De Russische wapentrafikant Victor Butt/Bout begon zijn loopbaan in Oostende en concentreert zich nu op Oost-Congo. Zijn werkwijze illustreert de manier waarop ‘zakenlui’ grote delen van Afrika inpalmden. Of hoe oorlog geprivatiseerd wordt.

Geen sprankeltje licht was er te zien in Mahagi Port, een vissersdorpje aan het Albertmeer in het noordoosten van de Democratische Republiek Congo. Maar in de loop van de avond doken er dwaallichtjes op, eerst een paar, dan een tiental, en voor het middernacht was, hingen honderden lampjes boven het gitzwarte water – een vlottende stad.

Met het verschijnen van de visserslichtjes verdwenen ook de trechtervormige tornado’s van vliegjes die het kamperen op de heuvel langs het meer zo onaangenaam hadden gemaakt. De lichtshow en de zwoele nacht brachten rust en inspireerden Victor Butt tot lyrische bespiegelingen over zijn verleden: ‘Een van de mooiste landschappen die ik ooit zag, was Afghanistan in de lente. Een derde van het land kleurde bloedrood van de papavers.’

Butt mijmerde over de goede oude tijd, toen hij te voet door Afghanistan struinde en ’s nachts bij lokale mensen onderdak vond. De wat gezette, maar kwieke en onderhoudende Rus verspilde echter nooit veel woorden aan romantiek. ‘Vreemde oorlog’ evalueerde hij de strijd in Afghanistan. ‘Soms worden gebieden er veroverd door ze van de vijand te kopen. Wie geluk had in de productie van heroïne koopt militaire successen. Dat bespaart mankracht.’

Een man van de praktijk ziet ook overal mogelijkheden. ‘Er wordt nogal wat heroïne vanuit Noord-Afghanistan naar Oost-Turkije gesmokkeld, in vliegtuigen die er kerosine gaan leveren’, vertelde hij met een knipoog. En ja, zelfs NAVO-toestellen zouden voor deze handel worden ingeschakeld. De filière loopt vervolgens via Bosnië naar West-Europa.

Butt is de eigenaar van de in Equatoriaal Guinea geregistreerde Mi-17 helikopter waarmee rebellenleider Jean-Pierre Bemba van het Front pour la Libération du Congo (FLC) zich tegenwoordig verplaatst. De Mi-17 is de transportversie van een Russische gevechtshelikopter, maar kan tot aanvalswapen worden omgebouwd. Piloot Mikhael Korolev mikte het toestel feilloos op de puntige heuveltop waar Bemba per se wilde kamperen. ‘ Children‘, bestempelde hij de vechters die hij vervoerde. Zijn humeur verbeterde er niet op toen iemand ontdekte dat er niet genoeg bier was en hij met zijn helikopter naar een Ugandees stadje aan de overkant van het meer gestuurd werd om inkopen te doen. ‘ Crazy‘, was zijn mening over de Congolese oorlog.

PROJECT BLOEDSTEEN

Butt zou officieel Victor Anatoliyevich Bout heten – dat staat althans in een Interpol-rapport van 4 december 2000 met de thrillernaam Project Blood Stone, een referentie aan het concept bloeddiamant. De man gebruikt minstens vijf namen en paspoorten uit diverse landen. Volgens een Russisch paspoort zou hij op 13 januari 1967 geboren zijn in het Tadzjiekse stadje Dushanbe, maar hij lijkt een stuk ouder. In Oost-Congo is hij Victor Butt, manager van het in Rwanda gevestigde Central African Airways.

Bout, zoals we hem verder gemakshalve zullen noemen, omringt zich graag met mensen die hij kent. Hij gaat er prat op dat hij zijn twee lijfwachten – een relatief begrip, want in Congo gedroeg hij zich eerder als een toerist dan als een wapenhandelaar – zelf een commando-opleiding gaf toen hij nog officier was in de luchtmacht. Hij begon zijn professionele loopbaan naar verluidt als navigator op de militaire basis van Vitebsk, in wat nu Wit-Rusland is. Daar trainde hij later rekruten van de GRU: de commandotroepen van de Russische luchtmacht. Hij zou ook als vertaler gewerkt hebben voor Russische vredestroepen in Angola.

Zijn lijfwachten in Congo stamden uit de GRU. De ene was een vriendelijke man die zich vooral met de logistiek bezighield, de andere jongleerde zelfs als hij gewoon een banaan moest pellen met een vervaarlijk gekarteld Rambo-mes en bekommerde zich erom dat zijn baas niet gefotografeerd werd – de foto’s bij dit verhaal zijn de eerste beelden van Bout die publiek circuleren.

Bout is zijn commandotijd niet verleerd. In het Congolese stadje Bunia sliep hij met zijn makkers onder een zeil in het gras langs de door Ugandese militairen gecontroleerde luchthaven. ’s Ochtends zette hij zich aan een tafeltje op de rand van het tarmac en voerde een reeks gesprekken met zijn satelliettelefoon – in het Russisch, het Engels en het Frans. Vervolgens schakelde hij zijn telefoon uit en amuseerde hij zich. Hij draaide een videodocumentaire over het Congolese dorpsleven en nam deel aan (lokale) vredesonderhandelingen, volksvergaderingen en gesprekken met zakenlui.

Bouts civiele leven begon in 1991, toen de luchtmachtbasis waar hij werkte ontbonden werd als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De mannen lieten echter niet begaan en privatiseerden als het ware zichzelf. Ze begonnen aan een verovering van de wereld met hun vliegtuigen. Afghanistan zou hun eerste doel zijn geweest. Er bestaan aanwijzingen dat Bout in 1993 betrokken was, via het Wit-Russische maatschappijtje Transavia Export Cargo, bij de logistieke bevoorrading van de Belgische blauwhelmen in Somalië. Zelf vertelde hij dat hij goede contacten heeft in Somaliland en regelmatig door het land reisde, maar hij vertelde niet wanneer en waarom – hij was altijd karig met concrete details.

EEN RUSSISCHE HELDERZIENDE

Bout werd waarschijnlijk in België geïntroduceerd door de uit Steenokkerzeel afkomstige transporteur Roger Van Poyer, die hij in Angola moet hebben ontmoet. De man is vertegenwoordiger in België van de Angolese staatsluchtvaartmaatschappij Taag. Van Poyer heeft een aantal bedrijven in Brussel, zoals het in vrachtvervoer gespecialiseerde Air Charter Center, gevestigd in de Bergstraat 42 waar ook de zetel was van de eerste firma die Bout in België oprichtte, eind november 1994. Daarmee wou hij Air Charter Center overnemen.

Maar de overnamepoging mislukte. Het bedrijf werd gekocht door een andere Rus, ene Jouri Koutchine, die niet veel later stierf. In maart 1995 verhuisde Bout, die toen al officieel in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) gedomicilieerd was, naar Oostende, waar hij de Trans Aviation Network Group oprichtte, met als voorzitter de Belgische piloot Ronald De Smet. Die verblijft ook officieel in Dubai en zou nu vooral in de Centraal Afrikaanse Republiek actief zijn. Bout boerde goed in Oostende. Hij kocht er voor 17 miljoen frank een villa. En hij leefde mee met Belgiës drama’s: hij liet – zonder succes – een Russische helderziende los op de verdwenen meisjes Benaissa, Gheysbrechts en Stockmans.

Bouts doortocht door België ging niet onopgemerkt voorbij. Zowel de militaire inlichtingendienst als de staatsveiligheid houden dossiers over hem en zijn acolieten bij. De financiële sectie van de BOB in Brussel scant duizenden transacties op zoek naar bewijzen voor het witwassen van geld in de wapenhandel. Er werden betalingen van het Angolese leger gevonden en een technische beschrijving – inbegrepen een met de hand getekende kaart – van de militaire luchthaven in het Afghaanse Bagram. Het parket van Brugge opende een onderzoek naar inbreuken op de economische wetgeving. Met de wapenwet bleek men er niet ver te komen: vele toestellen vertrekken leeg uit Oostende, en ladingen als tweehonderd parachutes kunnen ook civiele toepassingen hebben.

In juli 1997 hield Bout het in Oostende voor bekeken. Hij voelde zich geviseerd. ‘Ik werd ervan verdacht elke dag wapens te transporteren naar alle hoeken van de wereld, van extremisten in Turkije tot rebellen in Afrika’, legde hij uit. ‘Maar zelfs als ik hier en daar wat geld loste, zou dat onmogelijk zijn geweest. Men wilde mij gewoon buiten – Russen worden bijna automatisch met maffia geassocieerd. Er werd zelfs gezegd en geschreven dat ik een grote voorraad diamanten van de Angolese rebellenbeweging Unita verborg. Belachelijk.’

Bout ontkent niet dat hij in Oostende mensen geld toestopte: ‘Wat wil je, in een land dat Agusta heeft gebaard?’ En bekent dat hij voor de verblijfsvergunningen van zijn bemanningen niet bij de officiële instanties, maar bij de Turkse gemeenschap langsging: ‘Kostte meer, maar het ging tenminste vooruit.’

Helemaal vergeten is hij Oostende niet. Toen hij in Bunia toevallig het pad kruiste van Reginald Moreels, op verkenning in Congo voor minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL), wist hij het onmiddellijk: een Oostends politicus. Bouts goede vriend in Oostende, de twintiger Olivier Piret die via het pilotenmilieu met hem in contact kwam, was de zoon van een collega-arts van Moreels. Piret hielp zijn zus Nathalie aan een baan bij Bout, eerst in Zuid-Afrika, vervolgens in Rwanda. Zelf beleeft hij niet veel plezier meer aan zijn band met Bout. Hij speelde een verloofde kwijt na een overval op de oprit van Bouts villa in Zuid-Afrika, en wordt nu geconfronteerd met een barrage aan moeilijk te controleren geruchten over de aard van zijn associatie met de Rus – hij wijst die allemaal als laster van de hand.

43 VALSE VERGUNNINGEN

Bouts imperium groeide snel. Bij zijn aankomst in Oostende bezat hij één vrachtvliegtuig (een Ilyushin ondergebracht in het bedrijf Air Cess waarmee hij de wereld zou afzeulen) en leasde hij er twee. Momenteel zou hij over een zestigtal toestellen beschikken, verdeeld over diverse maatschappijen, waarvan hij er een deel least van de Russische en Oekraïense luchtmacht. Hij schuift zijn transacties handig rond in zijn wirwar van bedrijven om de aandacht van zijn persoon af te leiden. Via zijn broer Sergei zou hij ook vennootschappen in Gibraltar controleren, en er zouden rekeninglijnen naar Aruba op de Nederlandse Antillen lopen op naam van zijn vrouw Alla (een modeontwerpster afkomstig uit Sint-Petersburg).

Bout is een meester in mistgordijnen. De registratie van zijn vliegtuigen is totaal ondoorzichtig. In het Zuid-Afrikaanse koninkrijkje Swaziland verzeilde een minister van Transport in 1997 in de gevangenis toen bleek dat hij Bout en zijn vrienden vergunningen had verleend voor 43 vliegtuigen die er nooit waren geweest – een aantal kon er zelfs niet landen. De Zuid-Afrikaanse autoriteiten begonnen een onderzoek naar maffiapraktijken in Air Pass, Bouts sleutelbedrijf in Zuid-Afrika. Dat legde 146 inbreuken op de burgerlijke luchtvaartregels bloot.

Liberia kijkt momenteel aan tegen sancties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN): alle in Liberia geregistreerde toestellen moeten aan de grond blijven. Bout had in 1997 en ’98 samen met een Britse partner het Liberiaanse luchtvaartregister namelijk zo goed als in handen en verkocht zelfs per fax registratienummers – voor een goed begrip: officieel kost zoiets 75.000 dollar per jaar. De Liberianen vinden momenteel slechts elf van de 34 in hun land geregistreerde toestellen terug.

Het is dus niet verwonderlijk dat Bout een prominente rol speelt in drie recente VN-rapporten. Hij wordt geportretteerd als een kei in het omzeilen van sancties van de internationale gemeenschap tegen regimes of baronieën. In december 2000 verschenen leerzame VN-rapporten over de diamantlanden Angola en Sierra Leone. De rebellen in Sierra Leone werden met vliegtuigen van Bout bevoorraad. In de zomer 2000 landden er vier keer toestellen van Bout met wapens in Liberia, waaronder helikopters, pantserwagens en luchtafweergeschut. Stukken die bezwaarlijk als iets anders kunnen worden herkend dan als wapens, dus wordt aangenomen dat er mensen werden aangemoedigd om de andere kant op te kijken. De VN merkte fijntjes op dat de uitvoer van diamant van de Verenigde Arabische Emiraten naar België tussen 1996 en 1999 van vijfhonderd naar 5 miljoen karaat per jaar was gestegen.

In het rapport over Angola wordt een heel hoofdstuk aan Bout gewijd. Het beschrijft uitgebreid hoe hij tussen juli 1997 en september 1998 38 vluchten met wapens – onder meer achttien 122-millimeterkanonnen – van het Bulgaarse Burgas uitvoerde, voor een totaal bedrag van 14 miljoen dollar. Sommige toestellen vertrokken (leeg) uit Oostende. De officiële eindbestemming van de lading was Togo, maar de documenten van het Togolese ministerie van Defensie zouden vals zijn geweest. Volgens het rapport gingen de wapens naar de Unita-rebellen. Om zijn vluchten te maskeren, laat Bout geregeld ‘bevriende’ luchtvaartbedrijfjes uit Uganda en Rwanda (zoals Air Alexander en Planet Air) routes reserveren die ze niet gebruiken, waar hij dan zijn toestellen laat induiken. Hij schroomt zich er ook niet voor om registratienummers te vervalsen of onderweg te veranderen.

EEN LANGE NACHTMERRIE

Bout figureert ook in het vorige maand verschenen VN-rapport over Congo, hoewel minder opvallend en onder de naam Butt. Het verslag stelt dat hij voor het eerst in Congo/Zaïre gesignaleerd werd toen de ondertussen vermoorde president Laurent-Désiré Kabila nog rebellenleider was. De VN gaat ervan uit dat Bout de eigenaar is van de meeste toestellen die voor rekening van Rwanda naar Congo vliegen, onder meer om er coltan te gaan halen.

Bouts mannen zijn in ieder geval nog actief in Kigali. Een vijftigtal Russen bemant er veertien vliegtuigen van Transavia Travel Agency. Ze huren permanent een verdieping van het Meridien Hotel af. Flexibele mensen, deze handelaars, want Bout en zijn kompanen zouden in 1996 Rwanda’s voornaamste vijand – de Hutu-milities in de kampen van Oost-Congo – met wapens bevoorraad hebben. Een half jaar voor de VN met haar rapporten over Angola en Sierra Leone uitpakte, vloog Air Cess blauwhelmen van Pakistan naar Oost-Timor. Momenteel loopt er een nieuwe sollicitatie van Air Cess om VN-hulpvluchten naar Oost-Timor te mogen verzorgen.

De activiteiten van Bout en gelijkgezinden worden stilaan onoverzichtelijk. Er zijn Russische bedrijven die meer dan tweehonderd Antonovs leasen. De prijs van een kleine Antonov is gezakt tot 30.000 dollar – operatiekosten niet inbegrepen. De wapenverkoop breidt zich uit van Bulgarije en Oekraïne naar Kirgizië en Kazachstan. Bout en zijn strijdmakkers vergaren met hun logistieke en militaire capaciteiten veel macht in steeds grotere stukken van vooral Afrika. Somalië, Sudan, Sierra Leone, Liberia, de beide Congo’s, Burundi, Angola…: het lijstje van gebieden waar de wereld niet langer greep op heeft, groeit uit tot een nachtmerrie.

De internationale druk op Bout neemt echter langzaam toe. Zelf gaat hij er prat op dat hij geen visum meer krijgt voor de Verenigde Staten, die stilaan door de man geobsedeerd raken en hopen dat bijvoorbeeld België iets bruikbaars tegen hem vindt. De Centraal Afrikaanse Republiek blokkeerde een tijdlang enkele van Bouts toestellen. In Slovakije, Moldavië en Uganda worden vliegtuigen van Bout, naar verluidt geladen met helikopters en wapens, aan de grond gehouden.

Ook de druk op de Emiraten verhoogt. Maar Bout heeft er een handje van weg om zich met de juiste – lees: voldoende hooggeplaatste – mensen te omringen, liefst koningen en ministers. In Dubai associeerde hij zich met sultan Hamad Al Suwaidi, een neef van de emir, met wie hij via het bedrijf Flyngix onder meer hulp- en andere vluchten naar Afghanistan organiseert, blijkbaar zowel voor de Taliban als voor de tegenpartij.

Bout blijft spelen met zijn vliegtuigen. Tussen Uganda en Noord-Congo vliegen een Antonov met een registratienummer uit Kirgizië en een met het Liberiaanse nummer EL-ALR, dat in principe aan de grond moet blijven. Maar zelfs in de Liberiaanse registers komt dit nummer niet voor. Een spookvliegtuig dus, waarvan de herkomst onduidelijk is. Hetzelfde met de toestellen 9T-ALC en MLC. Daarvan is zelfs het prefix 9T niet bekend, tenzij misschien voor binnenlands Congolees gebruik. Mogelijk betreft het de eerste registraties voor ‘Bembaland’, want ALC en MLC zijn de acroniemen voor respectievelijk Bemba’s Armée de Libération du Congo en Mouvement de Libération du Congo.

EEN CONGOLESE VRIJHANDELSZONE

Bout is ondertussen kind aan huis bij FLC-chef Bemba. Bemba’s leger werd aanvankelijk bevoorraad vanaf de vervallen militaire luchthaven in het Ugandese Entebbe met een Ilyushin van Ukrainian Cargo Airways, die waarschijnlijk voor rekening van het Ugandese ministerie van Defensie vloog. Zelf vloog hij rond met een King Air van een Zuid-Afrikaanse maatschappij die werd geleast door ene Khalil: een Libanees diamantair uit Kisangani die nu in de Ugandese hoofdstad Kampala woont. Khalil dropte een mannetje, en indien nodig Franse prospecteurs, in elk stadje dat Bemba veroverde.

Maar de mannen en maatschappijen van het eerste uur zijn in de coulissen verdwenen. Sinds enkele maanden maakt Bemba voor zijn logistiek bijna uitsluitend van Bouts diensten gebruik. Gesteld dat de VN-Veiligheidsraad ooit sancties zou opleggen aan Rwanda, Uganda en de met hen gelieerde rebellen in Congo, zit Bemba met Bout in ieder geval gebeiteld: een meer ervaren sanctions buster is momenteel niet te vinden. De eerste contacten tussen de twee zouden in de zomer 2000 zijn gelegd. Bout werkte in die tijd vooral met de Rwandezen, maar hun president Paul Kagame zou een (persoonlijke) betalingsachterstand van bijna 2 miljoen dollar hebben gehad, wat de Rus tot prospectie noopte.

De commotie rond zijn persoontje laat Bout koud. Ja, hij heeft wapens vervoerd, so what, hij bezit transportvliegtuigen en die moeten renderen. Maar hij kan onmogelijk alle activiteiten controleren van de vennootschappen aan wie hij zijn toestellen verhuurt. En hij is géén wapenhandelaar, hoewel getuigen beweren dat hij in het Bulgaarse Burgas soms persoonlijk wapenladingen gaat controleren. Hij is zakenman. Hij bestudeert nu de mogelijkheden om in Congo te investeren in landbouw en telecommunicatie. Hij stuurt geologen in jeeps en met een gewapend escorte uit om te prospecteren.

En hij heeft een visie op Noord-Congo. Een regio met een enorm potentieel dat investeerders – ‘mensen die lange tijd willen blijven’ – kan aantrekken. Daarom wil hij, bijvoorbeeld, dat de wildparken gevrijwaard blijven, want waar moeten de zakenlui anders hun vertier gaan zoeken? Hij promoot zelfs het duurzaam beheer van het regenwoud. En hij ziet veel heil in de creatie van een vrijhandelszone in het evenaarsgebied – een concept waarmee hij in Dubai goed vertrouwd is. Hij kan (Amerikaanse) experts introduceren die daar verstand van hebben. De luchthaven van het grensstadje Zongo zou ideaal gesitueerd zijn, op voorwaarde dat de landingsbaan met een kilometer wordt verlengd.

Zongo ligt langs de Ubangi-rivier tegenover Bangui, de hoofdstad van de Centraal Afrikaanse Republiek. Handig meegenomen want, zo stelt Bout grinnikend, op die manier kan hij tegelijk de regering daar een hak zetten. Met die afzetters heeft hij namelijk nog een eitje te pellen: ze veroordeelden hem vorige lente bij verstek tot twee jaar gevangenis voor inbreuken op de luchtvaartwetgeving.

Dirk Draulans Foto’s: Wim Van Cappellen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content