning bleef een speciale plaats behouden.
Biltereyst: Ook omdat de figuur Albert I zo onaantastbaar was, zeker bij de gewone man.
De levensloop van Clemens De Landtsheer kan representatief heten voor de ontwikkeling van een groot stuk van de Vlaamse beweging in de eerste helft van de 20e eeuw. Van cultuurflamingant tot radicale politieke flamingant tijdens en na WO I, die zich in de jaren 1930 aansluit bij het VNV, waarmee hij in WO II in de collaboratie belandt.
Vande Winkel: Inderdaad. De vreemde evolutie die de Vlaamse beweging kenmerkt, vind je ook bij hem terug. Het moeilijk te vatten parcours van iemand die de oorlog meemaakt en daar als overtuigd pacifist uit komt, en die zich in de jaren 1930 aansluit bij een partij als het VNV – hij niet alleen hoor, ook Frans Daels, voorzitter van het toenmalige Bedevaartcomité, die later zou gaan ronselen voor het Oostfront. Het VNV was een fascistische partij, dat weten we uit onderzoek van Bruno De Wever. Maar De Landtsheer ging helemaal op in die antidemocratische sfeer.
Hoe is hij met film in aanraking gekomen?
Vande Winkel: Het heeft waarschijnlijk te maken met de diavoorstellingen die hij voor het IJzerbedevaartcomité organiseerde. Zijn eerste Bedevaartfilms zijn eigenlijk ook geen films te noemen, maar diavoorstellingen getransponeerd op film. Wel spreekt er een goed inzicht in propagandavoeren uit.
Biltereyst: Vergeet ook niet dat film in het interbellum internationaal vaak als propagandamiddel werd gebruikt. Het is dus vrij logisch dat ook De Landtsheer dat medium gaat benutten, zij het op een amateuristische manier.
Zagen zijn films er dan niet uit?
Biltereyst: Voor filmesthetiek moet je niet bij De Landtsheer zijn. Maar er bestond toen ook een andere opvatting over film. Wij denken aan film meestal als aan een kunstvorm maar in die tijd was dat anders. Zijn films waren ook compilaties van verschillende soorten beeldmateriaal, dat hij bleef bewerken. Sommige van zijn films monteerde hij elk jaar opnieuw. Hij haalde er stukken uit en stopte er nieuwe beelden in.
Jullie citeren een bekende filmcritica uit die tijd, die geen hoge pet op had van het werk van De Landtsheer. ‘Goede wil en stumperige resultaten hebben we genoeg gehad’, schreef ze in 1941.
Vande Winkel: Dat was Jeanne De Bruyn, voormalig journaliste bij De Standaard. Ze was lid van het VNV en maakte tijdens de bezetting carrière bij Volk en Staat.
Biltereyst: Ze zat dus bij dezelfde club als De Landtsheer, maar ze spaart hem niet. Gevaarlijk om achteraf te zeggen, maar ze was een filmcritica die wist wat een goede film was. Vandaar dat ze hem belachelijk maakt, zonder hem zelfs maar bij naam te noemen – maar iedereen wist over wie ze het had.
Op artistiek vlak had De Landtsheer dus weinig in zijn mars?
Biltereyst: In overzichten van de Belgische filmgeschiedenis komt zijn naam zelfs nauwelijks voor. Hij werd niet ernstig genomen door filmcritici en cinefielen, maar dat heeft ook te maken met de criteria die zij gebruiken. Die zijn esthetisch en filmhistorisch, maar niet politiek of maatschappelijk. In die zin wil dit boek ook een bijdrage zijn tot de verbreding van de Belgische filmgeschiedschrijving.
Kunnen jullie iets zeggen over de impact van zijn films, die vooral in een bevriend netwerk van Vlaamse huizen vertoond werden?
Vande Winkel: Exacte cijfers over hoeveel mensen hij bereikt heeft, bestaan niet, maar uit zijn boekhouding blijkt dat zijn films veelvuldig en in heel Vlaanderen vertoond werden, inderdaad buiten het reguliere bioscoopcircuit. Maar met die filmvertoningen heeft het IJzerbedevaartcomité grotendeels zijn toren gefinancierd, dus die hebben geen geringe rol gespeeld.
Waarom werd hij uit het reguliere bioscoopcircuit geweerd?
Vande Winkel: Het heeft deels te maken met het niveau van zijn films. Hij werkte met een camera waarmee zonder geluid werd opgenomen, wat in die periode gebruikelijk was, maar hij had niet de middelen om vervolgens, zoals een groot filmbedrijf, dat beeldmateriaal opnieuw te monteren en er degelijk geluid onder te zetten. Hij was een autodidact, die op zijn best mooie amateurfilmpjes afleverde.
Biltereyst: Er speelde ook een economische factor. Bioscopen gingen niet in zee met producenten die geen grote productie hadden. Daarnaast was er het politieke aspect. De Landtsheer nam in zijn bekendste films uitgesproken Vlaamse standpunten in, bioscoopeigenaren schrokken daarvan terug. Vandaar dat hij in de loop van de jaren 1930 een gevarieerder programma gaat samenstellen, met ook minder opzwepend materiaal. Sommige films, vooral zijn sportfilms, halen dan toch de filmzalen.
Jullie beschrijven hoe bedreven De Landtsheer zich toonde in het verspreiden van Vlaams-nationalistische mythes uit de Eerste Wereldoorlog, zoals het bekende verhaal van de Vlaamse soldaten die stierven omdat ze de bevelen van Franstalige officieren niet begrepen. Maar zelf bleef hij liefst van al op de achtergrond.
Vande Winkel: Hij sprak niet graag in het openbaar.
Biltereyst: Hij had geen hogere opleiding genoten en was omringd door mensen als professor Frans Daels, voor wie hij een onbegrensde bewondering had. In die zin kende hij zijn plaats. Maar zijn rol is eigenlijk heel modern. Hij behoorde niet tot het voetvolk, maar was ook geen intellectueel en dus geen lid van de elite. Hij zweefde daar ergens tussenin. In de geschiedschrijving werd dat soort mensen lange tijd over het hoofd gezien. De afgelopen decennia is er meer aandacht gegroeid voor die tussenpersonen. Niet de publieke figuren, maar de mensen achter de schermen, de organisatoren. Clemens De Landtsheer was een bemiddelaar tussen volk en elite, een moderne mythemaker en daarom zulk interessant onderzoeksmateriaal.
Vande Winkel: Zijn belang voor de Vlaamse beweging kun je niet in percentages uitdrukken. Gewone bioscoopeigenaars durfden films als Met Onze Jongens aan den IJzer niet te vertonen. Wat mede verklaart waarom hij in die Vlaamse huizen is beland. Maar je kunt rustig aannemen dat het publiek dat filmavonden bijwoont georganiseerd door de plaatselijke Vlaamse Oudstrijdersvereniging voor zijn boodschap openstond. Dat is alsof je vandaag zou vragen wat de impact is geweest van Fahrenheit 9/11 van Michael Moore. Wie bereid is geld te geven om die film te zien, is meestal al gewonnen voor de strekking ervan.
Maar je moet zijn films ook zien in combinatie met zijn andere activiteiten als ‘mister IJzerbedevaart’, zoals hij werd genoemd. Zo zorgde hij ervoor dat de beelden van de gebroeders Van Raemdonck op de toren kwamen. Daarnaast verfilmde hij hun leven. Na de vertoning van de film kon je ook een boek over hen kopen, eveneens door De Landtsheer vervaardigd, of prentbriefkaarten met hun afbeelding die hij speciaal had laten drukken. Film was dus maar een van de door hem gebruikte propagandamiddelen.
Biltereyst: Maar de rol van film werd tot nu toe te weinig belicht. Film fungeerde namelijk echt als een megafoon om de idee van de Vlaamse natie bij de massa te brengen.
Klopt het dat het publiek toen minder vertrouwd was met beeldtaal en propaganda minder snel doorzag?
Biltereyst: Dat denk ik niet. Mensen gingen vaak naar de bioscoop en kenden het verschil tussen propaganda, fictie en documentaire. Belangrijker is dat De Landtsheer met zijn films een alternatief bood voor het concept België. In 1928, tien jaar na het einde van WO I, werd er een hele reeks patriottische Belgische films uitgebracht. De Landtsheer was met zijn Vlaamse films een tegenstem.
In 1929 richtte hij zijn eigen filmbedrijf Flandria Film op. In het begin lopen de zaken niet echt, tot hij met verslagen van wielerwedstrijden begint.
Biltereyst: Het is budgettair niet gemakkelijk te ontwarren wat hij voor het IJzerbedevaartcomité doet en wat voor eigen rekening bij Flandria Film. In elk geval komt zijn realiteitszin vrij snel. Alleen politieke films verhuren, blijkt niet rendabel. En dan gaat hij een filmprogramma samenstellen met meer lichter en meer populair materiaal, zoals sportfilms, reportages over Vlaamse volksgebruiken en buitenlandse tekenfilms.
Maar ook die commercieel succesvolle sportfilms dienden hetzelfde achterliggende doel, Vlaanderen.
Biltereyst: Die sportfilms waren economische noodzaak voor Flandria Film, maar hadden inderdaad ook een, zij het milde, politieke strekking. De Flandrien die voort ploegt op zijn fiets – dat is het beeld van de hedendaagse Vlaamse held. De mythe van de Flandrien is nog altijd actueel en wordt permanent door media en politici gevoed.
Vande Winkel: Het is een mythe die De Landtsheer met zijn films mee in het leven heeft geroepen. Veel mensen kennen de sportbeelden van De Landtsheer zonder het te beseffen. Beelden van de Ronde van Vlaanderen in de jaren 1930 die de VRT uitzendt of die getoond worden in het museum van de Ronde van Vlaanderen, zijn vaak door hem gedraaid.
De klemtoon van het boek ligt op het deconstrueren of inzichtelijk maken van pogingen tot Vlaamse natievorming en minder op het reële sociale onrecht dat daarvan de achtergrond vormde.
Vande Winkel: In verband met Onze Jongens aan den IJzer schrijven we toch dat sommige van de daarin aangeklaagde so-ciale wantoestanden wel degelijk bestonden. Wat De Landtsheer vertelt is niet volledig uit de lucht gegrepen. Onze stelling is dat hij een aantal historische feiten terecht aanklaagt, maar ze vervolgens mystificeert.
Biltereyst: Ons boek sluit aan bij recente theorievorming over de constructie van een natie. We hebben willen aantonen dat dit niet alleen een theoretische abstractie is, maar ook een kwestie van hard labeur.
Vande Winkel: Wij willen laten zien hoe natievorming werkt in de dagelijkse praktijk.
Biltereyst: Voor een stuk is dat journalistiek werk. Je zou als journalist vandaag kunnen aantonen dat in het discours van mensen als Filip Dewinter of Bart De Wever dezelfde mechanismen van natievorming aan het werk zijn. Het denken in conflicttermen bijvoorbeeld. Wij, Vlamingen, tegenover zij, het establishment, Brussel, België. Die tegenstelling wordt ook vandaag nog constant gebruikt.
FILMEN VOOR VLAANDEREN, VLAAMSE BEWEGING, PROPAGANDA EN FILM IS UITGEGEVEN DOOR ADVN EN WORDT VERDEELD DOOR ROULARTA. HET BOEK TELT 224 PAGINA’S. OP DE BIJGESLOTEN DVD, ONDER ANDERE DE INTEGRALE EN GERESTAUREERDE VERSIE VAN MET ONZE JONGENS AAN DEN IJZER. www.wgfilmtv.ugent.be
DOOR HAN RENARD