Nog deze maand moet blijken hoe de ontwikkelingssamenwerking wordt gesplitst. Wellicht komt er niets van terecht.

Toen hij nog Vlaams minister was, koesterde Bert Anciaux (Spirit) grote plannen voor wat hij de ‘samenwerkingsontwikkeling’ wilde noemen. Het was de deelstaten nooit verboden om de derde wereld te helpen; integendeel, hoe meer solidariteit met het Zuiden, hoe beter. Het zwaartepunt van de ontwikkelingssamenwerking lag niettemin altijd bij de federale staat. Tot eind 2000, toen het Lambermontakkoord deze bevoegdheid – in principe – ‘defederaliseerde’. Een eigen coöperatie stond al lang op het flamingantische verlanglijstje. Ze kon nu dienen als politiek wisselgeld. Ze motiveerde de toenmalige Volksunie extra om het met pijn en smart tot stand gekomen akkoord toch goed te keuren.

Het stelde een partiële splitsing voor van de ‘delen’ die in het verlengde liggen van de huidige gewest- en gemeenschapsbevoegdheden. Gering is dat niet; onder andere onderwijs en (preventieve) geneeskunde behoren ertoe. De prak- tische regeling daarvan werd overgelaten aan een werkgroep, met zes afgevaardigden van de federale regering en zes van de deelstaten. In maart begon de werkgroep eraan, nog dit jaar moet hij zijn conclusies voorleggen.

Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans (Agalev) liep nooit warm voor een splitsing. Goed voor hem dus dat partijgenote Mieke Vogels de bevoegdheid voor coöperatie overnam van Bert Anciaux toen die deze zomer ontslag nam. Het ging Boutmans niet alleen om de integriteit van zijn eigen portefeuille. Zo goed als alle ontwikkelingsorganisaties schaarden zich aan zijn kant, de universiteiten en enkele machtige internationale instellingen zoals de Wereldbank en de OESO al evenzeer.

Hun stelling is immers dat de armoede in de ontwikkelingslanden een complexe zaak is omdat daarbij zoveel factoren op elkaar inwerken. De strijd daartegen veronderstelt een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak, terwijl een defederalisering alleen maar tot versnippering en inefficiëntie kan leiden. Senator Patrik Vankrunkelsven (ex-VU, ex-Spirit, nu VLD), die als medevoorzitter van de zogeheten Costa het Lambermontakkoord mee op gang trok, wees wel de neiging tot ‘regionalistische masturbatie’ af, maar vond toch dat elke deelstaat het recht had om ‘volgens hun eigen temperament, hun inzichten, hun tradities en affiniteiten’ aan ontwikkelingssamenwerking te doen – al is het dan maar de vraag wat zij voor wie de coöperatie is bedoeld, daaraan dan wel mogen hebben. En van het vaak gehoorde argument dat een splitsing tot hogere budgetten leidt, is tot nu toe weinig gebleken, ook aan Vlaamse kant.

GEEN POLITIEKE MEERDERHEID

Veel ongenoegen over de ontwikkelingssamenwerking berust tenslotte niet op een gefnuikt regionalisme, wel op de kwalen van het vroegere Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking. Die dienst is inmiddels opgedoekt en vervangen door federale instellingen waarvan de werking op het terrein heel wat positiever wordt ingeschat.

Ook daardoor vervluchtigt de politieke steun voor een splitsing. Agalev, Ecolo, MR, CDH en SP.A zijn alvast niet meer voor een defederalisering te vinden. De PS was lang pro, in de hoop ermee een hoop federaal geld voor de deelstaten binnen te halen. Maar toen ze, naar Frans model, een groots opgezette ‘ assises de la coopération’ organiseerde, oogstte ze er alleen kritiek. Het zit er, kortom, dik in dat in het parlement geen voldoende meerderheid voor een splitsing te vinden valt.

In de werkgroep groeit dan ook een consensus rond een bescheiden invulling van de defederalisering. Het voorstel van Eddy Boutmans en vice-premier Isabelle Durant (Ecolo) voor een ‘pact’ dat de deelstaten alleen een ‘aanvullende’ rol in de federale ontwikkelingssamenwerking gunt en hen exclusieve bevoegdheden ontzegt, kreeg evenwel een lauwe ontvangst. In zijn aanstaande eindrapport zal de werkgroep wellicht geen concreet voorstel op tafel leggen, maar zich beperken tot een reeks mogelijke scenario’s.

Jammer, zegt een insider, dat Boutmans geen ‘zachte landing’ van het dossier forceerde. Want nu blijft het hangen en wordt het stof voor de volgende coalitiegesprekken. En iedereen weet hoe dat gaat. Het thema is nooit een politieke prioriteit, zodat het ook dan pas in een zogeheten ‘deurklinkmoment’ opduikt, wanneer de onderhandelaars al klaar staan om op te stappen en zich plots bedenken dat er nog iets over ontwikkelingssamenwerking moet worden beslist. Dan dient het weer hooguit als politiek wisselgeld, niet als een behartigenswaardig dossier.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content