Het nieuwe Rits wil een cultureel tref- en kruispunt zijn.

Eerst was er het RITCS: het Hoger Rijkstechnisch Instituut voor Toneel en Cultuurspreiding, in 1962 opgericht als Nederlandstalige pendant van het Franstalige INSAS. Er was vraag naar regisseurs en technici, vooral voor film en televisie, en het Ritcs zou ze opleiden. Maar radio, theater en journalistiek mochten niet achterblijven. De eerste directeur van het Ritcs, Rudi Van Vlaenderen (1930-1994), een uitzonderlijk theaterman, zag in de “school” een kans om het slappe Vlaamse theater nieuw leven in te blazen. Hij trok niet alleen interessante docenten aan, maar ook mensen uit de praktijk die bovendien bekwame pedagogen bleken, zoals Tone Brulin en Alex Van Royen.

In die beginperiode studeerden onder anderen Franz Marijnen, Dirk Buyse, Gilbert Deflo, Marcel Destoop, Eric Dekuyper en Jan Decorte af, theatermakers die algauw het gevestigde en vastgeroeste theater contesteerden. Maar het systeem sloeg terug. Stilaan werd Van Vlaenderen in zijn creatieve en integere aanpak beknot. Het Ritcs werd een instelling die alleen nog zekerheid gaf aan onzekere leraars. Van Vlaenderen voelde zich in het politiek-financiële gedoe gereduceerd tot een pion, die enkel nog te gehoorzamen had aan wat “van boven naar beneden werd doorgedrukt”. In 1973 gaf hij het op en ging het van kwaad tot erger met het Ritcs.

De kentering kwam toen de school werd omgevormd tot Hogeschool voor Audiovisuele en Dramatische Kunsten en een onderdeel werd van de Brusselse Erasmushogeschool. Gemakshalve bleef men spreken van het Rits, maar dan zonder de c.

Niet zonder trots toont directeur Marnix Verduyn de plannen voor de renovatie en uitbouw van de panden gelegen tussen de Dansaertstraat en de Moutstraat. Het nieuwe Rits wordt een cultureel trefpunt, op loopafstand van de KVS, de Beursschouwburg, het Kaaitheater en andere culturele instellingen in deze Vlaamse vlek in het centrum van Brussel. Terzelfder tijd moet het een kruispunt van culturen en disciplines worden, niet alleen voor de 750 studenten, maar ook voor de buurtbewoners en voor al wie met kunst bezig is.

Naast een cafetaria en eetgelegenheid komt er een cybercafé en een ruimte voor videoprojectie. Elders in het gebouw is er plaats voor een bibliotheek en een mediatheek die voor het publiek toegankelijk zullen zijn. En dan zijn er de vele kamers, ateliers, les- en vergaderlokalen, open ruimtes waar je als student vrij in en uit kan, een labyrint waar je met plezier in verdwaalt. Op die manier weerspiegelt de campus de visie van de directie en de leraren op de opleiding van de theatermaker.

ACTEREN IS LOSKOMEN

Het uitgangspunt is dat de theatermaker een zelfstandig scheppend kunstenaar is, die niet reproduceert maar produceert. Belangrijk daarbij is dat er een mentaliteit wordt gecreëerd waarin kunst- en cultuurgevoeligheid als vanzelfsprekend worden aanvaard.

Docent Pol Dehert verwijst naar de beginperiode en concludeert: “De historische misopvatting waaruit het vroegere Ritcs is ontstaan – en die Van Vlaenderen zoveel miserie bezorgde – trachten wij nu nog altijd recht te trekken via het principe van de carte blanche. We vertrekken vanuit een goesting, een noodzaak om te spelen.”

Dehert citeert graag Daniël Sibony, auteur van “Le jeu et la passe. Identité et théâtre” (Le Seuil, 1997). Sibony stelt het natuurlijke spel van een kind tegenover het aangeleerde spel van de acteur: een kind heeft nog geen keuzes gemaakt, het heeft nog alles in zich. Dat brengt de docenten van het Rits ertoe de spanning tussen spelen en acteren permanent te onderzoeken via debatten, lectuur, workshops, interdisciplinaire activiteiten. Voor docent Geert Opsomer wil spelen uit goesting of verlangen niet zeggen dat je zomaar wat doet. Elk artistiek spel heeft zijn regels, die je echter zelf hanteert en waarmee je spelenderwijs omgaat door ze voortdurend zichtbaar te maken zodat je er niet het slachtoffer van wordt. Een student resumeert: “Een acteur stelt een doel voorop en tracht daar naartoe te werken, een speler vertrekt vanuit een impuls en kan nog alle kanten uit.”

Acteren is loskomen van alle mogelijke structuren, zodat je op elke impuls kunt reageren en je vrij bent om te spelen. Maar, aldus Dehert, het is de acteur binnen de mens-speler die ervoor zorgt dat de speler niet uit de bocht gaat. De acteur zorgt voor de beheersing van de impulsen. De vaste noemer van de opleiding aan het Rits is dan ook het spelen in de ruimste betekenis, de teller geeft de specifieke affecten en connecties weer. Iedereen kan spelenderwijs omgaan met om het even welke discipline, en het is ook niet omdat iemand voor theatermaken kiest, dat hij niet zou gaan filmen.

Het interessante van de opleiding is dat je niet in een hokje wordt gestopt. Het wordt tijd, zegt men in het Rits, dat binnen één opleiding alle onderdelen van het theatermaken worden ondergebracht in ateliers waar je kan binnenlopen wanneer je maar wil. Dramaturgen, spelers, regisseurs, scenografen, allemaal bij elkaar, maar dan niet voor nog eens een Bauhaus-constructie of een Gesamtkunstwerk. Uit het gemeenschappelijke spel dat de opleiding in feite is, definieert iedereen voor zichzelf wat hij is en doet.

ALLES UITPROBEREN

Regisseren, theatermaken doe je niet voor jezelf, maar voor een publiek en als het meevalt, verdien je er ook je brood mee. Maar wat als je theater maakt in dienst van een broodheer? Dit economische aspect heeft volgens Opsomer alles te maken met publiceren, met iets “publiek of openbaar maken”. Tegenwoordig kan je dat niet meer los zien van een bedrijf, een uitgeverij voor een schrijver, een productiehuis voor een theatermaker. Bedrijven willen kunstenaars die bij hen passen. Het zou verkeerd zijn daar al rekening mee te houden tijdens de opleiding, want dan zou het Rits pasklare formaten afleveren. De school creëert een speelruimte waarin de student alles kan uitproberen en gaandeweg kiest men voor een eigen parcours. Het is de maker zelf die na de opleiding beslist welke kant hij op gaat.

Binnen de opleiding voorziet het Rits toonmomenten, stages en opendeurdagen. Vorige zomer was de school demonstratief aanwezig in Oostende tijdens het Theater aan zee-festival. Met eigen teksten, zelf gespeeld en geregisseerd. Wat getoond werd, was ongelijk, maar het was duidelijk dat het Rits van zijn kweekvijver geen bubbelbad maakt.

Er is ook een samenwerking ontstaan met bepaalde theaters en kunstencentra. Barbara Vandendriessche realiseerde in TheaterTeater (Mechelen) de opmerkelijke productie “Medeamateriaal” ( Heiner Müller). Centrum Netwerk in Aalst organiseert een Rits-weekend met “Sisyfus”, in een regie van Pascale Petralia, en “Clopixol 200 mg”, voor Theater Antigone geregisseerd door Klaartje Mertens.

Voor deze eindwerken kozen de jonge regisseurs zelf de vertolkers, en dat men zich daarin kan vergissen, blijkt uit “Clopixol 200 mg”. Vandendriessche daarentegen vond in Carina Van der Sande een gevoelig medium. Ook Petralia trof het met Frank Dierens, die ze “op een liefdevolle manier manipuleerde”. Dierens is verbonden aan Blauw vier en is al jaren een speelse vogel in de theaterkooi. In “Sisyfus” is hij een moderne Elckerlyc, die van dag tot dag leeft en telkens vergeet wat er de dag voordien is gebeurd. Op die manier is het leven een voortdurende herhaling van altijd dezelfde feiten en gevoelens. “Sisyfus” wordt gedragen door een sterke tekst die ontstaan is uit improvisaties en uiteenlopende teksten en kort vóór de première door Dimitri Masyn definitief is vastgelegd. Peter De Graef kwam tijdens de repetities alles door elkaar schudden, maar deze interventies hebben Petralia en Dierens naadloos verwerkt. Alleen de uitdaging van het repetitieve valt niet altijd mee.

Met “Sisyfus” werd Petralia geselecteerd voor Trappelend Talent van het Fevecc. Ze heeft nog een drietal projecten in petto, die net als “Sisyfus” over essentiële dingen gaan: back to basic, zegt ze zelfverzekerd.

Rits-weekend op 20 en 21/11 in Netwerk, Aalst, reserveren: 053/78.89.81.

Info: 02/507.14.11 (Rits).

Roger Arteel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content