Ooit werd Felix Timmermans’ Pallieter (1916) op handen gedragen door zowel het volk als de internationale literaire voorhoede. Maar ooit is in dit geval lang geleden. Honderd jaar na zijn geboorte is er voor de vrolijke held haast enkel nog desinteresse of spot. Een nieuwe editie moet daar verandering in brengen. ‘Pallieter is zo veel meer dan een kneuterige heimatroman.’

Een klein jaar geleden presenteerde de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) een nieuwe canon, een lijst van 51 Nederlandstalige literaire werken die volgens de eerbiedwaardige instelling ‘essentieel’ zijn.

De lijst is hoogst interessant, ook vanwege de literaire werken die er níét in staan. Misschien wel de interessantste afwezige is Pallieter, de doorbraakroman van Felix Timmermans (1886-1947).

Waarom dit boek niet op de lijst staat? Aan de impact van het boek kan het niet liggen.

Van Pallieter werden in de loop van de vorige eeuw meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Het boek was een grote bestseller in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten (300.000 exemplaren), en heeft zo het beeld van Vlaanderen en de Vlaming ongetwijfeld mee bepaald.

Mogelijk hadden de selectieheren en -dames van de KANTL dat liever anders gezien. Ze zouden niet de enigen zijn die de herinnering aan Timmermans’ vrolijke, maar immer ongemanierde held nog het liefst van al zouden uitwissen.

Makkelijk zal dat hoe dan ook niet zijn. Het hoofdpersonage naar wie de roman is vernoemd, leeft vandaag nog altijd verder in de naam van tientallen, zo niet honderden Vlaamse én Nederlandse horecazaken en verenigingen. Pallieter is bovendien een van de weinige literaire figuren die een plek kreeg in Van Dale, waar hij ook in de meest recente editie nog te boek staat als ‘een levenslustige kerel’.

‘Alleen al om wat hij vandaag nog betekent, verdient Pallieter een plek in die Vlaamse literaire canon’, vindt Kevin Absillis, docent moderne Nederlandstalige literatuur aan de Universiteit Antwerpen. ‘Zo’n canon dient niet om je eigen goede smaak te etaleren, maar om het collectieve geheugen te ontsluiten voor nieuwe generaties. Of we dat nu leuk vinden of niet: Pallieter heeft een grote impact gehad op de Vlaamse cultuur en geschiedenis, de romanheld is en blijft een icoon. De Vlaamse cultuur en geschiedenis kun je niet volledig begrijpen als je de figuur Pallieter niet kent.’

Blote flikker

Absillis voorzag de nieuwste editie van Pallieter van een uitgebreid nawoord. Daarin probeert hij te verklaren waarom er over de roman de afgelopen decennia nauwelijks nog een goed woord is geschreven of gezegd.

Misschien wel de belangrijkste factor is volgens hem de karikatuur die er van Timmermans’ bekendste creatuur is gemaakt. Pallieter, de boerse, bourgondische levensgenieter. Wie het boek (her)leest, kan er ook moeilijk naast. Timmermans’ personage leent zich makkelijk tot een dergelijke karikatuur. Pallieter zou je de Vlaamse variant van de nobele wilde kunnen noemen. Hij ontwaakt als de haan hem wakker roept, om vervolgens ‘in zijn bloten flikker naar de Nethe’ te lopen. Werken doet hij niet of nauwelijks, liever gaat hij op in de natuur, zingt hij een ‘lieke’ of speelt hij met veel smaak een paar stevige boterhammen binnen, dik belegd met ‘zuute boter, plattekees en radeskes’.

Absillis doet er niet flauw over. ‘Natuurlijk is Pallieter ook die folkloristische figuur’, zegt hij. ‘Ik verbied uiteraard niemand om hem zo te lezen. Ik wil er alleen maar op wijzen dat hij nog veel meer is dan dat. Pallieter is ook een non-conformist, een antibourgeois en een ecologist avant la lettre. Het probleem is dat door de karikatuur al het moderne is ondergesneeuwd. Dat geldt overigens ook voor de roman zelf. Pallieter wordt vandaag gereduceerd tot een kneuterige heimatroman. Dat getuigt – voorzichtig uitgedrukt – van een zeer eenzijdige lezing. Aan het eind van het boek trekt Pallieter samen met zijn gezin de wijde wereld in, en wordt er hardop gefantaseerd over een huwelijk ‘mè ne neger’. Voor een zogenaamde blut und boden-roman lijkt me dat toch een merkwaardig einde. Elders in de roman is er ook die overweldigende vliegtuigscène. Uit dat hoofdstuk spreekt een grote, bijzonder moderne fascinatie voor de techniek. Timmermans een futurist noemen, gaat een paar stappen te ver, maar vergis je niet: het werk van Filippo Marinetti had hij wel degelijk gelezen.’

Timmermans was geen heimatschrijver pur sang, betoogt Absillis. Misschien was hij eerder een expressionist. In elk geval was hij, veel meer dan vandaag wordt aangenomen, mee met de internationale literaire vernieuwingen van zijn tijd.

Om die stelling kracht bij te zetten, citeert Absillis uitgebreid reacties van toonaangevende internationale stemmen. Rainer Maria Rilke, bijvoorbeeld, de vermaarde Duitse expressionistische dichter. Rilke noemde Pallieter in een brief aan zijn vriendin ‘een meesterwerk van vandaag en een dat zal blijven’. Niet minder enthousiast was Rilkes vriend Stefan Zweig, die de schrijver van Pallieter roemde als ‘een echte, pure dichter’. Soortgelijke reacties kwamen er van toonaangevende Nederlandse en Amerikaanse schrijvers en critici, en bewijzen het punt dat Absillis wil maken: het is perfect mogelijk om Timmermans anders te lezen dan als de kneuterige heimatschrijver waar hij vandaag toe wordt gereduceerd.

Lierke Plezierke

Waarom van Timmermans en zijn Pallieter vandaag alleen nog maar de karikaturen overblijven?

Terecht legt Absillis de schuld daarvoor deels bij Felix Timmermans zelf. De schrijver heeft het zeker niet nagelaten om het eclatante succes van zijn roman uit te melken. In termen van vandaag: Timmermans bezondigde zich aan een sell-out.

In 1926 verscheen, onder zijn auspiciën, voor het eerst een Pallieterkalender. Twee jaar later verleende Timmermans zijn medewerking aan een folkloristische Pallieterstoet door Lier. Voor die gelegenheid schreef hij een boekje met een titel die zijn geliefde stad tot vandaag een aura van kneuterigheid verleent: Lierke Plezierke.

Timmermans gaf in die tijd ook graag en regelmatig lezingen. Hij liet er zich kennen als een goedzakkerige lolbroek, volgens getuigenissen begon hij bij momenten haast samen te vallen met zijn populaire romanpersonage.

De fratsen van Timmermans vielen duidelijk niet bij alle collega’s in de smaak. Paul van Ostaijen verweet hem al vroeg ‘overdreven meezwelgen’. Tekenend was ook de sneer van collega Richard Minne, die wellicht niet helemaal ten onrechte vreesde dat ‘al die Pallieterij’ het beeld van de Vlaming in het buitenland kon besmetten.

Stellen dat Timmermans het beeld van de Vlaming in het buitenland heeft geschapen, is zonder meer overdreven. Maar hij heeft er zeer zeker een aandeel in gehad.

Begin 2000 schreef auteur Marc Reugebrink, een naar Gent uitgeweken Nederlander, een niet ongeestige bespreking van Pallieter voor De Morgen. Reugebrink schreef hier hoe hij in Pallieter ‘dat morsige, maar o zo goedmoedige, goudeerlijke en ruimhartige boerenvolkje’ aantrof dat de Nederlander zo graag koestert. Voor zijn lectuur van het boek had hij Pallieter in de eerste plaats nog geassocieerd met een pitabar in Gent. Na de lectuur nam hij zich voor om er voortaan ‘niet langer één broodje, maar meteen een half varken’ te bestellen.

De Vlaming als boertige, wat morsige veelvraat. ‘Het is een beeld dat het in Nederland nog altijd heel goed doet’, stelt Geert Buelens, professor Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. ‘Wij Vlamingen cultiveren dat trouwens ook graag. Denk aan De helaasheid der dingen. Het is interessant om vast te stellen dat wij daar bij hedendaagse literatuur geen graten in zien. Dat ligt anders bij oudere literatuur, zoals Timmermans’ Pallieter. Die Vlaming van 100 jaar geleden cultiveren we natuurlijk liever niet. Daaraan hopen we al lang ontsnapt te zijn.’

Het brengt ons bij wat je de Pallieterparadox kunt noemen. De roman dankt zijn succes toch minstens voor een deel aan die bruegeliaanse sfeer, die ook nog eens benadrukt werd door optredens van de schrijver zelf. Tegelijk heeft die sfeer de roman ook mee vermoord. ‘Ik denk dat Pallieter door nieuwe generaties critici en academici zelden is gelezen’, zegt Buelens. ‘Wij denken de betekenis wel min of meer te kennen. In theorie had ook Bruegel slachtoffer kunnen worden van die perceptie. Het verschil is dat je bij een schilderij al na één minuut kunt zien dat het om meer dan alleen rijstvlaaien draait. Voor een boek is veel meer tijd nodig.’

Minstens ten dele is Buelens het met Absillis eens. Pallieter verdient die andere lezing. ‘Maar of het boek, zoals Kevin poneert, inderdaad een avant-gardistisch werk is, durf ik toch te betwijfelen. Pallieter is niettemin een belangrijke bijdrage aan de vitalistische literatuur uit het eerste kwart van de twintigste eeuw. Wel maakt hij in het nawoord overtuigend duidelijk dat Pallieter innig verbonden is met de – zeker ook technologische – ontwikkelingen van zijn tijd. Dat biedt veel kansen om het boek te herontdekken.’

Hitlerjugend

Timmermans heeft zijn en Pallieters reputatie niet alleen door lolbroekerij te grabbel gegooid. De schrijver was een overtuigd flamingant. Anders dan andere schrijvende flaminganten als Cyriel Verschaeve of Wies Moens heeft die overtuiging hem tijdens de Tweede Wereldoorlog niet geïnspireerd tot collaboratie met het naziregime.

Maar zoals Absillis in zijn nawoord voldoende duidelijk maakt: een verzetsheld was Timmermans niet. In 1942 reisde de schrijver naar Antwerpen, waar hij – voor een publiek van nazi’s in uniform – de Rembrandtprijs van de Universität Hamburg in ontvangst mocht nemen. Het laudatio kwam van de nationaalsocialist Antoon Jacob. Die noemde Pallieter hier de geknipte roman om een kampvuur van de Hitlerjugend mee op te vrolijken.

Timmermans’ aanvaarding van de Rembrandtprijs was de directe aanleiding om hem kort na de Tweede Wereldoorlog in verdenking te stellen van culturele collaboratie. Eind 1946 besloot het krijgsauditoraat om hem niet te vervolgen, maar helemaal zuiver is zijn reputatie nooit meer geworden.

Een groot onrecht?

Timmermans heeft nooit openlijk afstand van het nazisme genomen, reden waarom Absillis hem – voorzichtig, maar toch – ‘een gebrek aan moed’ verwijt.

Wie Timmermans nazisympathieën wil toedichten, zal het evenwel zonder bewijs moeten stellen. Absillis verwijst nog eens naar Pallieter, ‘een roman die op geen enkele manier met fascisme of racisme valt te verbinden, juist integendeel.’ Hij herinnert ook aan de reacties van echte collaborateurs als Wies Moens en Cyriel Verschaeve. Die heren waren, op dat punt hadden ze zeker gelijk, van mening dat je met een figuur als Pallieter maar beter niet naar de oorlog trekt. Mocht het nog nodig zijn: zowel Moens als Verschaeve heeft zich meer dan eens misprijzend over ‘de pelgrim van Lierke Plezierke’ uitgelaten.

Recuperatie

‘Ik heb het ooit eens uitgebreid onderzocht voor een radioprogramma’, vertelt Jean-Pierre Rondas, voormalig radiomaker voor Klara, notoir Vlaams-nationalist en een Timmermansfan. ‘De conclusie was helder: geen enkele politieke partij of ideologie heeft Timmermans ooit kunnen of willen recupereren. De katholieken moesten Pallieter niet wegens heidens. De modernisten al evenmin want folkloristisch. De volksverbondenen vonden hem maar niets omdat hij een verkeerd beeld van het volk ophing. De nazi’s moesten hem niet omdat er te veel beuzelarij in voorkwam. Het verzet lustte hem niet omdat hij fascistisch geweest zou zijn. Naoorlogs links lustte Timmermans’ ‘idealisme’ niet. Postmodern links passeerde hem wegens alle voorgaande redenen. Timmermans is een fenomeen dat aan etikettering ontsnapt.’

Mooie woorden zijn dat. Al verklaren ze niet waarom andere weerbarstige en moeilijk te etiketteren schrijvers als Claus en Boon vandaag nog wél worden gelezen en gefêteerd.

Absillis ziet wel iets in een vergelijking met Boon. ‘Boon en Timmermans hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken. Beiden profileerden zich graag als volksschrijvers, en schroomden niet om op publieke fora de flauwe plezante uit te hangen. Bovendien is er ook een onmiskenbare gelijkenis in de verteltrant. Boon en Timmermans bedienden zich van volkstaal en dialect. Hun taal komt heel eenvoudig en haast oraal over, terwijl die in feite heel erg geraffineerd is.’

Natuurlijk is er tussen Boon en Timmermans ook een wezenlijk verschil. Het onderscheid zit misschien wel in de eerste plaats in de ideologie. Dat ideologisch verschil zal ook wel mee verklaren waarom Boon wel, en Timmermans niet in die fameuze canon staat. ‘Boon kaartte maatschappelijke problemen aan’, zegt Absillis. ‘Hij problematiseerde de samenleving en de werkelijkheid. Zowel vormelijk als inhoudelijk vindt zijn werk veel meer aansluiting bij stromingen als het modernisme en later het postmodernisme. Die aansluiting is er niet bij de flamingante katholiek Timmermans. Die wilde, zoals in Pallieter, de schepping vooral bejubelen.’

Jean-Pierre Rondas: ‘Het was precies in de literatuur dat men zich kon afzetten tegen het nationale en het religieuze. De literatuur was en is een uitstekende arena in deze ideologische strijd. Voeg daaraan toe dat tot de jaren vijftig schrijven in het Nederlands op zich al een flamingante daad was, en je begrijpt waarom we, zelfs aan de universiteit, een heel verleden zijn kwijtgeraakt. In mijn tijd kwamen in de Germaanse ‘Ernest Timmermans’ of ‘Felix Claes’ niet eens ter sprake.’

Politiek gewicht

Joachim Pohlmann, schrijver en woordvoerder van Bart De Wever (N-VA), diept een treffende persoonlijke herinnering op. ‘Ik las Pallieter op de middelbare school, zij het op afraden van mijn leraar Nederlands. “Waarom zou je dat nog lezen”, zei die. Om maar te zeggen: het idee dat een schrijver als Timmermans, en bij uitbreiding ook schrijvers als Stijn Streuvels of Ernest Claes de nieuwe generaties nog iets te vertellen hebben, was toen al lang begraven.’

Pohlmann ziet dat als een vergissing. ‘Dit zijn absoluut geen prulschrijvers. Toch hebben we ze decennialang veronachtzaamd, eenvoudigweg omdat ze in katholieke en/of Vlaamsgezinde hoek zaten.

‘Nu zie ik op dat vlak wel een kentering ontstaan. Van Ernest Claes is onlangs nog een mooie biografie verschenen (Ernest Claes, De biografie van een Heer uit Zichem, nvdr). Dat lijkt me, net als de heruitgave van Pallieter, geen toeval. De historische afstand tegenover het niet altijd even fraaie verleden wordt groter, waardoor we steeds beter in staat zijn om dit werk zonder de slagschaduw van de politieke geschiedenis te bekijken.’

Pohlmann sluit zeker niet uit dat, samen met de historische afstand, de waardering en belangstelling voor de vooroorlogse klassieken zal groeien. Maar of het nieuwe conservatisme en/of Vlaams-nationalisme dat zijn partij belichaamt daar iets mee te maken heeft? Nee.

‘Voor de nieuwe generatie Vlaams-nationalisten heeft dat culturele flamingantisme van Timmermans of Claes nauwelijks of geen relevantie. In Timmermans’ tijd was het al een politiek statement als je in de volkstaal schreef. De literatuur was toen ook nog de hofleverancier van symbolen in de politieke strijd. Denk aan De leeuw van Vlaanderen van Conscience, de Blauwvoet-symboliek van Rodenbach, en, misschien in mindere mate, ook de Pallieterfiguur. Ondertussen hebben die symbolen nog nauwelijks betekenis. De naam Pallieter zullen de meeste Vlamingen hoogstens verbinden met een café of hobbyclub. De politieke, flamingante betekenis leeft alleen nog voort in ’t Pallieterke, een weekblad dat zeker niet meer het politieke gewicht van weleer heeft.’

In zijn nawoord schrijft Kevin Absillis dat Pallieter het verdient om te worden ‘bevrijd uit de wurggreep van centennationalisten en huisbakken folkloristen’. Vraag is of die greep er vandaag nog wel is. ‘Timmermans wordt, misschien op een enkel flamingant lid van het Timmermansgenootschap na, door niemand nog geclaimd’, zegt Pohlmann. ‘Dat voordeel heeft hij. Omdat zijn werk stilaan volledig verlost is van welke politieke recuperatie ook, kan hij eindelijk onbevangen gelezen worden.’

Jean-Pierre Rondas kan u een dergelijke lezing alvast van harte aanbevelen. ‘Pallieter is een weergaloos boek met een unieke schriftuur. Onlangs kwam ik in een neohippiehuishouden in Opwijk binnen, waar de jonge vrouw des huizes tweedehands een tiental goedkope Timmermansuitgaven had gekocht. Ze was Pallieter aan het lezen. Ik denk dat het op haar het effect had dat een Herman Hesse op mij had in de jaren zestig. Ik heb me daar in een diepe zetel genesteld, heb haar voorbeeld gevolgd, en ben Timmermans beginnen te lezen. Wow, man!’

DOOR JEROEN DE PRETER

‘Pallieter is ook een non-conformist, een antibourgeois en een ecologist avant la lettre. Het probleem is dat door de karikatuur al het moderne is ondergesneeuwd.’

‘Omdat Timmermans’ werk stilaan volledig verlost is van welke politieke recuperatie ook, kan hij eindelijk onbevangen gelezen worden.’

‘Boon en Timmermans hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content