Hubert van Humbeeck

Meer dan de dioxinecrisis of de uitvoer van nucleaire kennis naar Pakistan, vormt de plotselinge toevloed van vooral Slovaakse asielzoekers een test voor de rek die er op de paars-groenecoalitie zit. Dat wil zeggen: voor ze aan het grote werk begint, dat ze zich heeft voorgenomen te ondernemen. Vooral de achterban van de groene partners is gevoelig voor de manier waarop vluchtelingen worden behandeld. Een week nadat er in de regering was afgesproken dat er kordaat maar humaan zou worden opgetreden, stonden ze op de eerste rij van enkele manisfestaties voor het asielcentrum 127bis in Steenokkerzeel.

Het gaat daarbij nauwelijks over de vraag of die bepaalde mensen voor wat dan ook in aanmerking komen. De essentie blijft de manier waarop dossiers worden afgehandeld en afgewezen kandidaten naar huis worden teruggebracht. Het is per slot van rekening geen misdrijf om een beter leven te zoeken. De tienduizend frank vergoeding die ze meekrijgen, is trouwens op zichzelf al aantrekkelijk: daar schiet je in Bratislava of Kosice een heel eind mee op.

Het gevaar van weer zo’n opstoot, is dat in de perceptie daarvan het beeld vertroebelt. Veel mensen maken dan niet meer het onderscheid tussen de asielzoekers van het moment, de zogenaamde illegalen die al jaren onder ons leven en de, laten we zeggen, klassieke allochtone bevolking die ondertussen een deel is geworden van onze samenleving. Politici werken die verwarring in de geesten soms mee in de hand, door maatregelen voor de ene groep te koppelen aan een beleid tegenover de andere. Het maakt deel uit van het spel om evenwichten te zoeken tussen de verschillende bekommernissen in een coalitie, maar het is niet altijd verstandig. De indruk kan zo gemakkelijk ontstaan dat al die mensen onder één hoed te vangen zijn.

In Antwerpen bijvoorbeeld bleek vorige week dat het nog een lange weg is om een deel van de moslimbevolking meer bij de Belgische situatie te betrekken. Er ontstond een geschil rond een Noord-Afrikaans meisje dat haar werk aan de informatiebalie van de stad wou doen met een hoofddoek om. Daarover waren klachten: niet omdat het meisje haar werk niet goed deed, maar vanwege die hoofddoek. De bevoegde schepen André Gantman verbood het dragen van een hoofddoek op die plek – niet iedereen was het daarmee eens.

De discussie is delicaat. Ze heeft te maken met respect voor een geloofsovertuiging en, in dit geval, de spanning tussen de manier waarop dat geloof wordt beleefd en het uitvoeren van een publieke taak. Dat de islam het dragen van zo’n hoofddoek niet voorschrijft, doet niet ter zake. Het gaat erom hoe dat meisje dat zelf aanvoelt, of zij daar een religieuze betekenis aan hecht. Vragen zoals deze waren overigens al eerder aan de orde. Moeten moslimmeisjes deelnemen aan het schoolzwemmen, als dat gemengd gebeurt? Mogen ze met hun hoofddoek op de pasfoto?

Het probleem van het meisje in Antwerpen kan ook op een andere manier worden bekeken. Het geloof is in onze samenleving geleidelijk een privé-aangelegenheid geworden. Religieuze symbolen verdwijnen alsmaar meer uit de openbaarheid. De tijd dat vrijzinnigen zich, bijvoorbeeld, aan de aanwezigheid van kruisbeelden in gerechtszalen stoorden, is voorbij. Wie daar de eed aflegt, hoeft daarbij ook God niet meer aan te roepen.

De vraag van schepen Gantman dat het meisje zich niet opvallend anders zou kleden dan haar collega’s past in zo’n redenering. Het klinkt in dit verband oneerbiedig, maar van bankbedienden die aan een loket klanten te woord staan, wordt verwacht dat hun voorkomen volstrekt neutraal is.

Het is het soort van afspraken dat gemaakt moet kunnen worden, in een stad waar autochtonen en allochtonen soms op gespannen voet met elkaar leven. Als een hoofddoek de inzet wordt van een onnodige controverse. Het stond het meisje vrij om haar hoofddoek na kantoortijd weer om te doen – stond, want de zaak is ondertussen in der minne geregeld. Ze mag haar hoofddoek dragen, maar ze verschijnt niet meer aan de balie.

En eigenlijk is dat jammer. Als woordvoerster van een multiculturele stad had ze daar ook zonder hoofddoek haar plaats. Als er dan nog klachten kwamen, was de aard daarvan zonder meer duidelijk. Dan kon de schepen pal achter haar gaan staan.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content