Violist Vadim Repin is op zijn nieuwste cd in het best denkbare gezelschap.

‘Kom volgend jaar nog maar eens terug.’ Het zou een uitspraak regelrecht uit het onderwijs kunnen zijn. Maar het was Herbert von Karajan die Anne-Sophie Mutter, toen nog een bakvis van 15, deze wijze raad gaf. Ze had hem namelijk net het Vioolconcerto van Beethoven voorgespeeld.

Als Vadim Repin dan vertelt dat hij op zijn 13e van zijn leraar Zakhar Bron een vastbesloten njet kreeg toen ook hij dit concerto voor publiek wou gaan spelen, dan moet er met dit opus wel iets heel bijzonders aan de hand zijn. Te virtuoos? Toch niet. Beethoven schreef een vioolpartij die de helft van de tijd met het orkest meehuppelt. Te dramatisch voor een kind? Welnee, dit is een alleraardigste Beethoven. De melodieën zijn kinderlijk eenvoudig en de tempo’s zijn best te doen. Alleen zit er achter al die eenvoud een diepere zin zoals we die ook bij Mo-zart aantreffen. Wie dit concerto onder handen neemt, moet iets te vertellen hebben over zichzelf en over het leven.

Repin ging zich pas echt toeleggen op het Beethovenconcerto na zijn overwinning in de Koningin Elisabethwedstrijd in 1989. En nu, op zijn 37e, heeft hij het opgenomen, en nog wel met de crème de la crème van het muzikale universum: de Wiener Philharmoniker en (voor de Kreutzersonate) Martha Argerich. Deze cd is meteen Repins eerste bij Deutsche Grammophon waar hij opnieuw als solist te horen is. ‘Dit concerto spelen’, vertelt hij in het cd-boekje, ‘is je totaal laten kennen, naakt en kwetsbaar. Je kunt niets verbergen. Je ware natuur openbaart zich.’ Het is ‘a lovestory about life itself’. En zo speelt hij het ook: zalig relaxed, dromerig, spontaan en vooral zonnig. Sentiment, drama en zinloze vibrato’s mijdt hij. Riccardo Muti laat de Wiener overal intens, pittig en gevoelig dialogeren met de solist.

Ziet Vadim Repin het concerto als een liefdesverklaring aan het leven, dan lijkt de Kreutzersonate wel een oorlogsverklaring. De azuurblauwe hemel trekt grijs weg bij de eerste strepen viool in de openingsmaten. Aarzelend, zoekend, verschuivend van licht naar donker en terug, vinden viool en piano elkaar. Is dit Beethovens laatste worsteling met het leven? Zo lijkt het wel. Hier is de keuze voor twee virtuozen de enige juiste. Wie geen bolleboos is op viool, en wie als pianist geen solistische kwaliteiten heeft, kan het in deze 9e vioolsonate wel schudden. Maar als je Argerich en Repin bezig hoort in dit grillige lijf-aan-lijfgevecht, zou je geloven dat het in één keer op de band stond. Dergelijk spontaan en dartel samenspel is enkel onder de allergrootsten mogelijk.

Greet Van ’t veld

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content