Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Het poppenhuis van de avant-garde.

Schijn bedriegt. Wie haar niet gezien heeft, waant de tentoonstelling in Düsseldorf even onschuldig als haar titel: Puppen, Körper, Automaten. In de ondertitel Phantasmen der Moderne schuilt nochtans de hele vreesaanjagende waarheid. De duizend en één uitgestalde stukken leggen een obsessie bloot, ter grootte van een zweer. Vreemd dat de etter nooit uitgeduwd en van nabij onderzocht werd. Nu dus wel, in de vensterloze zalen op de eerste verdieping van het gebouw van de Sammlung Nordrhein-Westfalen.

Het veld van de moderne kunst is bezaaid met paspoppen, ledenpoppen, marionetten, etalagepoppen en automaten. Ze zijn het gewillige materiaal waarop de pioniers en mindere goden van de avant-garde hun visioenen over de mens hebben geprojecteerd.

Het blikveld beslaat de eerste helft van deze eeuw. Het ging alle kanten op. De in een puur geometrische snit gelegde theaterfiguren van Kasimir Malevitsj, El Lissitzky en Oskar Schlemmer moesten de mensheid in een stralende nieuwe wereld doen geloven. Aan de andere kant van het spectrum openden de erotisch geladen fantasiecreaturen van Hans Bellmer de blik op de afgrondelijkheid van de (mannelijke) geest. Tussen de hemel van het suprematisme en Bauhaus, en de hel van dada en surrealisme, paradeerde een eindeloze rij poppen en popachtigen door de kunstwereld, ten enenmale verlost van hun educatieve taak om meisjes voor te bereiden op hun zorgende moederrol.

Er is een Düsseldorfse drang naar volledigheid die de magische gloed van de geëxposeerde schilderijen, objecten, foto’s en collages gaandeweg een beetje blust. Toch komt het hoogtepunt pas bijna aan het einde. Het uitstalraam met gereconstrueerde etalagepoppen, opgetut door onder anderen Salvador Dali, Marcel Duchamp, Man Ray en Juan Miro, toont het nec plus ultra van de surrealistische verbeelding: kwajongensachtig, necrofiel, pervers, hilarisch en diep melancholisch tegelijk.

IL GRANDE METAFISICO

Het Parijse Musée de la Mode et du Textile waar ze bewaard worden, waakt zorgvuldig over de fotografische reproductierechten. Zo verrassen de roerloze mannequins de kunstfreak vandaag nog evenzeer als de argeloze bezoeker op de laatste door de surrealisten beraamde tentoonstelling in Parijs (1938), waarvoor de poppen werden gemaakt.

Pendelend tussen het levenloze, het mechanische en de gelijkenis met de levende mens, werd de pop een zeer gelaagd en geladen, dubbelzinnig ding in handen van de modernen. Giorgio de Chirico wist, in schilderijen als Le muse inquietanti en Il grande metafisico, het poppenlichaam op te pompen tot een mentale constructie in antieke decors. Het geeft zijn geheim niet zomaar prijs aan iemand met gezond verstand. Alleen een zonderling die intellect, metafysisch aanvoelen en poëtische stilte in zich verenigt, kan er volledige verzadiging in vinden.

Voor René Magritte – onder zijn kleinburgerlijke vermomming toch behoorlijk knots – was dit van het goede net iets teveel. Laafde hij zich gulzig genoeg aan De Chirico’s bron, in L’âge des merveilles bracht hij de grote metafysica gauw terug op aarde: hij was gezegend door de god van de ironie.

Is het een pop, is het een menselijk model, daar op het schilderij van Oskar Kokoschka? Slechts de titel, Maler mit Puppe, verlost de kijker van de kwellende gedachte, in het getormenteerde, bepotelde naakt meer dan alleen maar een schamele prothese voor zich te zien.

De soms als tubist omschreven Fernand Léger, vanwege z’n neiging om mensen en dingen zonder onderscheid buisvormig voor te stellen, maakte er korte metten mee: zijn Le soldat à la pipe kan net zo goed een Leuvense stoof zijn, alleen de tubistische compositie telt.

Niet enkel kunstenaars, ook psychologen en schrijvers deden hun duit in het zakje. Sigmund Freud beschouwde wassen figuren, kunstige poppen en automaten als “paradigma’s van het akelige, onheilspellende”. En voor Heinrich von Kleist was de gevoel- en levenloze marionet een en al bevalligheid en gratie in beweging. Uitgerekend die eigenschappen liet de mens voor zichzelf verloren gaan, toen hij zijn oorspronkelijke harmonie met de goddelijke schepping opgaf.

Zo ontbreekt ook de oubollig romantische noot niet op de parade. Düsseldorf neemt zich voor om er een soort vervolg aan te breien: Ik is iets anders, over de lotgevallen van de artificiële mens in de kunst aan het einde van de eeuw. Een gentechnologisch vervaardigde marionet in cyberspace?

Tot 17.10, Kunstsammlung NRW, Grabbeplatz 5, Düsseldorf. Elke dag, behalve op maandag, open van 10 tot 18 u. Vrijdag tot 20 u.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content