Het verleden is alleen al daarom interessant omdat het terugkeert. Wie de jongste tijd de Amerikaanse pers volgt, waant zich in de jaren zeventig. De oude discussies vóór en tegen kernenergie laaien op als de ruzies in een familie vol generatieconflicten. En aangezien elke zucht die de Verenigde Staten slaken even later over Europa waait, wacht ons een toekomst die we nog kennen van het verleden.

De toestand hier verschilt nochtans in zoverre van die in Amerika dat de bouw van nucleaire centrales bij ons nooit helemaal is stilgevallen, ook al zijn enkele landen bezig met de (heel langzame) afbouw van de sector. In de Verenigde Staten zat de schrik er zo diep in na het incident van Three Mile Island in 1979 toen een reactor gedeeltelijk wegsmolt, dat daar sindsdien geen enkele kerncentrale meer gebouwd werd. Europa produceert ook meer energie langs nucleaire weg dan de VS; sommige landen, zoals België en Frankrijk, meer dan de helft van hun totale elektriciteitsproductie.

Maar nu beleeft Californië een energiecrisis. In het mekka van de hightech valt de stroom regelmatig uit zoals in een derdewereldland, en de enige verandering die in de toestand voorlopig te verwachten valt, is een verdubbeling van de prijs van de kilowatturen die nog geleverd worden.

Men kent het antwoord van de regering-Bush op het probleem: méér olieboringen, méér vergunningen voor de exploitatie van olie- en aardgasbronnen, minder bekommernis om het milieu, en het besluit tot de bouw van nieuwe kerncentrales. Maar hoe zit het ondertussen met de bezwaren tegen de nucleaire technologie? Bestaan die nog, dertig jaar nadat hier alle deux-chevauxtjes rondreden met de sticker ‘Atoomenergie, nee bedankt’?

De polemiek is altijd een interessante mengeling van emoties, ideologieën en rationele argumenten geweest. De argumenten lijken alvast haast ongewijzigd voort te bestaan, zowel pro als contra.

Pro is de belofte van een schier onbegrensde, bedrijfszekere, economisch rendabele, milieuvriendelijke energiebron. Milieuvriendelijk? Jazeker, want kerncentrales produceren geen koolstofdioxyde, een gas dat het broeikaseffect van de atmosfeer verhoogt en daardoor de aarde opwarmt. Kernreactoren produceren heel weinig afval. Het beetje afval is weliswaar niet ongevaarlijk, want radioactief, maar de kwantiteit is miniem in vergelijking met de miljoenen tonnen broeikasgassen en giftige rook die klassieke centrales uitstoten. Het radioactief afval kan ondergronds gestockeerd worden, bijvoorbeeld in zoutmijnen of in diepe kleilagen. Dat die opslag weerstand oproept bij het publiek, vinden de experts onredelijk, want begraven is begraven en de nucleaire industrie is tenminste de enige die op die manier voorkomt dat haar afval in de kringlopen van het leven terechtkomt. Klassieke centrales blazen hun gif gewoon de lucht in, waarna wij het spul inademen.

Contra kernenergie pleit natuurlijk toch dit radioactief afval. Sommige elementen ervan blijven tienduizenden jaren radioactief. Hoe kan men garanderen dat ze zo lang veilig van het leefmilieu afgeschermd blijven? Mag men toekomstige generaties met de zorg daarvoor opzadelen? Een tegenargument is zeker ook het gevaar van de verspreiding van kernwapens. Landen die over kerncentrales beschikken en het gebruikte uranium opwerken om er een maximaal rendement uit te halen, beschikken over de technologie én over de kant-en-klare splijtstof om kernbommen te fabriceren. Acht kilogram plutonium volstaan om een bom te maken die een stad kan verwoesten. Geen enkele internationale inspectie kan voorkomen dat dit kleine beetje plutonium niet weggesmokkeld wordt uit een centrale of een opwerkingsfabriek. In een wereld die draait op kernenergie, beschikt vroeg of laat iedereen over kernwapens. En als de angst voor een oncontroleerbare verspreiding van dat gereedschap voor massamoord het doorslaand argument niet levert, kan de schrik voor de centrales zelf dat wellicht doen. Tsjernobyl heeft de illusie van de volmaakt veilige reactor stevig doorgeprikt. Vijftien jaar na de explosie sterven nog mensen aan de gevolgen van de radioactieve wolk die toen vrijkwam. Hoe kan men een technologie dulden, die dergelijke catastrofes mogelijk maakt?

Het zijn dezelfde argumenten als dertig jaar geleden, maar dan versterkt door de kracht van feiten die zich sindsdien hebben voorgedaan. En wat de alternatieven betreft, keert de geschiedenis niet eens terug, maar bleef zij gewoon stilstaan. Er is zo goed als niets gebeurd op het gebied van de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen. De zon schijnt en de wind waait, maar wie ervan droomde de economie met die energie aan te drijven, droomt nog altijd. Hier en daar staat wel al een zonnepaneel op een dak, en de jongste jaren zijn heel wat windmolens in het landschap verschenen, maar die doen precies wat nuchtere lieden al lang berekend hadden: haast niets. De energiedichtheid van de natuurelementen is nu eenmaal te laag, en daar kan geen droom iets aan veranderen.

Misschien bestaat er een alternatief, maar daaraan is de voorbije decennia nog minder aandacht besteed. De zon zelf produceert haar energie door middel van kernreacties, niet de splijtingen van zware atoomkernen zoals in de huidige kernreactoren, maar versmeltingen van lichte kernen. Bij een temperatuur van minstens 15 miljoen graden en een voldoende hoge druk, worden waterstofkernen samengeperst tot heliumkernen en daarbij komt energie vrij. Zo’n proces van kernfusie kan in principe ook op aarde uitgevoerd worden en de voordelen zouden niet gering zijn. Helium is niet radioactief, niet giftig, niet explosief, zodat het eindproduct volmaakt veilig is. Waterstof is in overvloed aanwezig op aarde (twee van de drie atomen in water zijn waterstofatomen) en een uitputting van de brandstofvoorraad valt dan nooit meer te vrezen.

Maar de zon nabootsen is geen makkelijke opgave. Het experimenteel onderzoek naar een praktische uitvoering van kernfusie is vrijwel stilgevallen. Vijftig jaar geleden voorspelden de experts het bestaan van operationele fusiereactoren voor binnen vijftig jaar. Momenteel voorspellen ze die nog altijd voor binnen vijftig jaar. Men zou geloven dat de tijd echt stil is blijven staan, al valt in Californië de airconditioning nu vaker uit dan vroeger.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content