Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Vlaamse miniaturen in een schuilkelder.

Onze Cultureel Ambassadeurs-op-perkament, de Flamandskaja kniznaja miniatjoera, zijn terug van een missie naar Sint-Petersburg en Florence. Net op tijd voor hun blijde intocht in Antwerpen kreeg architect Jan Thomaes de vroegere schuilkelder onder het Museum voor Schone Kunsten opgeknapt. In 1939 werden Rubens en Van Dyck hier langs speciaal voorziene gleuven tussen muren en gewelven naar beneden geschoven, om er tegen het oorlogsgeweld beschut te zijn. In 1951 werd in het achterste deel met massa’s beton een atoomschuilkelder aangelegd – de Koude Oorlog creëerde zo zijn psychoses.

De architect deed geen opvallende interventies om van de bunker een geschikte museumruimte te maken. Daarvoor zijn de mogelijkheden te beperkt, ?ook om tentoon te stellen? stelde Thomaes berustend vast.

Nadat het museum een gewenste uitbreiding naar de Hippodroom geweigerd zag, creëerde het ruimte in eigen buik. Voor schilderijen die slechts leven als ze daglicht zien blijft het wat het was, een triest asiel. Werken die als sneeuw voor de zon verdwijnen wanneer ze het duister moeten missen, zijn hier beter af. De Vlaamse Miniaturen voor vorsten en burgers 1475/1550 die er nu getoond worden, zien hun grotendeels religieuze karakter zelfs beantwoord door de naakte crypte met steunberen en gewelven.

Met voldoende oog voor de noden van zijn gehoor op de persvernissage, kruidde de Leuvense professor Maurits Smeyers zijn anders zo zakelijk betoog met enkele metaforen. De directeur van het Centrum Vlaamse Miniaturisten ging nog te leen bij John Ruskin toen hij de kostbare verluchte handschriften uit de Middeleeuwen als ?kathedralen in zakformaat? bestempelde. Maar om het gevoel te omschrijven dat de onderzoeker overvalt wanneer hij oog in oog komt met de zowat duizend goeddeels onbestudeerde manuscripten van de Gent-Brugse School, gewaagde hij van ?een mug op een naaktstrand?, zonder uit de fabels van Jean de La Fontaine te hoeven citeren.

Hier mag dus echt sprake zijn van een expo uit de duizend, want zowel de miniaturen uit het Mayer van den Bergh-brevier als de eveneens tentoongestelde handschriften met muziek van Vlaamse polyfonisten, de gebedenboeken en burgerlijke documenten, zijn ruwweg bij die school onder te brengen.

ZWARTKIJKER

De Gent-Brugse Stijl, zo leerden wij, domineerde de laatste bloeiperiode van de Vlaamse miniatuurkunst voor die tenonder ging na driekwarteeuw hevige concurrentiestrijd met het gedrukte boek. De miniaturisten bezaten de kleur, de drukkers nog niet, en ze buitten die maximaal uit. Dit gebeurde tot grote tevredenheid van hun opdrachtgevers : vorsten en voorname burgers zoals de titel van de tentoonstelling aangeeft, maar ook de hogere geestelijkheid. (Bij de mooiste folio’s horen zeker die uit de cisterciënzermissalen van Ter Doest en de Duinenabdij).

Het lijdt geen twijfel, ?de middeleeuwer was allerminst een zwartkijker?, om in de beeldspraak van professor Smeyers te blijven. Een groot verzamelaar als Lodewijk van Brugge, heer van Gruuthuuse, liet zelfs een gedrukt boek uit zijn collectie overschrijven tot een verlucht manuscript. Ook Rafael de Mercatellis, abt van de Sint-Baafsabdij in Gent en bastaardzoon van Filips de Goede, liet dit doen. Hij was de oprichter van de eerste humanistische bibliotheek in de Nederlanden.

In sommige gedrukte boeken werden miniaturen ingelast. Het ging om een luxeproduct waar in de wereld evenveel vraag naar was als naar ons meubilair, onze wandtapijten en retabels. Het Mayer-brevier, genoemd naar de Antwerpse verzamelaar die het in 1898 kocht, zou trouwens in opdracht van de Portugese koning Manuel I ?el Afortunado? gemaakt zijn.

De Gent-Brugse, laatgotische verluchtingen (sommige werden ook wel eens in Antwerpen of Mechelen gemaakt) zijn verhalend van karakter, bezaaid met realistische details, diepe landschappen en trompe l’oeil-effecten in de randversieringen. Onder invloed van de paneelschilderkunst van de Vlaamse Primitieven, bedienden de miniaturisten zich naar hartelust van picturale effecten. Om de religieus-propagandistische boodschap langer te doen nazinderen, kozen ze voor een inslaande visualisering. Soms ten nadele van de homogeniteit met het tekstgedeelte, vindt Smeyers.

De professor ging zo op in zijn redevoering, dat er nog maar weinig ter introductie overbleef voor de tweede wetenschappelijke coördinator van de tentoonstelling, de kersverse doctor in de kunstgeschiedenis Jan Van der Stock. De in low profile gedrongen jonge geleerde bekende dat de minder spectaculair ogende miniaturen voor burgerlijk gebruik hem ?erg nauw aan het hart? liggen. Steden en gemeenten lieten hun privileges en boedelregisters verluchten. En de eedformules die stadsmagistraten, gildenbroeders van de rederijkerskamer of ambachtslui moesten uitspreken bij hun ambstaanvaarding of indiensttreding, werden majesteitelijk verfraaid in zogenaamde eedboeken. Het verluchte handschrift als statussymbool.

Bij het verlaten van het museum kruisten we toch nog het pad van Jan Van der Stock. We deelden hem onze verbazing mee over het kinderlijk geworstel met perspectief in sommige folio’s van het breviarium Mayer van den Bergh, over de nog vroegmiddeleeuws aandoende schaalverschillen tussen de figuren, en de af en toe zeer grove ongelijkheden in koloriet, tekening, detaillering (van gezichten, draperingen…) binnen één en hetzelfde laatgotisch handschrift. Waar was de mooie consistentie die de drie Limburg-broers honderd jaar eerder bereikt hadden in het Très Riches Heures-getijdenboek voor hertog Jean de Berry ? Waarom bleven Simon Bening en zijn collega-verluchters van het Mayer van den Bergh brevier procédés hanteren die in vergelijking met de paneelschilderingen van de Vlaamse Primitieven (van wie ze nochtans heel wat iconografische modellen overnamen) al als achterhaald mochten beschouwd worden ?

BRUEGEL

Met de onverstoorbaarheid hem eigen, verkoos Van der Stock de vooruitstrevende aspecten van de Gent-Brugse School te beklemtonen. In de kalenderminiaturen die in het breviarium steken, kwamen de verluchters tot een afbeelding van het landschap en de arbeid die ?vijftig jaar op Bruegel voorop liep?, en de verrukkelijke randversieringen deden hem aan ?de Arts & Crafts van William Morris? denken. De kunsthistoricus zat algauw op het terrein dat hem het meest fascineert, de embryonale fase van het gedrukte boek (1417-1585), het onderwerp waarmee hij twee jaar geleden zijn doctoraat behaalde. Dat is net de periode waarin de Vlaamse miniaturisten hun laatste troeven uitspeelden. In de bolwerken van de verluchters, Brugge en Gent, waren vroege drukkers als Colart Mansion en Robert De Keyser, gedoemd om te mislukken, aldus Van der Stock. Het was in het ?terra incognita? van de illumineerkunst, Antwerpen, waar de miniaturisten wel verkooprechten verwierven zonder er zich te vestigen, dat de boekdrukkunst zou exploderen. Dan mocht het ook wel geen toeval heten dat uitgerekend op dat moment het economisch zwaartepunt van Brugge naar Antwerpen verlegd werd.

De perkamenten ambassadeurs worden na afloop van de tentoonstelling onverbiddelijk teruggebracht tot hun normale staat van bladzijden in een boek. Het was overigens slechts dank zij een door boekchirurgen aanbevolen preventieve conservatiebehandeling dat de folio’s van het breviarium überhaupt ooit werden losgemaakt. De strakke band van het befaamde huis Weckesser & fils, aangebracht bij een opknapbeurt in 1932, had immers een deel van de miniaturen onzichtbaar gemaakt en een zodanige spanning op het perkament en de geschilderde lagen veroorzaakt dat er golvingen in de kneep en het scharnier verschenen. Hoe Ann Peckstadt en Lieve Watteeuw, het chirurgenteam van Duodecimo, het brevier straks van een soepeler band zullen voorzien, na het perkament en de picturale lagen een beurt te hebben gegeven, is niet bepaald een goed bewaard geheim maar voor leken niettemin behoorlijk raadselachtig. Spannend klonk het wel, toen Lieve Watteeuw ons uitlegde dat ze de boel zou behandelen met collageen met een ?dierlijk cellulaire structuur?. Collageen is een lijmvormende eiwitstof, waarvan de toepassing ons alsnog enkel uit de plastische chirurgie bekend was. (Een familielid werkzaam in die sector prees het ons ooit aan als revolutionair middel om het gezicht terug toonbaar te maken.)

Binnen de dikke muren van de crypte werd al druk gespeculeerd over de naam van de nieuwe hoofdconservator – een benoeming die nog voor de zomer verwacht wordt. De tiercé der kenners bevat geen verrassingen. Waarnemend hoofdconservator Eric Van Damme, een beroerd spreker, poetst straks zijn blazoen op met een tentoonstelling over iconen, zijn dada en doctoraal onderwerp. Ons trof een verfrissend secure ophanging van de negentiende eeuw, van Ensor en Rik Wouters, sinds de kettingrokende Van Damme de boel draaiend houdt. En het zag er naar uit dat ook de andere zalen aangepakt werden.

Jan Van der Stock haalde goede punten met zijn historische tentoonstellingen voor Antwerpen ’93, en staat met de ?Vlaamse Miniaturen voor Vorsten en Burgers? waarschijnlijk op een goed blaadje bij de uitvinders van het Cultureel Ambassadeurschap, de Vlaamse overheid. Iedereen verwacht ook Robert Hoozee op het appèl. De conservator van het kleine maar fijne Gentse Museum voor Schone Kunsten maakte dit jaar een dieptepunt mee (een vandaal kon ongestoord ettelijke schilderijen bekrassen) maar scoorde internationaal met de tentoonstelling Paris-Bruxelles, nu te zien in het Parijse Musée d’Orsay, het komend najaar in… Gent. Daarmee bewees hij alvast dat een conservator-kunsthistoricus niet noodzakelijk buiten de wereld staat.

Jan Braet

Tot 22.6 in het KMSKA, Leopold de Waelplaats, Antwerpen. Elke dag behalve op maandag open van 10 tot 17 u. Woens. van 10 tot 21 u. Gesloten op 1 en 8 mei.

Breviarium Mayer van den Bergh, De Geboorte : schaalverschillen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content