Op de top in Laken is de voormalige Franse president Valéry Giscard d’Estaing benoemd tot voorzitter van de Conventie die de toekomst van de Europese Unie moet uittekenen. Wie was Giscard ook alweer? En waarom gunde Chirac zijn oude hartsvijand dit cadeau? Het verhaal van de meest wonderbaarlijke wederopstanding sinds Lazarus.

‘President van Europa’ _ dat wilde Valéry Giscard d’Estaing al worden sinds hij in 1981, na zijn verkiezingsnederlaag tegen François Mitterrand, de deur van het Elysée achter zich dichttrok. Zijn afscheid was tamelijk pompeus. 19 mei 1981: tijdens een rechtstreekse televisie-uitzending wenst Giscard de Fransen het allerbeste toe. Dat de Voorzienigheid over Frankrijk moge waken! Hij besluit zijn toespraak met een dramatische stilte _ zeven volle seconden _ en zegt dan: Au revoir! Hij schuift zijn stoel naar achteren, staat op en loopt, nee schrijdt kaarsrecht het beeld uit. De Marseillaise weerklinkt en nog een minuut lang blijft de camera op de lege stoel gericht.

Een kille aristocraat met een hang naar chic, zo staat hij bekend. Maar in zijn autobiografie Le pouvoir et la vie schetste Giscard een veel frivoler beeld van zichzelf. ‘Mijn geheim? Ik heb geprobeerd het zo duidelijk mogelijk te formuleren en ik ben tot de volgende conclusie gekomen: tijdens mijn presidentschap was ik verliefd op zeventien miljoen Françaises. Hun manier van staan, hun manier van lopen, en vooral hun glimlach, waarin voortdurend de twee kanten van het vrouw-zijn tot uiting komen: minnares en moeder.’

Un homme à femmes dus, net als zijn opvolger François Mitterrand. Giscard beschreef hoe hij tijdens een toespraak van zijn minister van Onderwijs enigszins opgewonden raakte: ‘Ik zag haar van achteren. Ze had een gespierd lichaam en maakte katachtige bewegingen; ze had bruine benen. Een bizarre gedachte schoot door mijn hoofd: zou ze ook zo vurig zijn als ze de liefde bedreef?’

OP BERENJACHT IN DE KARPATEN

Behalve vrouwen en politiek heeft Giscard nog drie passies: literatuur, jacht en appeltaart. In zijn autobiografie wijdt hij alleen uit over de eerste _ zijn liefde voor Guy de Maupassant. Over zijn andere hobby’s is hij opvallend zwijgzaam. Maar de kraaien zouden het uitbrengen, of anders Le Canard Enchaîné wel. Als jager op groot wild had Giscard een voorkeur voor beschermde, met uitsterven bedreigde diersoorten. Tijdens zijn presidentschap had dat soms verregaande politieke consequenties. Een jaar nadat hij op uitnodiging van Mobutu in het toenmalige Zaïre op olifantenjacht was geweest, stuurde Giscard Franse para’s naar Kolwezi om de Zaïrese president uit de nood te helpen; voor wat hoort wat. Franse journalisten die de president op buitenlandse reizen vergezelden, wisten dat zij altijd wel gedurende een paar dagen zijn spoor bijster zouden raken. Giscard wist immers dat zijn liefhebberij niet zo goed viel bij de publieke opinie en gaf daarom zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan zijn safari’s. Zijn topprestatie leverde hij tijdens een officieel bezoek aan Roemenië in 1974. De Franse president had de wens te kennen gegeven op berenjacht te gaan. En hoewel ook in Roemenië de ursus arctos tot de beschermde diersoorten behoorde, wilde de Roemeense dictator Nicolae Ceausescu zijn hoge gast niet teleurstellen. Giscard werd dus per helikopter naar de Karpaten gebracht, waar hij onverschrokken een versuft exemplaar neerlegde, dat enige uren tevoren uit een dierentuin was aangevoerd.

HET HART OP DE JUISTE PLAATS

Valéry Giscard d’Estaing begon zijn carrière als minister van Financiën en Economische Zaken onder president Charles de Gaulle. Hij was weliswaar geen gaullist, maar de generaal was aangewezen op de steun van de kleine liberale partij waarvan Giscard voorzitter was. Giscard stond in die dagen bekend als de man van het ‘ oui, mais’. Ook onder president Georges Pompidou behield Giscard zijn functie. In 1974, na de onverwachte dood van Pompidou, stelde Giscard zijn kandidatuur voor het presidentschap. Hij won met het kleinst mogelijke verschil (50,8 versus 49,2 procent) van de socialist Mitterrand. Een televisiedebat besliste over winst en verlies. Mitterrand ging onderuit toen Giscard hem terechtwees met een beroemd geworden oneliner: ‘Mais monsieur Mitterrand, vous n’avez pas le monopole du coeur’ _ u bent niet de enige met het hart op de juiste plaats.

Giscards eerste jaren in het Elysée werden vooral gekenmerkt door een nieuwe stijl _ in zijn autobiografie besteedt hij daar uitvoerig aandacht aan. Met zijn achtenveertig jaar was hij de jongste Franse president ooit. Bij zijn ambtsaanvaarding beloofde hij dat voor Frankrijk ‘een nieuw tijdperk’ zou aanbreken. Hij ging voortvarend te werk. De aankondiging van Giscard dat iedere Fransman voortaan ongestraft het staatshoofd zou mogen beledigen, nam zelfs linkse journalisten voor hem in. Hij speelde accordeon ( ‘le piano du pauvre’) en het bericht dat hij om vijf uur ’s ochtends achter het stuur van een doodgewone Peugeot 504 op de place de la Concorde tegen de auto van een melkboer was aangeknald, leidde niet tot een schandaal, maar gaf de president bijna menselijke trekjes _ dat waren de Fransen niet gewend. Op kerstdag nodigde hij vier vuilnisophalers uit op het ontbijt in het Elysée en stuurde ze naar huis met een fles champagne en een kalkoen. ‘Een bewijs van nederigheid’ noemt hij het in zijn boek: ‘Christus waste ook de voeten van zijn apostelen.’

ZIJN VRIEND HELMUT SCHMIDT

De betekenis van Giscards presidentschap lag vooral op het terrein van de buitenlandse politiek. De hoeksteen daarvan werd gevormd door zijn vriendschap met de West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt. Schmidt en Giscard kenden elkaar al jaren: ze waren allebei minister van Financiën geweest. Ze konden met elkaar in het Engels converseren (wat niet echt voor de hand lag; Mitterrand bijvoorbeeld sprak geen enkele vreemde taal), ze hadden allebei een broertje dood aan de Amerikaanse president Jimmy Carter en een hekel aan ideologie. Met Helmut Schmidt stond Giscard onder meer aan de wieg van het Europees Monetair Systeem en bewerkstelligde hij de invoering van de ecu.

Als hij het in zijn autobiografie over ‘mijn vriend Helmut’ heeft, wordt Giscard bijkans lyrisch. Zo vertelt hij hoe Schmidt ooit tijdens een tête-à-tête op het Elysée geveld werd door een appelflauwte: ‘Ik help hem op de bank te gaan liggen. Zijn hoofd rolt opzij. Zijn ogen draaien weg. Hij moet buiten kennis zijn. (…) Ik bedenk dat er iets shakespeareaans is aan dit waken. We zijn eerder twee vrienden dan twee staatshoofden. Wat zou het grote publiek denken als het ons zo zou zien?’ Tijdens een bezoek van Giscard aan de bondsrepubliek maakte Schmidt hem zelfs deelgenoot van zijn grootste geheim: de vader van Schmidt is joods. ‘Met mijn vrouw en met mijn oudste medewerker X ben je de enige die het weet.’

Binnenlands werd het presidentschap van Giscard vooral overschaduwd door zijn vete met Jacques Chirac. De gaullist Chirac had een grote rol gespeeld in de verkiezingsoverwinning van Giscard in 1974 door niet de kandidatuur van zijn partijgenoot Jacques Chaban-Delmas maar die van de liberaal Giscard te steunen. Hij werd daarvoor beloond door het premierschap, maar de verstandhouding tussen de president en zijn premier was algauw te vergelijken met die van twee hanen op één mesthoop. Chirac vertelde later hoe hij ooit met zijn vrouw het pinksterweekend doorbracht op het landgoed van de president, en hoe Giscard zich in een fauteuil neervlijde, terwijl de Chiracs op ongemakkelijke houten stoelen moesten plaatsnemen. In 1976 schreef Chirac zijn ontslagbrief. Incompatibilité d’humeur kan natuurlijk nooit de enige reden geweest zijn voor de breuk. Giscard wantrouwde _ niet ten onrechte _ van meet af aan de steile ambities van zijn premier, en Chirac zag zichzelf al als de toekomstige president. Dat leidde tot een herschikking van de politieke krachten ter rechterzijde: Chirac vormde de gaullistische partij om tot de RPR (Rassemblement pour la République) en Giscard verzamelde een bont allegaartje van liberalen, christen-democraten en radicalen onder de presidentiële paraplu in het UDF (Union pour la Démocratie Française). Bij de presidentsverkiezingen in 1981 stelde ook Chirac zich kandidaat, en in de eerste ronde voerde hij een uiterst giftige campagne tegen Giscard. Mitterrand was de lachende derde.

DE DIAMANTEN VAN BOKASSA

Ook zonder het ‘verraad’ van Chirac zou Giscard die verkiezingen waarschijnlijk verloren hebben. Zijn imago was na zeven jaar presidentschap nogal afgebladderd. Hij werd niet langer gezien als de vlotte, dynamische politicus (‘de Franse Kennedy’), maar als een corrupt despoot, die het lichtelijk in de bol was geslagen. Politieke tekenaars beeldden hem af als een nazaat van Lodewijk XV, met een achttiende-eeuwse pruik en een met diamanten ingelegde kroon. Hij ging zich inderdaad steeds meer gedragen als het evenbeeld van Molières Le bourgeois gentilhomme _ de burger die een edelman wilde zijn. Er waren verhalen dat hij zich bij officiële banketten altijd als eerste liet bedienen _ zelfs als er dames in het gezelschap waren (Margaret Thatcher, Indira Gandhi, Imelda Marcos), werd niet van dat protocol afgeweken. En toen de bejaarde schrijfster Marguerite Yourcenar als eerste vrouw in het mannenbastion van de Académie Française werd verwelkomd met een staande ovatie, was er één man die bleef zitten: Valéry Giscard d’Estaing.

De man die uiteindelijk de poten onder de troon van Giscard zou afzagen, was Jean-Bédel Bokassa, de zelfgekroonde ‘keizer van de Bantoes’. Bokassa was, behalve keizer, ook altijd de jachtopziener van Giscard geweest. Van hun gezamenlijke safari’s in Centraal-Afrika had de Franse president meer dan eens een paar ivoren slagtanden mee naar huis mogen nemen.

Toen de bloeddorst van Bokassa zich niet bleek te beperken tot olifanten, kwam Giscard in een moeilijk parket. Amnesty International publiceerde een rapport over een bloedbad in de Centraal-Afrikaanse hoofdstad Bangui, en een onderzoek door de Organisatie van Afrikaanse Eenheid bevestigde dat de keizer eigenhandig een aantal schoolkinderen de keel had afgesneden. De Franse president zag zich genoodzaakt de man die hij publiekelijk ‘ mon cher parent’ genoemd had te laten vallen. Een door de Franse geheime dienst georganiseerde staatsgreep _ Operatie Barracuda _ maakte een einde aan het bewind van Bokassa.

Bokassa kreeg in Frankrijk weliswaar asiel aangeboden, maar hij liet het er niet bij zitten. Een gunstige wind bracht de redactie van het weekblad Le Canard Enchaîné in het bezit van documenten, waaruit onomstotelijk bleek dat Giscard en zijn vrouw Anne-Aymone diamanten ten geschenke hadden gekregen ter waarde van een bedrag dat men vandaag de dag in vele miljoenen euro’s zou uitdrukken. Die schenking hadden ze voor de fiscus verborgen gehouden. Het schandaal dat daarop volgde, zou Giscard bij de presidentsverkiezingen in 1981 zuur opbreken.

KUNSTMATIGE VULKAAN

Giscard heeft zijn nederlaag nooit kunnen verkroppen. Wat kun je nog worden als je op je vijfenvijftigste al ex-president van de Franse republiek bent? Giscard bleef geloven dat hij vroeg of laat het Elysée zou heroveren. Maar zowel bij de presidentsverkiezingen van 1988 als hij die van 1995 koos het UDF voor een andere kandidaat: de ex-premiers Raymond Barre en Edouard Balladur. De gewezen president immers was ‘een man van het verleden’, een has-been.

Het Europees parlement leek een uitweg te bieden. Maar de pogingen van Giscard om voorzitter te worden van dat parlement mislukten, ook nadat hij met zijn UDF overgestapt was van de liberale fractie naar de Europese Volkspartij van de christen-democraten. In 1993 keerde hij terug naar de Franse politiek als volksvertegenwoordiger in de Puy-de-Dôme. Toch was dat mandaat niet echt wat hij als fin-de-carrière in gedachten had. Zijn megalomane plannen om in de Auvergne bij wijze van toeristische attractie een kunstmatige, volautomatisch vuurspuwende vulkaan te bouwen, werden op hoongelach onthaald. En de burgemeesterssjerp in Clermont-Ferrand ging ook al aan zijn neus voorbij.

Zeker, hij werd nog wel eens door de Franse regering afgevaardigd om de honneurs waar te nemen op de begrafenis van een ex-collega als Richard Nixon. Maar hij hoopte op meer: een topfunctie bij het IMF bijvoorbeeld of bij de Europese Centrale Bank. Toen zijn aartsvijand Jacques Chirac in 1995 (derde keer, goeie keer) het Elysée veroverde, leek Giscard het definitief te mogen schudden.

Léék. Want in 2000 liet Giscard ineens weer van zich horen. Met zijn oude vriend Helmut Schmidt schreef hij een spraakmakend stuk in Le Figaro, waarin ze de noodklok luidden over de uitbreidingsplannen van de Europese Unie tot 25 lidstaten. Er moet eerst werk gemaakt worden van een verdieping van de Unie, betoogden beide elder statesmen. Giscard ging zich ook weer roeren in de Franse Assemblée, onder meer met een voorstel om de ambtstermijn van de president te beperken tot vijf jaar. De president was not amused. En toen Chirac in opspraak kwam door het schandaal rond de partijfinanciering van de RPR, waarbij hij destijds als burgemeester van Parijs betrokken zou zijn geweest, vertelde Giscard tegen al wie het horen wilde dat hij (Chirac) ‘nog zou eindigen als Helmut Kohl’. In mei 2002 zijn er in Frankrijk opnieuw presidentsverkiezingen. Zowel de positie van de uittredende president als die van zijn premier Lionel Jospin zijn zwak. En zo kon het gebeuren dat Giscard in september al tot ieders verbazing aankondigde ‘niet uit te sluiten’ dat hij nog één keer kandidaat zou zijn voor het Franse presidentschap _ nog één keer, om het af te leren. Zo ver heeft Chirac het niet willen laten komen. Die begreep plotseling dat een man met het internationale prestige en de ervaring van Valéry Giscard d’Estaing ook in Brussel veel nuttig werk zou kunnen doen en uitermate geschikt is als voorzitter van de Conventie die de hervormingen van de Europese instellingen op de rails moet zetten. En dus zette hij alles op alles om de levensdroom van Giscard in vervulling te doen gaan. Hij kreeg daarbij de steun van de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder, die op zijn beurt te rade was gegaan bij partijgenoot Helmut Schmidt. Er zijn van die momenten, niet alleen in de Franse maar ook in de Europese politiek, dat men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content