De beslissing van Cassatie in verband met onderzoeksrechter Connerotte ging uitein- delijk over de toepassing van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

WELLICHT WORDT NIEMAND maatschappelijk zo verstoten als Marc Dutroux en Jean-Marie Nihoul. Het is dan ook begrijpelijk dat zo iemand al vlugger de indruk krijgt dat hij tegenover een partijdige rechter staat. Ook daarom moeten hun advocaten dit wettelijk voorziene argument opwerpen. Mochten zij het niet doen, dan zouden zij hun plicht verzuimen. Wie vindt dat dergelijke proceduremogelijkheden te ver gaan, moet de wet zien te veranderen.?

Aldus professor Philip Traest, die strafproces- en strafrecht doceert aan de Universiteit Gent. Sinds procureur-generaal Eliane Liekendael bij het Hof van Cassatie vorige week woensdag eiste dat het Hof het gerechtelijk onderzoek naar de bende-Dutroux aan Jean-Marc Connerotte zou onttrekken, heeft omzeggens iedereen zich een gedacht gevormd over de opgeworpen partijdigheid van de onderzoeksrechter in Neufchâteau. Het grote publiek, van wie Socrates kort voor hij de gifbeker moest drinken betreurde dat het zelfs de allergrootste schade niet kon aanrichten omdat het dan ook het allerbeste zou kunnen bewerkstelligen, had daarbij weinig oog voor de ware inzet van het debat. Het werd opgehitst en onvoldoende herinnerd aan de moeizaam verworven maar elementaire rechtsregels, waarvoor het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) garant staat.

In tegenstelling tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties van 1948 bezit het enkele jaren jongere EVRM in de (meeste) lidstaten van de Raad van Europa wel degelijk een bindend karakter. En dit is voor de naoorlogse Europese democratieën van groter belang dan de vervanging van een onderzoeksrechter door een ander. Zeker in die gevallen waar een dikwijls moe geprocedeerde en vereenzaamde burger na alle rechtsmiddelen in eigen land te hebben uitgeput , alleen nog in Straatsburg zijn gelijk kan halen. Een van de hoekstenen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is immers artikel 6. En dat zou zelfs Socrates ons benijden.

Dit artikel stipuleert niet alleen dat ?een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, voor onschuldig wordt gehouden tot zijn schuld in rechte is bewezen.? Hetzelfde artikel garandeert ook dat iedereen recht heeft ?op de bijstand van een raadsman?, ?op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak? en dat deze niet alleen ?binnen een redelijke termijn? maar door ?een onafhankelijke en onpartijdige instantie…? moet behandeld worden.

HET ZWAARD VAN DAMOCLES.

Duidelijker kan het niet, al valt over de aanwezigheid van procureur des konings Michel Bourlet op die spaghetti-avond ook wel een en ander te zeggen. Niet alleen rechters maar ook parketmagistraten moeten enige reserve behouden tegenover de partijen in het geding.

Zoals de professoren Raf Verstraeten (KU Leuven) en Chris Van den Wyngaert (UI Antwerpen) in hun handboeken van strafrecht en strafprocesrecht uiteenzetten, bestaat er echter een onderscheid tussen de objectieve of structurele onpartijdigheid en de subjectieve of persoonlijke onpartijdigheid, die van een rechter worden vereist.

De objectieve onpartijdigheid heeft vooral te maken met mogelijk onverenigbare functies van de betrokken rechter en moet dan ook ambtshalve door die rechter zelf worden opgeworpen zodat hij of zij kan gewraakt en vervangen worden. De zaak-Connerotte betreft echter de subjectieve of persoonlijke onpartijdigheid. En dit maakt de zaak niet eenvoudiger. Door het Hof van Cassatie te verzoeken om het onderzoek naar de bende-Dutroux cum suis aan onderzoeksrechter Connerotte te onttrekken ?op grond van gewettigde verdenking? ( suspicion légitime), zoals artikel 542 van het Wetboek van Strafvordering dat voorziet, gaven de verdedigers van Dutroux en Nihoul meteen het zwaard van Damocles in de handen van de rechters in Straatsburg. Ook al is de rechtsgang in België nog lang niet voltooid, en kan er nog geen sprake zijn van enig verzoekschrift bij het Hof voor de Rechten van de Mens.

Zoals de raadsheren in de Hoven van Beroep en de rechters in de rechtbanken rekening moeten houden met de vormvereisten die het Hof van Cassatie desnoods op straffe van nietigheid in zijn soms moeizaam opgebouwde arresten voorschrijft, moet Cassatie op zijn beurt rekening houden met de rechtspraak van het Hof voor de Rechten van de Mens. Daar maakt België als lidstaat van de Raad van Europa trouwens al geen te goeie beurt.

In de veronderstelling dat een onderzoeksrechter, zoals die in België (vooralsnog ?) bestaat, in de geest van artikel 6 van het EVRM als ?een onafhankelijk en onpartijdig gerecht? wordt beschouwd en het bewuste artikel bovendien van toepassing wordt geacht, heeft Straatsburg met een precedent te maken. Tot op heden diende het Hof voor de Rechten van de Mens namelijk nog nooit te oordelen over de persoonlijke onpartijdigheid van een onderzoeksrechter uit een van de 35 lidstaten. Zowel de eerste-voorzitter, de voorzitter en de drie andere leden van de speciaal samengestelde 2de kamer van het Hof van Cassatie, als de professoren zochten dus tijdens de voorbije dagen elk op hun manier uit hoe artikel 6 desgevallend in Straatsburg zou geïnterpreteerd worden. En of onderzoeksrechter Connerotte dus zo partijdig zou geacht worden dat de rechtsgang in de zaak-Dutroux vanaf het ogenblik van de klacht bij Cassatie nietig kan verklaard worden. Na haar Assisenproces (hoogstwaarschijnlijk achter gesloten deuren), na een eventuele veroordeling van de Belgische staat in Straatsburg en na de verbreking van het Assisenarrest door het Hof van Cassatie in Brussel, zou de bende-Dutroux dan een tweede Assisenproces moeten krijgen. Zo kan het hypothetisch allemaal lopen en daar kan creativiteit weinig aan doen, alle hartstochtelijke pleidooien daarvoor ten spijt.

VEROUDERDE LEZING.

Professor Chris Van de Wyngaert vindt dat iedereen met ?een verouderde, indien niet achterhaalde lezing? van de arresten van het Hof van Straatsburg zit. In de jaren tachtig volstond een indruk van partijdigheid opdat het hof, zonder verder bewijs, tot de schending van artikel 6 besloot. Daarvan getuigen de arresten op naam van de Belgische beklaagden Piersack (1982) en De Cubber (1984), waarbij magistraten omwille van onverenigbare functies onherroepelijk van partijdigheid werden beschuldigd. Het stilaan bekende en vaak verkeerd geciteerde dictum dateert trouwens uit die tijd : ?Justice must not only be done but must also be seen to be done?. Het is met andere woorden niet voldoende dat recht geschiedt, de burger moet ook nog kunnen vaststellen dat recht geschiedt.

Al in de jongste uitgave van haar handboek laat professor Van de Wyngaert opmerken dat ?in een reeks andere arresten dit principe afgezwakt wordt, doordat wordt nagegaan of, in het concrete geval, er sprake was geweest van partijdigheid.? Daarbij wordt dan, onder andere, verwezen naar arresten van het hof op naam van de Nederlandse beklaagde Nortier (1993), de Portugees Saraiva de Carvalho (1994) en de Oostenrijker Bulut (1996). Volgens professor Van de Wyngaert ?neemt het Hof van Straatsburg niet langer genoegen met de subjectieve indruk van de klagende partij omtrent de vermeende partijdigheid van de betrokken rechters.? Zij noemt dit zonder meer ?een ommezwaai? en zegt dat ?niet moet worden nagegaan welke indruk Dutroux en Nihoul hebben, maar of onderzoeksrechter Connerotte zich in zijn onderzoek lastens hen, werkelijk partijdig heeft gedragen. En dan lijken een spaghetti-avond, een pen en bloemen voor mevrouw mij geen bewijzen van partijdigheid. Zeker niet in het licht van de jongste arresten van het Hof in Straatsburg, al betroffen die nooit een onderzoeksrechter. Het zou dan ook absurd zijn te anticiperen op onbestaande precedenten om het onderzoek voor alle zekerheid aan Connerotte te onttrekken.?

In het arrest-Nortier heet het dat ?les inquiétudes subjectives du suspect (…) ne constituent pas l’élément déterminant : il échet avant tout d’établir si elles peuvent passer pour objectivement justifiées..? Het arrest-Saraiva de Carvalho bepaalt dat wel rekening gehouden wordt met de perceptie van de verdachte maar dat die geen beslissende rol ( ?pas un rôle décisif?) speelt. Het arrest zegt ook hier dat het van doorslaggevend belang is te weten of de kwalijke vermoedens van de klager objectief te verantwoorden ( ?objectivement justifiées?) zijn. Het arrest-Bulut herneemt letterlijk dezelfde termen. Chris Van de Wyngaert herinnert er bovendien aan dat Cassatie in een andere context zelf oordeelde dat men moet uitgaan van het vermoeden dat elke onderzoeksrechter onpartijdig is. En waarom zou Connerotte dat niet zijn ?

TWIJFELS.

Wie op de lijn van professor Philip Traest zit, interpreteert de arresten van Straatsburg enigszins anders. En hij is aan de Universiteit Gent dan toch de opvolger van Jules D’haenens, momenteel voorzitter van de nu beruchte 2de kamer van Cassatie. Het is juist, zeggen zij, dat eenieders recht op ?een eerlijke behandeling van zijn zaak? niet noodzakelijk gehypothekeerd wordt door een of meer schoonheidsfoutjes in de aanloop ervan. Zeker niet als die bij de verdere behandeling van de zaak kunnen gecorrigeerd worden. ?Zelfs een schijn van partijdigheid kan finaal door de vonnisrechter gecorrigeerd worden, want voor hem kunnen alle argumenten ontwikkeld worden,? zegt Traest.

Hij is het echter niet eens met de interpretatie van collega Van de Wyngaert over de zogeheten ommezwaai van het Hof in Straatsburg. ?Het is inderdaad niet de verdachte die beslist. Maar de vraag moet worden gesteld of elke andere persoon in de gegeven omstandigheden de indruk zou krijgen dat hij of zij met een partijdige rechter van doen heeft. Abstractie gemaakt van Dutroux en Nihoul, zou ik de indruk hebben dat onderzoeksrechter Connerotte inderdaad partijdig is, al loopt zijn onderzoek nog zo goed. Wat zou iemand, die in een milieuzaak wordt vervolgd, wel denken als hij moet vaststellen dat de bevoegde onderzoeksrechter op een benefietavond van de betrokken milieu-actiegroep gelauwerd wordt ? Elke rechtzoekende zou zijn twijfels hebben over de onpartijdigheid van die magistraat. In de geciteerde arresten wordt inderdaad gezegd dat de vrees voor partijdigheid objectief moet verantwoord zijn. Maar die twijfels ( ?les inquiétudes subjectives du suspect, l’optique de l’accusé, les doutes chez le prévenu?) blijven een subjectief gegeven waarmee rekening moet gehouden worden. En dan nog kan je uit de jongste arresten van Straatsburg niet afleiden dat een onderzoeksrechter zich maatschappelijk om het even wat kan veroorloven als hij zijn onderzoek maar goed voert.?

Frank De Moor

Professor Philip Traest : Elke rechtzoekende zou twijfelen aan de onpartijdigheid van deze magistraat.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content