De Xûdossiers zijn onverwacht weer actueel geworden. Maar niet op de manier waarop sommige speurders, politici en journalisten dat graag hadden gezien.

Die kritiek werd onlangs weer aangewakkerd naar aanleiding van het zoveelste boek in het verlengde van het Dutroux-onderzoek en de nevendossiers van de X’en. Flammarion, de Franse uitgever van Dossier Pédophilie. Le scandale de l’affaire Dutroux, werd op 18 oktober 2001 door een uitspraak in kort geding zelfs verplicht een protestmededeling van koning Albert II in te lassen ‘ contre les atteintes portées à sa réputation contenues dans cet ouvrage‘. Aan de hand van de al lang bekende beweringen van X3 en Christine D. wordt de vorst in dat boek immers met het misbruik van minderjarige meisjes in verband gebracht. Begin volgend jaar wordt het proces ten gronde gevoerd. Ook de twee bekendste rechercheurs, die vooral met X1 te maken hadden, en de journalisten die hen bijtraden, hebben het sinds kort weer hard te verduren.

Op basis van nieuwe getuigenissen reconstrueerde Le Soir Magazine, tegen wie De Baets en de zijnen een proces voeren, immers hoe zij eind 1997 een mediacampagne orchestreerden. Naarmate er meer kritiek op hun aanpak van de X’en kwam, wilden zij hun visie op Dutroux, Nihoul en de X’en doordrukken. Dat zou gebeuren met de hulp van enkele journalisten, kamerlid Patrick Moriau (PS) en andere voortrekkers van de Witte Beweging. De onthulling van dat onderonsje van 23 december 1997 bood volksvertegenwoordiger Tony Van Parys (CD&V) op 10 oktober 2001 nog eens de kans om minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) lastige vragen te stellen. Korte tijd later startte het Brusselse parket in dat verband zelfs een onderzoek, en dat leidde begin vorige week al tot een reeks ondervragingen. Op 24 oktober voerde Le Soir Magazine bijkomende getuigen aan en ’s avonds bracht de RTBf die allemaal netjes in beeld in Au nom de la Loi.

ZWIJGENDE POLITICI

Wat blijkt nu? De Brusselse psychiater Marc Reisinger, kopstuk van de Witte Beweging en de vzw Pour la Vérité, heeft onder andere ten huize van zijn collega André Pinon (zie kader) Patriek De Baets en Aimé Bille geholpen om journalisten hun verhalen over de zaak-Dutroux, de X’en en andere gerechtelijke onderzoeken in te lepelen. Het gaat onder meer om Annemie Bulté (toen De Morgen en nu Humo), Douglas De Coninck ( De Morgen), Marie-Jeanne Van Heeswyck en Michel Bouffioux (toen Télémoustique), Caroline Mangez ( Paris Match) en andere getrouwen van de Witte Beweging.

Volgens de getuigenissen van vorige week werden tijdens bijeenkomsten, zoals die van 23 december 1997, verklaringen van alle onopgeloste affaires van de voorbije decennia in elkaar geweven: Pinons ‘Roze Balletten’, de Bende van Nijvel, de moord op PS-topman André Cools, de zelfmoord van de extreem-rechtse intrigant Paul Latinus en dus ook de dossiers van Marc Dutroux, Michel Nihoul en de X’en. Zo was ook het Flammarion-boek een resultaat van het stilzwijgen van sommige magistraten, media en politici, onder wie minister van Justitie Verwilghen. Zoals genoegzaam bekend, was die laatste van oktober 1996 tot februari 1998 voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie ‘naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux-Nihoul en consorten’. En leende ook voorzitter Verwilghen, na zijn eerste verslag in april 1997, een gewillig oor aan De Baets en de zijnen. De commissie was immers op zoek naar ‘eventuele bescherming ten aanzien van Dutroux, Nihoul en consorten’ met het oog op het eindverslag van de onderzoekscommissie-bis in februari 1998.

Het is al langer bekend dat Patriek De Baets, Aimé Bille en andere speurders hun goede relaties met commissievoorzitter Verwilghen en zijn expert, professor Brice De Ruyver (Universiteit Gent), graag benadrukten. Le Soir Magazine verwees vorige week nog naar een rijkswachtverslag waarin staat dat De Baets Verwilghen en De Ruyver op zaterdag 19 juli 1997 om 6 uur ’s ochtends in de Gentse universiteit ontmoette om hen onder meer over ‘bescherming’ en de Bende van Nijvel te spreken. Brice De Ruyver, die nu de veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt (VLD) is, zegt dat hij ‘De Baets toen maar zeker niet zo vroeg op de ochtend in een café om de hoek van de rechtsfaculteit ontmoet heeft.’ De Ruyver: ‘Dat gebeurde op vraag van voorzitter Verwilghen, maar die was er zelf niet bij. Ik heb De Baets dan nog eens met Aimé Bille en met Verwilghen in het parlement ontmoet ter voorbereiding van hun getuigenis voor de onderzoekscommissie. Dat deden wij met iedereen die voor de commissie verscheen. Dat adjudant De Baets zich op die contacten roemt, is zijn zaak.’

In het rijkswachtverslag van 15 september 1997 noteert een toenmalige collega van De Baets hoe ‘beide commissieleden sterk versteld stonden van zijn historiek met het accent op de bescherming en de Bende van Nijvel’. En: ‘Na zijn uiteenzetting hebben de commissieleden, naar hij (De Baets) zegt, besloten dat het commando van de antenne-Neufchâteau (in Brussel) en het commando BOB-Brussel slechte dagen te wachten staan. Voor hemzelf is er in de nieuwe structuur een heel andere plaats voorzien, was hun besluit.’ Als bij toeval was dat ook het besluit van de vergadering van 5 augustus 1999. Toen maakte Verwilghen als kersvers minister van Justitie onder meer aan rijkswachtcommandant Herman Fransen duidelijk dat er orde moest worden geschapen aan het hoofd van het rijkswachtdistrict-Brussel, en dat er krachtdadige mensen nodig waren om het probleem van de Brusselse BOB op te lossen. Volgens de minister lag het probleem blijkbaar niet bij De Baets, maar bij zijn chefs. Niettegenstaande het precies zij _ en niemand anders _ waren die sinds begin 1997 waarschuwden voor de blunders van adjudant De Baets en de zijnen. Wie echter kritiek had op hun aanpak van de X’en werd in Verwilghens commissie nauwelijks of niet gehoord.

Jaren later was de situatie nog niet verbeterd. Dat blijkt ook uit de uitvoerig gemotiveerde vraag op 25 januari 1999 van luitenant-kolonel Jean-Marie Brabant, de toenmalige commandant van de Brusselse BOB, om adjudant Patriek De Baets en eerste wachtmeester Aimé Bille uit de BOB te verwijderen. Daarbij wordt onder andere verwezen naar ‘ernstige feiten verweten door magistraten die met deze dossiers belast zijn en die aangevoerd werden voor het losbarsten van de polemiek omtrent de X’en’. De Baets wordt un manque de professionnalisme verweten bij het verhoor van X1 en une méconnaissance ou NON-respect des règles élémentaires de travail, zowel bij het verhoren van getuigen als bij de verkennende acties. Er wordt ook aan herinnerd hoe suggestief De Baets te werk ging, hoe hij ‘misbruik maakte van zijn macht’ en hoe déloyal hij was tegenover de gerechtelijke overheden.

TERUG NAAR SCHOOL

De kritiek op Aimé Bille is van zo’n persoonlijke aard dat de meeste citaten zijn privacy zouden schenden. Ook hem wordt verder ‘evidente partijdigheid en een niet professionele manier van werken’ verweten. Op 12 september 2000 besloot Fransen om beide rijkswachters toch binnen de BOB-Brussel te houden, maar hen administratief werk te geven in de school voor kandidaat-onderofficieren. Want hun aanwezigheid in hun vorige eenheid zou ‘de goede verstandhouding in de eenheid verstoren’, en hun gedrag heeft ‘een conflictsituatie en een ernstige vertrouwensbreuk veroorzaakt tussen betrokkene(n) enerzijds en de onderzoeksrechters en de magistraten van het parket te Brussel anderzijds’.

Toen De X-dossiers, het boek van Annemie Bulté, Douglas De Coninck en Marie-Jeanne Van Heeswyck, op 27 oktober 1999 werd voorgesteld in aanwezigheid van Verwilghens toenmalige adjunct-kabinetschef en zijn woordvoerster, werden ter plaatse stukken uit desbetreffende gerechtelijke dossiers uitgedeeld. Dat om te bewijzen dat ‘onderzoeksdossiers systematisch werden vervalst, politiemensen die zich erin vastbeten, werden op grond van verzonnen betichtingen uitgerangeerd. (…) Dit boek gaat niet over het Grote Complot. Het gaat over het Grote Dogma. Justitie liet zich verblinden door angst voor wat ze riskeerde te ontdekken.’ De volgende dag beloofde Verwilghen desnoods de betrokken gerechtelijke instanties om uitleg te zullen vragen.

NIEUWE VERIFICATIES

In antwoord op een vraag van senator Frans Lozie (Agalev), die De Baets lof blijft toezwaaien, verklaarde Verwilghen op 23 december 1999 onder meer dat hij wachtte op het verslag van het college van procureurs-generaal over de X-getuigen voor verdere stappen zouden worden ondernomen. De minister had die namiddag blijkbaar het verslag nog niet gelezen dat de toenmalige voorzitter van het college, de Brusselse procureur-generaal André Van Oudenhove, hem toegestuurd had. Naast een overzicht van de X1-dossiers in de verschillende gerechtelijke arrondissementen concludeert de voorzitter van het college: ‘ Je ne relève, pour ma part, aucun élément pertinent qui devrait déterminer les procureurs généraux, en concertation, à provoquer de nouvelles vérifications en rapport avec les déclarations des témoins X et, en particulier, avec celles de Mme Regina Louf.‘ En als Verwilghen op 27 juni 2000 in de Kamer dan toch naar die brief van procureur-generaal Van Oudenhove verwijst, wordt die verkeerd geïnterpreteerd. Het heet dat ‘de voorzitter van het college van mening was dat geen enkel relevant element het college van procureurs-generaal in staat stelt de verklaringen van de getuigen-X opnieuw na te trekken.’ Tussen aanzetten tot nieuwe verificaties én in staat gesteld worden om die uit te voeren, bestaat een niet onbelangrijk nuanceverschil. En nog wel in het voordeel van de stelling dat het gerecht misschien wel rekening zou willen houden met de verklaringen van X1, maar niets kan ondernemen.

Bovendien weigerde Verwilghen die dag in de Kamer om een ander verslag van procureur-generaal Van Oudenhove bekend te maken. Het gaat om zijn verslag van 30 maart 2000 aan rijkswachtkolonel Alain Duchâtelet, personeelschef van de rijkswacht.

De minister zweeg verder over het verslag van procureur-generaal Van Oudenhove van 20 juni 2000, een vraag in dat verband van senator Lozie van 13 juni 2000 bleef tot op vandaag onbeantwoord. Ook op 10 oktober van dit jaar deed Verwilghen in de Kamer tegenover Van Parys alsof zijn neus bloedde. Hij weet zogezegd niets van de vergadering van 5 augustus 1999 met rijkswachtcommandant Fransen en laat twijfels bestaan over de gerechtelijke evaluatie van de X’en.

De brieven van procureur-generaal Van Oudenhove van 30 maart en 20 juni 2000 laten nochtans geen enkele twijfel bestaan over de werkwijze van De Baets en co. Ondanks het feit dat het onderzoek van Brussels onderzoeksrechter Pignolet tot de buitenvervolgingstelling van De Baets, Bille en de anderen heeft geleid omtrent mogelijke valsheid in geschrifte, zet de Brusselse procureur-generaal op 30 maart 2000 in een zeer gedetailleerd verslag al hun professionele uitglijers op een rijtje. Het gaat onder meer om bewuste vergetelheden, machtsmisbruik, manipulatie van feiten, getuigen, getuigenverklaringen, magistraten en journalisten, en gebrek aan objectivité et rigueur intellectuelle.

In zijn brief van 20 juni 2000 aan minister Verwilghen herinnert procureur-generaal Van Oudenhove niet alleen aan bovengenoemd verslag. Hij wijst er ook weer op dat noch de verklaringen van X1, noch de verwijdering van De Baets en Bille uit het onderzoek concrete gevolgen hebben gehad voor het Dutroux-onderzoek en aanverwante gerechtelijke onderzoeken. Straks geloven alleen nog De Baets, Bille en minister Verwilghen het tegendeel.

Frank De Moor

Het Flammarion-boek was een resultaat van het stilzwijgen van sommige magistraten, media en politici.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content