Etta Palm, het hoofdpersonage uit Het zesde bedrijf van P.F. Thomése, komt uit een bescheiden Gronings gezin. Als maîtresse van een paar hooggeplaatste heren heeft ze het ver geschopt in de 18de-eeuwse Parijse hofkringen. Met de wervelstorm van 1789 valt die wereld in stukken uiteen. Als typisch product van het galante Frankrijk heeft Etta, alias barones d’Aelders, het dan ook moeilijk om zich aan de “moderne maatschappij” aan te passen. Toch laat ze zich meeslepen door de euforische tijdsgeest en begint ze vol elan aan een tweede leven. Ze raakt verliefd op een twintig jaar jongere jakobijn en wordt voorzitster van een feministische club die het stemrecht voor vrouwen bij de Assemblée opeist. Haaks op haar kersverse democratische overtuigingen staat echter haar verlangen naar macht. Ze wil bestaan: “Bestaan betekent bestaan in andermans ogen. En die dan uitsteken.” Figuurlijk, dat wel, maar als het erop aankomt, kan ze de seksegenoten die haar dreigen te overschaduwen, hard aanpakken. Wanneer ze als dubbelspionne voor de vijandelijke mogendheden mag gaan opereren, lijkt ze haar ambities te kunnen waarmaken. Maar haar opdracht loopt faliekant af en daar ze vanuit Parijs geen teken meer ontvangt, is ze verplicht haar laatste levensjaren in het saaie Den Haag te slijten.

Met deze historische roman levert Thomése een indringend en tegelijk genadeloos, ironisch vrouwenportret af. Vol duivels plezier plaatst hij zijn kokette barones in de meest ontluisterende situaties: van haar korset verlost en uit de pan schransend, of pissend en kakkend in een hoekje van een scheepskajuit. De afwisseling van prachtige volzinnen à la Choderlos de Laclos die in hoger gezelschap uit haar mond vloeien, en haar platvloerse taalgebruik en privé werkt eveneens demystifiërend.

De mens is het slachtoffer van zijn illusies, zegt Thomése. Etta’s droevig lot wordt als een afspiegeling gezien van het tumultueuze postrevolutionaire Parijs. In zijn prachtig geschilderde groeps- en straattaferelen toont de auteur aan welke chaotische en moorddadige vormen de verlichtingsidealen gaandeweg aannemen. “Om te weten wat geluk betekent, moet men de jaren rondom 1789 hebben meegemaakt.” Deze euforische uitspraak van Talleyrand vult Thomése nuchter aan: “Overal werden dagelijks de nieuwste vrijheden geafficheerd. Maar aan de lantarens die hen verlichtten, bungelden de gehangenen.” In Het zesde bedrijf is Thomése er con brio in geslaagd die individuele en collectieve teloorgang van illusies in de verf te zetten.

P.F. Thomése, “Het zesde bedrijf”, Querido, Amsterdam, 277 blz., 799 fr.

AGNES VAN EMELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content