Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

In Zomertijd, een nieuw autobiografisch boek, laat J.M. Coetzee zijn jongere ik uit de jaren zeventig fileren door vijf buitenstaanders. Dat levert, in al zijn meedogenloosheid, een onthutsend portret op.

J.M. Coetzee staat bekend als een teruggetrokken, gereserveerde man, die zelden interviews geeft en als hij dat wél doet iedere vorm van gezelligheid of camaraderie resoluut de pas afsnijdt. Niet het warmmenselijke type. Cerebraal. Geremd. Een vermoeden van autisme hangt om hem heen.

Inderdaad, dit alles is volstrekt irrelevant. Wie heeft er een boodschap aan ‘de mens achter de schrijver’? Maar anders wordt het als die schrijver zelf uit de stof van zijn niet zo opzienbarende leven literatuur maakt. Want dat is Coetzee, merkwaardig genoeg misschien, dus gaan doen: zijn leven boekstaven in (gefictionaliseerde) autobiografische boeken. In 1997 publiceerde hij Jongensjaren, en in 2002 Portret van een jongeman, waarin hij (zijn versie van) zijn levensverhaal vervolgde met de periode dat hij in Kaapstad een door artistieke ambitie verteerde student wiskunde was en vervolgens in Londen programmeur bij IBM werd. De jonge John vindt dat hij, een kunstenaar immers, ‘de liefde’ moet leren kennen. Wat hij leert kennen is misschien seks, en met de kunst wordt het ook volstrekt niks. Het is een navrant verhaal van totale mislukking.

Je zou zeggen: nóg ontluisterender over jezelf schrijven is moeilijk – maar met Zomertijd, dat nu als wereldprimeur eerst in het Nederlands verschijnt, lukt dat Coetzee moeiteloos.

De levensperiode die hier wordt beschreven ligt enige jaren na die van Portret van een jongeman: ‘John Coetzee’ is terug in Zuid-Afrika, waar hij met zijn vader in een klein huisje in het Kaapse voorplaatsje Tokai woont. Technisch bijzonder aan Zomertijd is dat hier vijf mensen aan het woord komen over de kennelijk in Australië overleden auteur, vier vrouwen en een man, die door een zekere ‘meneer Vincent’ worden opgezocht met het oog op de biografie die hij van ‘John Coetzee’ wil schrijven. Dat zijn achtereenvolgens de therapeute Julia, die met ‘John Coetzee’ begin jaren zeventig, toen ze nog gewoon een getrouwde huisvrouw was, een soort verhouding had; zijn nichtje Margot; de Braziliaanse Adriana, op wie hij, niet tot haar genoegen, verliefd was; Martin, een collega aan de universiteit van Kaapstad; en Sophie, eveneens een academische collega én getrouwd, met wie hij in de tweede helft van de jaren zeventig een relatie had.

Veel vrouwen – maar uit hun verhalen komt ‘John Coetzee’ niet bepaald als een womanizer tevoorschijn. Niet bepaald als erg mannelijk, überhaupt. Hun commentaren worden steeds vernietigender. Julia spreekt, al vond ze hem als minnaar erg matig, nog wel waarderend over hem, maar ook met meewarigheid: ‘Hij en zijn vader samen in dat armzalige huisje aan de Tokaiweg, een weduwnaar en zijn ongetrouwde zoon, twee onbekwamen, twee mislukkelingen des levens (…).’ Margot vond hem geen onaardige man, maar slap, en Adriana noemt hem al helemaal ‘week’. Ze betwijfelt ook of hij als schrijver iets kan hebben voorgesteld, hij was immers geen groot mens. ‘Hij was een kleine man, een onbelangrijk mannetje.’

In het laatste kwart van het boek komen dan Martin en Sophie aan het woord. De laatste merkt op: ‘Stel dat we allemaal voortdurend verhalen over ons leven verzinnen. Waarom zou wat ik u over Coetzee vertel geloofwaardiger zijn dan wat hij u zelf vertelt?’ En inderdaad: uiteindelijk praat iedereen over zichzelf, Julia is bijvoorbeeld ook wel een tikje zelfvoldaan, Adriana moest al bij voorbaat niets van blanke Zuid-Afrikanen hebben, en dat kleurt hun relaas. Ze doen hun best om de waarheid te vertellen, maar het is uiteraard hún waarheid. Zoals ook voor de schrijver J.M. Coetzee geldt die dit boek heeft geschreven.

Dat wisten we dus al, en dat is dan ook niet waardoor Zomertijd zo aankomt. Het aangrijpende van dit vormelijk erg knap gemaakte boek is wat het op een heel basaal niveau zegt: dat ook een leven dat velen mislukt zullen noemen, een leven van iemand die sociaal en emotioneel minder gangbaar is uitgevallen, zijn eigen waardigheid en zin kan hebben. Een soort dubbele ontkenning eigenlijk, in een boek waarin de afwezigheid en de negatie van ‘echt leven’ zo onbarmhartig wordt uitgemeten.

J.M. COETZEE, ZOMERTIJD, UIT HET ENGELS VERTAALD DOOR PETER BERGSMA, COSSEE, AMSTERDAM, 299 BLZ., 22,90 EURO.

Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content