Herman Deleeck behoorde tot de belangrijkste theoretici van de welvaartsstaat. Zijn kritiek op het Belgische sociale beleid had maar één doel: ervoor zorgen dat het nog betere resultaten opleverde.

Hij twijfelde er niet aan. De verzorgingsstaat zoals die in België vorm had gekregen, was voor Herman Deleeck ‘een ongeëvenaard hoogstaande samenlevingsvorm in vrijheid en solidariteit’. Ja, hij aanzag hem zelfs als niets minder dan ‘het geestelijk ideaal van Europa’. Om er geen twijfel over te laten bestaan dat hij het meende, had Deleeck dat met zoveel woorden laten noteren voor- én achterop zijn boek De architectuur van de welvaartsstaat, waarvan de eerste editie in 1992 verscheen.

Deleeck was 74 toen hij vorige donderdag in zijn woonplaats Hove overleed. Hij behoorde tot de generatie die heeft meegemaakt hoe die welvaartsstaat, vooral via de uitbouw van de sociale zekerheid, sinds de Tweede Wereldoorlog vorm heeft gekregen. Het is een staatsmodel waarin de overheid een groot beslag legt op het nationaal inkomen, via belastingen en sociale bijdragen, en een aanzienlijk deel van zijn uitgaven besteed aan de financiering van de sociale sector, voor de sociale zekerheid, het onderwijs en de gezondheidszorg. Belastingen en sociale bijdragen moeten daarin een grootschalig bestel in stand houden, dat inkomensherverdeling, transfers en het aanbieden van collectieve goederen garandeert.

Voor de daaropvolgende generatie, groot geworden in de naoorlogse boom, was de welvaartsstaat al een dagelijkse realiteit. En, zoals dat gaat met alles wat vanzelfsprekend lijkt, is ook de welvaartsstaat sindsdien stilaan onder druk komen te staan. Hij leek op de duur eerder een optie dan een noodzakelijkheid. Naarmate de crisis van de jaren ’70 steeds verder ging invreten, heette het dat met name de sociale zekerheid als een onbetaalbaar geworden luxe te duur uitviel, aangezien ‘op een economisch kerkhof geen sociaal paradijs kon worden gebouwd’. En voorts heette het dat ze toch niet de juiste prioriteiten legde, wat werd geïllustreerd door de populaire mythe van de ‘stempelende doktersvrouw’ die per limousine haar werkloosheidsvergoeding kwam incasseren. Een vooraanstaand politicus, de huidige premier Guy Verhofstadt (VLD), bepleitte later zelfs de mogelijkheid voor elke burger om dan maar ‘uit de staat te stappen’, om geen deel meer uit te maken van het omvangrijke herverdelingsstelsel.

De toenemende kritiek op de sociale organisatie drong de instanties die het hardst hadden geijverd voor de vormgeving ervan in het defensief, in de eerste plaats de vakbonden en de ziekenfondsen. Dat ‘da joenk’ Verhofstadt aan het eind van de jaren ’80 zijn eerste ministerportefeuille – als vice-premier en minister van Begroting – kwijtspeelde onder druk van de christelijke vakbond ACV, had daar alles mee te maken. De bonden hadden toen nog iets te zeggen, net omdat zij in het sociale bestel zo’n cruciale plaats innamen als bevoorrechte institutionele partners.

HET MATTHEUS-EFFECT

Herman Deleeck was een telg van dit syndicale machtscentrum. Van 1954 tot 1965 was hij verbonden aan de studiedienst van de christelijke werknemersorganisaties, waarna hij hoogleraar in de politieke en sociale wetenschappen werd aan de UFSIA, vandaag een onderdeel van de Antwerpse universiteit. Later ging hij ook nog aan de universiteiten van Leuven en Leiden doceren. In Antwerpen stichtte hij in 1972 het befaamde Centrum voor Sociaal Beleid (CSB), dat vandaag wordt geleid door Bea Cantillon. Het belang en het gezag van het CSB mag blijken uit het feit dat Deleeck tussen 1977 en 1987 bijna acht jaar in de Senaat zat voor de toenmalige CVP, en ook daarin werd opgevolgd door Cantillon.

De verzorgingsstaat verloor in de jaren ’70 zijn onschuld. Dat inspireerde Herman Deleeck tot een kritische ingesteldheid tegenover het geheel van inkomensherverdeling en sociale zekerheid. Zijn stelling luidde dat de welvaartsstaat, deze ‘ongeëvenaard hoogstaande samenlevingsvorm’ dus, slechts gehandhaafd kon blijven indien zowel de efficiëntie als de rechtvaardigheid ervan kon worden aangetoond. Het kwam erop neer dat de legitimiteit en dus het bestaansrecht ervan alleen in stand konden worden gehouden wanneer dat stelsel zijn idealistische aanspraken ook echt in de praktijk bracht. Of zoals Deleeck het zelf stelde: de kritiek op de ‘onovertroffen prestatie’ die de welvaartsstaat is, ‘heeft een dienende rol, en moet een bijdrage leveren om steeds terug te keren naar de oorspronkelijke inspiratie, en naar de verwezenlijking ervan in omstandigheden van de toekomst’.

Het is dan ook niet echt een toeval dat Deleeck in 1975 het Mattheus-effect bedacht, de term die voor altijd met zijn persoon verbonden zal blijven. De term verwijst naar een bijbelfragment, dat stelt: ‘aan wie heeft zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar wie niets heeft zal ook het weinige afgenomen worden van wat hij bezit’ (Mt: 13, 12). Deleeck stelde immers – in het spoor van enkele Amerikaanse en Britse onderzoekers – vast dat de voordelen van de welvaartsstaat verhoudingsgewijs meer ten goede kwamen (en komen) aan de hogere dan aan de lagere sociale geledingen. Daar zijn een boel redenen voor, onder meer omdat de decision makers nu eenmaal de neiging vertonen om sociale behoeften en het daarop gerichte beleid te definiëren naar hun eigen beeld en gelijkenis, en dat is die van de middenklasse en de hoger opgeleiden.

Efficiëntie en equity in het sociale beleid hebben Herman Deleeck blijvend beziggehouden, en daarin is ‘zijn’ CSB van doorslaggevend belang geweest. Het Centrum is immers de bron van een niet aflatende stroom studies, onder meer over armoede-indicatoren, die tot doel hebben het sociale beleid te optimaliseren. En dat beleid staat voor steeds grotere uitdagingen. Enerzijds blijken, gelet op het succes van het neoliberale discours, de politieke grenzen van de herverdeling en de solidariteit te zijn bereikt. Anderzijds is het evenzeer een feit dat sinds de jaren ’90 de kloof tussen arm en rijk weer aan het verbreden is, niet alleen in inkomen, maar ook inzake gezondheid, levensverwachting of onderwijs. Een algehele democratisering, in de betekenis van een grotere gelijkheid in de samenleving, is nog lang niet bereikt, integendeel.

Vandaag is in het publieke vertoog het streven naar ‘gelijkheid’ (als resultaat van het beleid) verschoven naar het aanbieden van ‘gelijke kansen’. De idee dat het volstaat om iedereen zulke gelijke kansen aan te bieden, toegang tot het hoger onderwijs bijvoorbeeld, is evenwel een wat al te simplistische optie. Of, zoals Herman Deleeck het in een recent artikel schreef, ‘de democratisering van het onderwijs begint niet voor de poort van de universiteit’, er komen onder meer ook een boel culturele factoren aan te pas. Gelijke kansen nemen niet weg dat mensen met structurele achterstanden af te rekenen krijgen en dat wie pakweg uit een arm gezin komt, een groot risico loopt om zelf arm te blijven.

Herman Deleeck behoorde tot de eersten die vaststelde dat de welvaartsstaat dus méér is dan alleen een kwestie van organisatie of financiële middelen. Deze gedachte heeft een verlengstuk gekregen in de huidige regeringspolitiek en de idee van de actieve welvaartsstaat. De notie blijft redelijk vaag en de periodieke wrijvingen tussen de liberale en de socialistische regeringspartners suggereren dat er binnen de coalitie niet altijd dezelfde definitie aan gegeven wordt. Aan liberale kant lijkt de nadruk te liggen op de noodzaak van een hogere activiteitsgraad (bij de bevolking), met name minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) ziet dat graag aangevuld met een actiever optreden van de staat zelf, wat hij dan ook in de praktijk wil brengen.

Velen die vandaag meetimmeren aan de actieve welvaartsstaat waren medewerkers van Herman Deleeck, zowel in de arbeidersvleugel van de christen-democratie, bij de sociaal-democraten als bij Agalev: Bea Cantillon bijvoorbeeld, die Vandenbroucke in diens beleid adviseert, SP.A-voorzitter Patrick Janssens, ex-SP.A-minister Jan Peeters of Agalev-minister Mieke Vogels. Frank Vandenbroucke zelf studeerde níét bij Deleeck, maar naar eigen zeggen heeft hij diens studies héél grondig gelezen.

Marc Reynebeau

De ‘actieve welvaartsstaat’ vond zijn inspiratie in het werk van Herman Deleeck.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content