Twintig jaar geleden stond hij mee aan de wieg van het grote Verhofstadt-avontuur. De generatie die de VLD maakte en vandaag twee premiers levert. Nu dingt hij als “underdog” naar de gunst van 80.000 VLD-leden om voorzitter te worden. Een gesprek met Geert Versnick.

Het was 1994 en de blauwe versnelling van Guy Verhofstadt en zijn trawanten stond in de hoogste stand. Vijftien jaar waren ze onderweg, sinds die dag dat ze het PVV-congres van Kortrijk op stelten zetten. De verkiezingen van 1994 en 1995 zorgden nog voor een laatste hobbel op die lange weg. Maar de grote ideologische strijd binnen het Vlaamse liberalisme was eigenlijk al gestreden. Daarbij waren soms nodeloos diepe wonden geslagen. Emile Flamant, topman van de liberale vakbond, nam Verhofstadts discours tegen de politieke macht van de zuilen zeer persoonlijk, hoezeer dat discours ook gericht was tegen andermans zuilen. Hij verliet ziedend de congreszaal van de jonge VLD.

Flamant overleed in 1994. Geert Versnick kwam in zijn plaats in de Kamer. Jong en meedogenloos. Dat imago hadden die jonge turken toen nog. Versnick zelfs in te hoge mate. Het zinde deze Gentse neofiet niet dat de media hem vooral zagen als een glamourboy.

Onberispelijk pak, keurig gekapt en tanden zo wit als die van zijn eega, VTM-ster Lynn Wesenbeek. Dat kon electoraal wel wat opleveren, wist hij, maar het was een te smalle basis om ook als politicus een stevige en vaste waarde te worden. Hij kon niet genoeg onderstrepen dat hij ook hersens had, dat hij mee aan de wieg stond van wat het belangrijkste hoofdstuk uit de recente liberale geschiedenis zou worden.

“Guy en ik zijn samen aan de universiteit begonnen”, zo klonk het in 1994, “we zijn samen in de politiek gestapt, we hebben samen op congressen bepaalde standpunten verdedigd en samen de PVV inhoudelijk – laten we dat duidelijk stellen – vernieuwd”.

Laten we dat duidelijk stellen, inderdaad. Vandaag staat hij er alleen voor. Op 20 november neemt hij het op tegen een man die niét zo openlijk tot de “generatie Verhofstadt” behoorde, die in 1988 niet op de affiche met die slogan stond te blinken, die in het heetst van de strijd tussen Herman De Croo en Patrick Dewael en daarna Guy Verhofstadt op de achtergrond bleef. Tijdens de lange weg van Verhofstadt zat Karel De Gucht in het Europees parlement (1980-1994). De media, als ze hem al kenden, vroegen hem niet eens om zijn standpunt in die woelige jaren toen Verhofstadt de hele CVP en SP over zich heen kreeg. Toen De Gucht op 13 juli werd aangewezen als waarnemend voorzitter, moesten zelfs sommige liberale militanten diep in hun geheugen graven. En toch vroeg Guy Verhofstadt hem na 13 juni om voor de VLD het Vlaams regeerakkoord te onderhandelen, en daarna om de partij te gaan leiden. Meer nog, de premier heeft na de kandidatuur van Versnick laten weten dat hij De Gucht verkiest.

Waar liep het mis met Versnick?

In juli is het bij de VLD ongeveer zo gegaan: twee mensen wilden voorzitter worden, maar mochten niet van Verhofstadt: Rik Daems en Geert Versnick. Er waren drie liberalen die het niet wilden worden, maar aan wie Verhofstadt het kwam vragen: Marleen Vanderpoorten, Dirk Van Mechelen en Karel De Gucht.

Geert Versnick: Ik zeg u heel stellig: dat verhaal klopt niet. Rik Daems wilde geen voorzitter worden, hij wilde in de regering. Guy speelde met een aantal scenario’s voor het voorzitterschap. Maar die vloeiden eerder voort uit zijn zoektocht naar een oplossing voor de geopolitieke verdeling van de ministerportefeuilles. En er moest een vrouw mee aan de top. Uiteindelijk werd Karel aan het hoofd van de partij gezet, om zo Dirk Van Mechelen, een Antwerpenaar, in de regering te kunnen krijgen. Guy vond niet dat deze of gene VLD’er absoluut voorzitter moest worden. Het was de uitkomst van een andere oefening.

Maar u was in alle scenario’s de pineut: Versnick werd voorzitter noch minister.

Versnick: Ik kan me heel goed voorstellen dat het voor Guy zeer moeilijk zou zijn geweest om mij na 13 juni voor te stellen als voorzitter. Enfin, het zou vooral verkeerd zijn uitgelegd. Het zou op vriendjespolitiek hebben geleken. Dat is ook de reden waarom hij zich uitgesproken heeft voor Karel De Gucht. Hij wilde duidelijk maken dat er geen complotje bestaat, geen afspraak om eerst De Gucht wat voorzitter te laten spelen en dan Versnick te laten opdraven. Die indruk had kunnen ontstaan. Maar zo’n afspraak was er niet. Mijn kandidatuur is een eigen initiatief.

U meent dus dat Verhofstadt u een dienst heeft willen bewijzen door u niét te vragen om voorzitter te worden?

Versnick: Dat heeft meegespeeld, ja. Ik wil de redenering niet omkeren. Maar het is zeker zo dat het moeilijk zou hebben gelegen door onze vriendschap. Nu vertrek ik van een zuivere positie en hebben de leden een echte keuze.

Had u minister willen worden?

Versnick: Nee. Enfin, ja uiteraard. Iedereen die aan politiek doet, wenst vroeg of laat een uitvoerend mandaat. Maar ik wist al lang voor de verkiezingen dat het er deze keer niet in zat voor mij. André Denys schatte dat minder goed in. Ik zit en zat voldoende dicht bij de partijtop om een aantal zaken heel correct te kunnen inschatten. Ik ben ook nooit, zoals Derk Jan Eppink schreef, in Polen met mijn vrouw gaan oefenen als minister van Buitenlandse Zaken in spe. Dat verhaal is een eigen leven gaan leiden. Ik ben ook wel realistisch genoeg om te weten dat op Buitenlandse Zaken doorgaans alleen maar zwaargewichten terechtkomen.

U stelde zich vooral kandidaat voor het voorzitterschap omdat u vond dat de vrije keuze van de leden, toch een prille traditie in de VLD, met voeten werd getreden. Rik Daems vond dat ook. Was er ruggespraak tussen jullie?

Versnick: Nee, maar Rik weet ook wel dat er bij de basis een zekere verwachting leeft. Ik heb ook signalen gekregen van militanten, en zelfs van parlementsleden, die zich de vraag stelden: als er maar één kandidaat is voor het voorzitterschap, waarom moeten we dan gaan stemmen? Ik leg geen lijstjes aan van mensen die mij steunen. Iedereen moet het maar voor zichzelf uitmaken. Hoe dan ook is er maar één die verkozen wordt tot voorzitter. Het verhaal dat ik co-voorzitter wilde worden, is een kwakkel.

Het is nochtans De Gucht die het vertelde.

Versnick: Juist, maar ik neem hem niets kwalijk. Wat is er wel gebeurd? Ik heb met Karel een gesprek gehad over onze visie op het management van de partij. En toen wilde ik ook weten hoe hij mijn verdere rol zag als secretaris-generaal van de VLD. Omdat we het niet eens raakten over het eerste, is er over het tweede zelfs niet gepraat. Karel verwees naar dat gesprek. Hij heeft mij achteraf gezegd: “Ik moest dat in één zin samenvatten voor de televisie en ik heb dus maar de term co-voorzitterschap gebruikt. Je moet nu eenmaal simpele beelden gebruiken voor de mensen”. Maar dat was helemaal niet de teneur van ons gesprek. Tussen de voorzitter en de secretaris-generaal moet er een perfecte verstandhouding zijn. Dat is altijd een van de grote voordelen geweest van mijn samenwerking met Verhofstadt. Er heerste vertrouwen tussen ons, aan een paar woorden hadden we genoeg. Toen De Croo voorzitter werd, bood ik hem mijn ontslag aan. Hij zei: “Blijf, want je kent het huis het best”.

Hoe verschillend is uw visie op de partij van die van De Gucht?

Versnick: Dat verschil is vrij fundamenteel. Karel heeft veeleer een traditionele kijk op de partij als epicentrum van de politiek. Dat is de partij inderdaad lange tijd geweest, logisch ook als je in de oppositie zit. Maar we zitten nu in de meerderheid. Het epicentrum moet nu dààr liggen, in de regering en de parlementen. De partij moet een middenveld zijn, de voorzitter een spelverdeler. Dat is een meer angelsaksische visie. We kunnen nu meer aan de organisatie werken, de leden er meer bij betrekken, de afdelingen ondersteunen en de gemeenteraadsverkiezingen voorbereiden. We moeten ons minder bezighouden met de Wetstraat, daar hebben we nu al bekwame mensen genoeg. De federale regering wordt het moeilijkst. Daar heb je zes partijen en gevoeligheden tussen Noord en Zuid. Daar is inzicht, diplomatie en rechtstreeks contact nodig. Daarvoor is mijn ervaring in het federale parlement een enorm voordeel. Als er daar iets begint te broeien, moet je er direct en ter zake op kunnen inspelen. Niet in de stijl van Luc Van den Brande, met ultimatums. Dat moet je met dictators doen, niet met mensen met wie je bruggen wilt bouwen.

Geen ultimatums zoals dat van De Gucht over de afcentiemen, bedoelt u nu?

Versnick:(Schudt heftig het hoofd) Ik zeg niets over wat De Gucht zegt. Ik zeg alleen waar ik voor sta. En als jullie vinden dat ik mezelf te veel bestoef, moet je mij maar onderbreken.

Patrick Dewael en Guy Verhofstadt moeten als chefs van hun regeringen ook neutrale spelverdelers zijn. Dus misschien heeft de VLD juist nu nood aan een voorzitter die de blauwe accenten in de verf zet?

Versnick: Er zijn genoeg liberale sterkhouders in de regering die over het VLD-gehalte zullen waken. Rik Daems zit in de federale regering. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat de VLD-voorzitter een doetje moet worden die niet aanwezig is in het politieke debat. Maar hij moet zich niet altijd en overal in willen mengen. Hij moet in het belang van de continuïteit zich nu en dan terugtrekken, zijn egootje opzijzetten. Ik heb in het verleden ook bewezen dat ik dat kan.

Omdat u daar misschien een beetje toe verplicht geweest bent? Omdat u altijd zo vriendelijk bent geweest om in de schaduw van Verhofstadt te gaan staan.

Versnick: Nee. (Aarzelt) Ik heb niet de behoefte om alle dagen in het zonnetje te staan. En ik stel vast dat meer en meer partijen in die richting evolueren. Ook Stefaan De Clerck ziet de CVP anders functioneren dan in het verleden. En Patrick Janssens zal het ook anders invullen dan Louis Tobback. Het is nooit een goede zaak geweest dat regeringen beschoonmoederd werden door de partijen.

Nu verplicht u ons om te denken dat De Gucht schoonmoeder wil spelen.

Versnick: Neenee. Maar Karel heeft wel een meer traditionele opvatting over de partij als epicentrum van de macht. Ik wil niet zeggen dat hij schoonmoeder zal spelen, maar het gevaar bestaat wel. (Lacht zenuwachtig) Maar nu willen jullie mij toch laten kletsen over De Gucht, en dat wil ik niet.

Nog eentje dan maar. De Gucht wekt bij veel CVP’ers irritatie op wegens zijn uitgesproken vrijzinnigheid. Hoe zit dat met u?

Versnick: Ik ben vrijzinnig, maar ik maak daar geen handelsmerk van. Voor mij is dat een verouderde breuklijn. Ik zal alleen maar op mijn strepen gaan staan als anderen daar nog altijd een politieke breuklijn willen van maken. De VLD is een open formatie. In ethische kwesties beslissen de parlementsleden in eer en geweten.

Maar bent u bij de loge?

Versnick: Ook dat is weer een verhaal dat niets met politiek te maken heeft. Dat is een verhaal van de negentiende eeuw.

Het is toch recenter hoor. We citeren Derk Jan Eppink: “Een liberaal die een benoeming in Gent wilde, moest doorgaans te rade gaan bij logebroeder Geert Versnick. Hij trad op als rechterhand van Guy Verhofstadt.”

Versnick: Geloof en dergelijke behoren tot de privé-levenssfeer, tot op het ogenblik dat je daar zelf een issue van maakt. Ik heb dat nooit gedaan. Net als met dat verhaal over mijn Poolse studiereis voor het ministerschap was Eppink in deze slecht gedocumenteerd.

Hoe zit het met uw proces tegen Herman Brusselmans? Dat ging ook over uw privé-leven dat plots een issue werd.

Versnick: Dat proces loopt nog altijd (al enkele jaren, nvdr). Ik ben niet kleinzielig. Mensen worden altijd gekwetst. Soms oppervlakkig, soms iets dieper. Het gebeurt dat mensen met wie je bevriend bent, je eens teleurstellen. Dat is het leven, zeker het professionele leven. Mijn klacht tegen Brusselmans ging niet over mijn persoon of die van mijn vrouw, anders had ik hem al veel eerder een proces kunnen aandoen. Het ging over onze kinderen en dat ligt altijd net iets gevoeliger. Hij had in een radiocolumn mijn vaderschap in twijfel getrokken. Ik wilde niet gedroomd hebben dat mijn kind later de vraag zou stellen: papa, waarom heb je daar nooit op gereageerd?

Hebt u ooit wel eens een boek van Brusselmans gelezen?

Versnick: Nooit. Het ging trouwens niet over een passage in een roman, maar over een column op de radio. Ik lees vooral Engelstalig werk en dan met name veel biografieën en memoires. De menselijke interactie in dat soort verhalen boeit mij enorm. De psychodrama’s tussen Nixon en Kissinger bijvoorbeeld. Zeer leerrijk.

Zeker voor een VLD’er aan de top. Met de rechtstreekse voorzittersverkiezingen heeft het nooit aan psychodrama ontbroken.

Versnick: We hebben in het verleden voorzittersverkiezingen op het scherp van de snee gehad. Heeft de partij er ooit onder geleden? Nee, we zijn er sterker uit gekomen. De liberalen zouden echt lijden onder een systeem zoals bij de CVP en de SP.

Verhofstadt had wellicht gehoopt dat het op 20 november ook bij de VLD zo zou zijn verlopen, nu stabiliteit belangrijk is voor de regering.

Versnick: Toen ik mij kandidaat stelde, was dat inderdaad de vrees van sommigen. Dat er wonden zouden worden opengereten, dat er grote heroïsche discussies zouden ontstaan over welk soort liberalisme deze en gene kandidaat voor ogen had, en wat de VLD in de regering goed of slecht deed. Ik heb die mensen gerustgesteld: de twee kandidaat-voorzitters zouden niet gaan bekvechten. Karel en ik zijn beide intellectueel begaafde mensen met een verschillende visie op hoe de partij moet functioneren. En dat is alles. We gaan elkaar niet politiek bekampen.

Het ideeëndebat in de VLD behoort tot het verleden?

Versnick: Ach, de zaken zijn zo vaak nodeloos op de spits gedreven. En niemand kon nog terug zonder gezichtsverlies. We kwamen terecht in je reinste semantiek. Het ene woord bracht het andere met zich mee. Maar waar ging het eigenlijk allemaal over? Dat de één meer of minder sociaal liberaal was dan de ander? Nee toch. Verhofstadt heeft altijd een grotere sociale reflex gehad dan een zelfverklaarde sociaal liberaal als Herman De Croo. Alleen vond hij dat niet nodig om dat ook zo te zeggen. Hij durfde het ook niet meer te zeggen, want de symboliek had hem nu eenmaal met een ander imago opgezadeld. Hij liet zich opjagen. Zijn rustperiode is zeer nuttig geweest om te kunnen terugkeren en onbezwaard te kunnen zeggen waar het vanaf het begin al op stond. Misschien zal ik ook nog eens door de woestijn moeten, he. (Lacht).

Toen ik jaren geleden met Guy en andere jongeren aan onze weg begon, waren wij juist zo boos omdat menig PVV’er geen speech kon beginnen zonder zich te verontschuldigen: we zijn liberaal, maar ook sociaal. Waar waren die gasten mee bezig? Ik heb mijn nek uitgestoken voor onze principes. En achteraf opnieuw om de schijnbare tegenstellingen tot hun reële proporties terug te brengen. Want de semantiek sloeg wonden en persoonlijke vriendschappen leden er onder. Verhofstadt en Flamant kenden elkaar heel goed en toch kwamen ze met elkaar in aanvaring. Het is nu geen issue meer, iedereen kent nu zijn plaats in het verhaal.

Dat neemt niet weg dat u de hele partijtop over u heen kreeg toen u zich kandidaat stelde.

Versnick: Ik had er alle begrip voor dat er in een eerste reactie veel onrust heerste over mijn initiatief. Maar nu begrijp ik niet langer waarom die vrees voor mijn kandidatuur voortduurt. Ik wil geen felle persoonlijke strijd, dat is toch duidelijk? Het zou makkelijk zijn, he. Als ik ook maar drie millimeter zou afwijken van een standpunt dat Karel De Gucht inneemt, krijg ik alle aandacht. Het zou voor mij heel gemakkelijk zijn om aan de lopende band persconferenties te geven met een grote opkomst van de media. Ik wil het niet omdat dit niet om een verschil in politieke standpunten gaat.

Of omdat u uw positie achteraf niet onmogelijk wilt maken, als het uitdraait op een fiasco?

Versnick: Ik doe dit niet alleen uit altruïsme. Ook uit…

Gezonde ambitie?

Versnick: …uit het welbegrepen inzicht dat als ik inderdaad zou gaan stampen ik mezelf onmogelijk maak. Dit gaat om jezelf kunnen inhouden en de zaken goed inschatten. Ik ben niet publiciteitsgeil. En dat zijn karaktereigenschappen die een goede voorzitter moet hebben.

In 1997 zei u dat een goede voorzitter moet beschikken over “common sense, intellectuele kracht en evenwicht, diplomatie, gevoel voor tact, besluitvaardigheid; hij moet ook de nodige rust uitstralen”.

Versnick: Heb ik dat gezegd? Prachtig, ik zou het niet beter kunnen zeggen. Bedankt!

U zei dat toen u even met het idee speelde om de handschoen op te nemen tegen Herman De Croo. Maar kort daarna stapte Verhofstadt zelf in de ring. U ging weer opzij staan. Is dat niet een beetje uw drama? Dat u altijd de goede soldaat van Verhofstadt bent geweest?

Versnick: Ondertussen ben ik luitenant geworden, he. Eerste luitenant zelfs. (Lacht).

Maar u ging in 1997 wel voor hem opzij staan?

Versnick: Dat is in overleg gebeurd. Guy had de beste kaarten. Je moet voldoende zelfkennis hebben op zo’n moment.

U bent zo dienstbaar geweest dat u vandaag de absolute “underdog” bent.

Versnick: Natuurlijk ben ik de underdog. Er zijn drie mogelijkheden. Eén: ik win. Twee: ik verlies maar behaal een eerbaar resultaat met een propere campagne. Dan zijn er geen potten gebroken en kan ik perfect verder functioneren. Drie: ik behaal een slecht resultaat. Dan zal ik mij inderdaad moeten bezinnen over de gemaakte fouten.

Maar in elk van die gevallen kan de naambekendheid van een kandidaat-voorzitter meegenomen zijn in oktober 2000?

Versnick: Dat is mijn bedoeling niet. We hebben in Gent goede mensen. Ik zit goed in het parlement en kan daar efficiënt renderen. Ik ga dus niet in Gent de lijst trekken.

Ik militeer in een fijne partij waarvan de statuten mij in staat stellen om zonder plichtplegingen kandidaat te zijn voor het voorzitterschap. Ik hoef niet, zoals in de SP, drie federaties of tien afdelingen achter mij te krijgen. Vroeger had je bij de PVV ook zo’n systeem waarbij de federaties en bloc kiesmannen moesten voorstellen. Dat liet onvermijdelijk sporen na. Nu verdeel je de partij niet in blokken. Er zijn alleen Geert Versnick, Karel De Gucht en 80.000 leden.

Dat gelooft u toch zelf niet? De facto komt het er ook bij de VLD nog altijd op neer dat je leden zo massaal mogelijk en dus liefst in groep voor je moet zien te winnen. En als een premier zich uitspreekt voor een kandidaat is dat ook mobiliserend.

Versnick: Tja, als prominent VLD-lid was Guy misschien verplicht om dat te doen, om het verhaal te ontkrachten als zou er een afspraakje bestaan tussen hem en zijn vriend Versnick. Of hij zich daar als premier in moet mengen? Bon, stel dat mijn uitslag zeer slecht is, dan zal ik toegeven dat ik mij vergist heb in mijn strategie en in mijn inschatting van de partij.

Tien jonge parlementsleden, inmiddels al een generatie na die van u en Verhofstadt, hebben ook publiek hun steun toegezegd aan De Gucht.

Versnick:(Boos) Dat is een oude truc van de foor. Dit initiatief van de jonge parlementsleden, waarop sloeg dat? Ze willen goed staan bij de gedoodverfde winnaar, maar tegelijkertijd bellen sommigen de uitdager op om te zeggen: ik heb dat wel getekend, mààr…

Ze zijn jong, en ze lopen u – de oudere jongere – straal voorbij. U valt tussen twee stoelen. Tussen de generatie-Verhofstadt en de generatie van Bart Somers, Patricia Ceysens en anderen.

Versnick: Ik zit lang genoeg in de partij om te kunnen inschatten wat tot de zeer aanvaardbare mogelijkheden behoort. Op dat vlak heb ik mijn maagdelijkheid ook wel enige jaren geleden verloren. Wat is trouwens jong? Misschien moeten we Noël Slangen maar eens vragen om een nieuw concept uit te tekenen. Heeft het te maken met leeftijd, met anciënniteit in een mandaat, met ideeën? Ik vind dat die jongeren met hun initiatief inhoudelijk fout zitten, maar het betekent niet dat we niet goed kunnen samenwerken. Ik kijk daar niemand vies voor aan. Ik voel geen rancune of nijd.

Politiek is een zaak van mensen. Hoe goed kent u Verhofstadt?

Versnick: Ik denk wel dat ik hem zeer goed ken. En ze zijn op één hand te tellen, de mensen die Guy goed kennen. Stel dat hij mij had aangewezen als kandidaat-voorzitter. Dan kreeg ik een tegenkandidaat. En als die dan niet dezelfde deontologische terughoudendheid aan de dag had kunnen leggen als ik vandaag, was er veel ellende van gekomen. Dan zat ik niet in de underdog-positie.

Zal Verhofstadt op u stemmen, denkt u?

Versnick:(Zeer lange stilte) De stemming is geheim.

Zei hij diplomatisch tot de laatste snik. Maar hoopt u…

Versnick: Dat hij voor zijn hart kiest? Het is niet uitgesloten. Enfin, weg die gedachten. Koffietje? Iets erbij?

Walter Pauli Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content