‘Ik durfde mij vroeger niet te verroeren in de kleedkamer,’ zegt Danny Boffin (38), ‘nu schijt de jeugd je op de kop.’ De oudste tien voetballers in eerste klasse over de jongste generatie profs. ‘De dag van vandaag durft men alles !’

“Waar ik mij aan erger, is een gebrek aan erkenning voor wat iemand presteerde. Bij AA Gent bijvoorbeeld kenden de derderangsbuitenlanders geen greintje respect voor de meeste routiniers. Als je iets zei, konden sommigen dat niet aanvaarden. Ik merk ook dat sommige spelers nog te weinig voor hun beroep leven. Blijkbaar zijn er jongens die de avond voor de wedstrijd nog op stap gaan. Dat kan natuurlijk niet, hé !”

(Vital Borkelmans, Cercle Brugge, 01.06.63)

“In mijn jonge tijd hadden wij veel meer respect voor oudere voetballers dan de jeugd nu heeft. De ouderen voerden het woord en beslisten alles. De rest moest gewoon maar meedraaien. Wie een grote mond opzette, werd er uitgebonjourd. Zoals ik er hier nu sommige zie rondlopen, met hun manier van doen, op en naast het veld…, die zouden destijds zonder boe of ba tegen de muur worden gezet of gewoon voor iedereen belachelijk worden gemaakt. Ik denk dat het vroeger té was in de ene richting en nu té in de andere. De gulden middenweg zou heel goed zijn. Je moet respect hebben voor elkaar. Het moet wederzijds zijn.

“Ik denk dat jeugd meer uit noodzaak dan uit echte overtuiging wordt opgesteld. Dat zit in het Belgisch voetbal ingebakken. In Ajax zijn ze klaar op 18, hier zijn ze in de 20 en hoor je vaak dat ze nog alle tijd hebben. Voor velen is het ook te gemakkelijk gegaan. Vroeger moest je een aantal jaren presteren voor je een contract kreeg. Maar de laatste tien jaar û sedert het arrest-Bosman û hebben veel jonge voetballers veel, té veel verdiend zonder iets bewezen te hebben. Dankzij de invoering van de licenties voor profclubs wordt het in de toekomst weer anders, denk ik.”

(Dany Verlinden, Club Brugge, 15.08.63)

“Het voetbal is er enorm op vooruitgegaan, de jeugd krijgt veel meer kansen. In mijn tijd û 20, 25 jaar geleden û was het altijd, ook al kon je twee keer zo goed voetballen als wie er in de ploeg stonden : te jong, geen kracht genoeg, weegt maar zoveel… Als je niet groot, sterk en breed was, kwam je niet in aanmerking. Er was ook een mentaliteit van : het moéten ouderen zijn, want die hebben alles al meegemaakt. Terwijl men nu probeert steeds jongere spelers te nemen.

“De jeugd is zelf ook veranderd. Ik durfde mij vroeger niet te verroeren in de kleedkamer, ik luisterde aandachtig naar de ouderen. Nu schijt de jeugd je op de kop. De dag van vandaag durft men alles ! Vroeger was het ondenkbaar dat een jonge snaak de ouwe een loer zou draaien zoals nu wel eens gebeurt (lacht). Geen probleem, hoor, dan pak ik hem dubbel terug. Jeugd accepteert minder van ouderen. Sommigen denken dat ze het beter weten. Het is mogelijk natuurlijk dat een jongere meer kwaliteiten heeft dan een oudere, maar er moet toch nog altijd respect zijn.

“Het is ongelooflijk welke kansen de jeugd nu heeft. Het verschil in opleiding is dag en nacht. Nu zijn er zelfs voetbalscholen. Ik heb tot 11 jaar op straat gespeeld en daarna was het twee keer per week trainen. Nu gaat het van klein af over afhaken, kaatsen, balbezit et cetera. Toen wij toekwamen, was het : vijf keer rond het veld lopen, een matchke en gedaan. De mogelijkheden nu zijn immens. Mijn boodschap voor de jeugd is : maak er maximaal gebruik van ! Haal altijd het onderste uit je kas, want iedere wedstrijd staan er mensen rond het veld te kijken, scouts, media… Dat zijn allemaal springplanken. Maar sommigen zien dat niet.”

(Danny Boffin, Sint-Truiden, 10.07.65)

“De jeugd heeft het wat makkelijker dan wij destijds, de mentaliteit is ook een beetje anders. Ik probeerde te luisteren als Simon Tahamata, Jos Daerden of Willy Wellens iets zegden. Niet dat ik mij liet doen, maar het is toen nooit in mij opgekomen om de voetbalwijsheid van die mensen in vraag te stellen. Nu is de jeugd veel mondiger en zelfstandiger geworden. Van computers steek ik wel eens iets op van die mannen, maar niet van voetbal. Vroeger droeg de jeugd sowieso altijd het materiaal. Tahamata heb ik nooit ballen weten dragen. Nu is er een beurtrol. Sommigen nemen niks van je aan, maar dat is hun goed recht. Het is ook van alle tijden, denk ik. Zo herinner ik mij nog de jonge Marc Schaessens, die met 16 jaar al opstandig was tegen Jos Daerden. Het zou ook kunnen dat ze in Antwerpen een iets grotere mond hebben dan elders natuurlijk (lacht).

“De jeugd nu is ook welgestelder. In mijn eerste profjaren reed ik met mijn Nisanneke of mijn Golfke, nu hebben die allemaal een dikke auto. Die krijgen er één van de club, bovenop een contract van vier, vijf jaar. Waarna ze niet aan de bak komen en hun neus ophalen om naar tweede of derde te gaan, omdat ze er veel van hun privileges moeten afgeven. Ik vind dat jongens die niet klaar zijn op 18 in een lagere afdeling moeten rijpen, leren knokken voor de punten en bewijzen dat ze het waard zijn in eerste te voetballen. Ik vind wel dat onze jeugd voorrang moet krijgen op al die gasten die hier vanuit alle landen toestromen en niet beter zijn.

“Wij moesten er veel meer voor doen om profvoetballer te worden. Ik heb nog in bevordering gespeeld, in derde en in tweede klasse. ’s Avonds trainen en overdag stond ik bij Daf Trucks aan de band. Ik kan je verzekeren dat het geen lachertje was. Ik besef hoe mooi het is om voetbalprof te zijn.”

(Patrick Goots, Antwerp, 10.04.66)

“Het grote verschil is dat de jeugd vroeger voor alles moest vechten en nu alle kansen krijgt om op de juiste, professionele manier zijn sport te beoefenen. De faciliteiten zijn nu werkelijk enorm. Het materiaal, de schoenen, de infrastructuur, de verzorging. Wanneer moet ik relaxen, wat moet ik voor en na de training doen ? Wanneer moet ik wat eten ? Op alle vlakken staan er mensen klaar om je te helpen.

“De mentaliteit van de jeugd kan je niet veralgemenen, die verschilt van individu tot individu. Ik zie jonge mensen die de opportuniteiten die voor het grijpen liggen op een positieve manier proberen te benutten, die hard werken, leergierig zijn en zich goed verzorgen ; en ik zie ook anderen.”

(Mike Origi, Heusden-Zolder, 16.11.67)

“Alles is helemaal anders nu. Jonge spelers zijn agressiever dan vroeger. Je schrikt wel eens van hun reacties, maar anderzijds is het positief voor hen : je hebt agressie nodig om je door te zetten in voetbal. Jeugd is sowieso sneller volwassen nu, sneller zijn onschuld kwijt. Ik was 17 toen ik in de nationale ploeg van Sierra Leone tussen allemaal ouderen terechtkwam. Ik moest niks zeggen, gewoon luisteren, de shirtjes oprapen en zorgen dat ze gewassen werden. Jeugd durft meer voor zichzelf op te komen nu, wij hadden schrik. Ik vind dat ouderen de jeugd op een positieve manier moeten benaderen, zelf ben ik daar ook in geëvolueerd. Ouderen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen in het begeleiden van jonge mensen, maar je kweekt geen motivatie bij hen door te schelden, te roepen en ze te vernederen. Maar je hebt natuurlijk ervaren spelers die alleen maar kritiek geven uit schrik hun plaats aan hen te verliezen. Anderzijds vind ik dat veel jonge spelers nog heel weinig verdragen van ouderen. Is het omdat ze misschien meer verdienen, meer bezitten of met een mooiere wagen rijden ? Feit is dat het plezier de laatste jaren verminderd is. Het is minder een teamsport, het is meer een competitie, ook buiten het veld. Jammer.”

(Mohammed Kanu, Cercle Brugge, 05.07.68)

“Er is niet zo heel veel veranderd, behalve dat het allemaal veel professioneler is geworden. Het respect voor de ouderen is iets minder, maar toch nog altijd daar, vind ik. Respect moet je als oudere speler ook met prestaties afdwingen. Jonge gasten zijn wel mondiger geworden. De ene keer is dat positief, de andere keer negatief. Vroeger hadden jonge spelers meer ontzag voor ouderen, praatten zij heel weinig met ouderen in de kleedkamer. Ik weet niet of dat goed was. Zoals het vandaag is, vind ik het ook niet slecht. Wat voor ouderen geldt, geldt nu ook voor jongeren. Jeugd is ook veeleisender geworden in contractbesprekingen. Ze horen bedragen en zeggen zonder schroom : als hij dat verdient, waarom ik dan niet ? Vroeger kon dat niet. Ik vind : elke speler, jong of oud, moet naar waarde worden betaald. Niet te veel, niet te weinig.

Emilio Ferrera is wel een trainer die respect voor de ouderen steunt, die laat voelen dat zij de meeste ervaring hebben en dat er naar hen moet worden geluisterd. Dan zie je dat de jeugd toch wat lakser is dan vroeger. Ze vinden het niet zo erg meer als er iets niet gebeurt, ze gaan ervan uit dat het wel zal worden gedaan door iemand anders, zoals het materiaal naar het veld brengen of de ballen oppompen. Het is onze taak hen daarin te begeleiden en dat gaat vrij goed.”

(Marc Schaessens, Lierse, 14.09.68)

“Jonge mannen krijgen het nu in de schoot geworpen. Sommigen rapen het op, sommigen laten het liggen – zoals er sommigen naar oudere spelers luisteren en sommigen niet. Maar over het algemeen mogen we in Sint-Truiden niet klagen. Ik vind wel dat het allemaal veel te gemakkelijk gaat. Nu krijgen ze dadelijk een maandloon en een auto. Ik kreeg niks, ik moest ervoor spelen. Ik werkte aan de band, van ’s morgens tot ’s avonds hetzelfde doen ; en daarna ging ik nog trainen û en daarna ook nog vrijen (lacht). Het was echt werken. Nu worden ze verwend op de club, want alles en iedereen staat voor hen klaar û kinesisten, dokter, kledij, handdoeken… En als ze thuiskomen, staat het eten op tafel, worden ze dus weer verwend. En ze beseffen het niet ! Ik zeg soms : ze zouden eens een weekje in de fabriek moeten werken om zich bewust te worden van het mooie leven dat ze leiden. Ze doen maar op, hé.

“Toen ik 19, 20 jaar was, reed ik rond met een autoke van mijn opa, één waarvoor ik gewerkt had. Nu komen er naar het voetbal met een luxeauto. Mooi voor hen als ze dat kunnen, maar ik zou toch eerst drie keer nadenken of ik daar wel mijn geld aan zou uitgeven. Ze vinden het allemaal zo evident, hé. Ik heb destijds nog de tassen van Wilfried Sleurs en Erwin Coenen gedragen. Spontaan, uit respect, omdat ik wist dat ik veel van hen kon leren. Nu zouden ze rond de bus lopen om zeker niks te moeten dragen. Ze gaan werk uit de weg. Ik vind ook : voetbal is je job, als ze je ergens vragen, moet je er zijn. Vroeger was de groep altijd voltallig, of het nu voor een feestje of wat anders was. Nu is het : die moet naar ginder, die naar daar… Ik heb het er lastig mee.”

Peter Voets, (Sint-Truiden, 17.09.68)

“Vijftien jaar geleden bestond er automatisch respect voor oudere spelers. Bij Standard liepen er in mijn tijd heel wat kleppers, het ontzag voor hun verdiensten was groot. We hadden soms echt schrik om iets fout te doen of te zeggen. Nu zeggen negen van de tien jonge spelers hun gedacht als je hen iets vraagt, zonder echt na te denken. Dat kan mij wel eens storen. Maar het is niet alleen in het voetbal, ik merk het thuis ook aan mijn kinderen. Het respect vermindert. De oplossing ? Hen lachend advies geven en kleine dingen aanreiken.”

(Thierry Siquet, La Louvière, 18.10.68)

“Het positieve aan al die jonge gasten nu is dat ze je jong houden. Die vertellen dingen die je anders niet hoort, hé (lacht). En wat zeker veranderd is, is de kledij. Ze zijn modebewust nu, zeker in Antwerpen.

“Er is een periode geweest dat jongeren veel te gemakkelijk een contract kregen, met alle gevolgen vandien : ze moeten niet meer naar school en zeker niet werken, maar juist een beetje voetballen. Ik wil zeker niet veralgemenen, want de opvoeding speelt een grote rol, maar sommigen is het zeker aan te zien dat ze het gemakkelijk hebben gehad. Er zijn jonge gasten die er alles voor doen en respect hebben, maar we zien toch veel andere dingen, hoor. Het respect tegenover andere spelers en trainers is veel verminderd. Destijds kropen wij in een hoekje van de kleedkamer en roerden we ons niet ; nu zijn er die binnenkomen en meteen de beste plaatsen innemen. Vroeger zouden ze direct teruggefloten worden door de oudere spelers, nu is dat nog heel moeilijk. Ze zijn ook met veel meer, hé, dan vroeger (lacht).

“Er zijn er wie het op de zenuwen werkt. Mij niet, ik heb geen problemen met hun levenswijze. Alleen heb ik er last mee als gasten die nog niks bewezen hebben niks doen, te lui zijn om een meter te lopen, geen gedrevenheid en vechtlust hebben. Dat is toch wat kenmerkend voor deze generatie, vind ik.”

(Yves Feys, Antwerp,16.01.69)door Christian Vandenabeele & Frédéric Vanheule

‘Een jonge speler die een grote mond opzette, werd er vroeger uitgebonjourd.’ (Dany Verlinden)

‘Van computers steek ik wel eens iets op van die mannen, maar niet van voetbal.’ (Patrick Goots)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content