Tweehonderd jaar geleden verloor de wereld Ciacomo Casanova. Met een “Venetiaan in Europa” eert de Dogenstad haar teruggevonden zoon.

Venetië zit niet verlegen om tentoonstellingen. In de plaats van de kanalen af te gondelen, kan je je dagen doorbrengen in de ontelbare musea. Aan het Canal Grande, vlak tegenover het Palazzo Grassi (waar nu de Maya-tentoonstelling loopt), ligt het Ca’Rezzonico. Het daar gevestigde Museum van het Venetiaanse Settecento (onze achttiende eeuw) huist nu de tentoonstelling De Wereld van Giacomo Casanova, een evocatie van het Europa van de Verlichting of, zo men wil, het Ancien Régime. Leidraad is Casanova’s autobiografie “Histoire de ma vie”, die hij aan het einde van zijn leven neerpende. De manifestatie, waaraan een aantal nevenactiviteiten verbonden zijn, wordt nog het best omschreven door de ondertitel, Een Venetiaan in Europa. 1725-1798. Tweehonderd jaar geleden overleed immers de man wiens familienaam synoniem zou worden voor de vrouwenverleider.

De Dogenstad gaat er prat op dat ze naast Marco Polo, Vivaldi en Tiepolo, ook Casanova tot één van haar wereldberoemde zonen mag rekenen. Destijds was hij echter heel wat minder geliefd. Giacomo werd geboren in de parochie San Samuele als eersteling van een proletarisch acteursechtpaar. Tot zijn dertigste verbleef hij in Venetië, op enkele reizen en studiejaren in Padua na. Maar zijn levenswandel, zijn vriendschappen in hogere milieus en zijn omgang met vrijmetselaars en alchemisten maakten hem verdacht in de ogen van de autoriteiten.

De jonge Casanova zal de gevangenis van het Dogenpaleis – de Piombi – meermaals bezoeken. In 1755 wordt hij er voor vijf jaar opgesloten, maar al na een jaar slaagt hij er in om te ontsnappen. Het relaas van die vlucht wordt in zijn laatste levensdagen gepubliceerd en het levert hem zijn eerste faam op, die van avonturier. Pas in 1774 gaat de Inquisitieraad van de Venetiaanse Republiek in op het verzoek van de voortvluchtige om terug te keren. Acht jaar later moet hij echter opnieuw zijn biezen pakken en hij zal zijn geboortestad nooit meer terugzien. Dat de eeuwenoude onafhankelijke havenrepubliek in 1797 een Oostenrijkse provincie wordt, kan hem in de herfst van zijn leven niet meer deren.

Onder het voorwendsel dat de Venetiaanse herdenkingstentoonstellingen geen platgetreden paden willen bewandelen, komt het aspect “verleiding” slechts terloops en in een meer algemene achttiende-eeuwse context aan bod. Toch besteedt Casanova in zijn 3600 bladzijden tellende autobiografie veel ruimte aan wat hijzelf als zijn “belangrijkste bezigheid” beschouwt en die hij zonder terughoudendheid beschrijft: de veroveringen van vrouwenharten.

KINDERLOOS EN ZONDER ECHTGENOTE

Toen Casanova elf was, kende hij zijn eerste kalverliefde met de volwassen zus van zijn leermeester in Padua. Tijdens zijn jeugdige universiteits- en seminariejaren (1737-1741) schoot zijn amoureuze roeping pas goed wortel. Daarna zou er geen houden meer aan zijn, mede dankzij zijn gestalte (1,87m) die meisjes en vrouwen van alle rang en stand imponeerde. Naast ontelbare avontuurtjes had Casanova ook ruim zijn deel aan geslachtsziekten. Met de korte liefde van zijn leven, Henriette, maakte hij in 1749 een sentimentele reis door Noord-Italie en Zwitserland, waar zijn Française hem verliet. Zijn amoureuze onderlegdheid maakte dat hij als technical advisor werd aangezocht door de librettist (en al even geoefend libertijn) Lorenzo Da Ponte, die voor W.A. Mozart in 1786 “Don Giovanni” schreef. Zijn reputatie van rokkenjager had hem al enkele mislukte huwelijksaanzoeken in vooraanstaande families opgeleverd. Casanova bleef zonder wettige echtgenote en kinderloos. Enkele van zijn vlammen wilden hem wel eens een nakomeling presenteren, maar hij maakte ze niet tot de zijne.

Pas dertig jaar na zijn dood kreeg de vrouwenversierder het aureool waarvoor hij tot op vandaag nog altijd bekend is. Daarvoor zorgden enerzijds de bewerkingen en piratenuitgaves van zijn memoires tussen de eerste publicatie in 1822-28 en de ongecensureerde uitgave in 1962. Anderzijds wekte de morele gestrengheid van de Victoriaanse negentiende eeuw een zekere sympathie op voor het libertijnse buitenbeentje.

“Histoire de ma vie” was voor Casanova vooral ook een vorm van zelfbevestiging. Om zijn blazoen op te poetsen, nam hij wel eens een loopje met de chronologie, schreef zichzelf een leidende rol toe in voorvallen waarbij hij slechts marginaal of niet aanwezig was en liet niet zelden zijn wensen voor waarheid doorgaan.

Dat begint al bij zijn eigen afkomst. Hij zag zichzelf liever als onwettig kind van een patriciërstelg dan als zoon van een berooid acteur – een niet onbelangrijk onderscheid in de strikte standenmaatschappij die het achttiende-eeuwse Venetië was. Zijn bescheiden afkomst zat hem trouwens flink dwars. Vandaar dat hij probeerde, en er dankzij zijn durf en spraakvaardigheid ook in slaagde, om in contact te komen met families uit de betere kringen.

Giacomo was een redelijk begaafd student, maar hij beschikte vooral over een grote nieuwsgierigheid en een opmerkelijk geheugen. Op twaalfjarige leeftijd startte hij met een juristenopleiding (niets ongewoons in die tijd). Uit eigen interesse vulde hij zijn curriculum aan met positieve wetenschappen en occulte kunsten, wat hem veeleer een encyclopedische dan een wetenschappelijke kennis opleverde. Zijn nog grotere interesse voor het uitgaansleven en de kansspelen brak zijn “universitaire” studies vroegtijdig af, al ging hij door het leven als doctor in de rechten. Veel later kende hij zichzelf de titel van Chevalier van Seingalt toe, volgens eigen schrijven geconsacreerd door de paus zelve.

WOEDENDE ECHTGENOTEN

Bijna even veelvuldig als zijn amoureuze overwinningen, zijn zijn vroegtijdig beëindigde carrières. Een kerkelijke loopbaan gaat de mist in door een mislukte preek van de nochtans welbespraakte jonge Casanova en door de jaloezie van zijn beschermheer. Wanneer hij een van huis weggelopen meisje opneemt in het bisschoppelijk paleis, wordt hij ontslagen als secretaris van de Spaanse prelaat in Rome. Een betrekking bij de marine breekt hij af wegens een misgelopen promotie. Zijn vlucht uit Venetië brengt hem in de meeste staten van Europa, van Engeland tot Rusland, van Holland tot Napels. Hij vindt er snel zijn weg naar de gegoede burgerij, die hem in dienst neemt of die van zijn diensten gebruik maakt omwille van zijn uiteenlopende eigenschappen.

Hij organiseert nationale loterijen, voert controles uit op overheidsinvesteringen, zet een eigen textielonderneming op, maar het blijken uiteindelijk allemaal ondernemingen van korte duur. Diplomatieke missies worden hem in het vooruitzicht gesteld maar gaan niet door. In Pruisen mag hij een nieuw cadettenkorps opleiden, maar hij verkiest om naar het Rusland van Catherina II te reizen die niks van hem moet weten. Wanneer hij zich met avonturiers en oplichters inlaat, trekt hij meestal aan het kortste eind. Het gebeurt zelden dat Casanova rustig van het ene land naar het andere reist: als hij al niet wordt uitgewezen, moet hij meestal hals over kop vertrekken om te ontsnappen aan woedende echtgenoten, in diskrediet gebrachte beschermheren, ongeduldige crediteurs of ander uitgelokt onheil. De jaren na zijn terugkeer in Venetië zijn voor Casanova een zodanige opstapeling van ellende en tegenslag, dat hij zijn memoires in 1774 afsluit, het jaar dat hij gratie krijgt van de inquisiteurs.

Aan zelfvertrouwen ontbrak het hem nochtans niet. Hij liep hoog op met zichzelf en vond dat hij de beste was in alles wat hij deed: van zijn auteurschap (libretten, toneelstukken, pamfletten, essays, vertalingen) over zijn wetenschappelijke kennis tot zijn filosofische capaciteiten. Toen hij in een debat met Voltaire het onderspit moest delven, hield Casanova er een levenslange haat tegenover de verlichte Fransman aan over.

Op zijn sterfbed in Bohemen was hij een eenzaam en chagrijnig man, die zich miskend en verraden voelde door zijn eeuw. En toch verdedigde hij in zijn laatste geschrift dat Ancien Régime tegen de revolutionaire wind die vanaf 1789 vanuit Frankrijk Europa in zijn greep nam. De tentoonstelling in Ca’Rezzonico kon in dat opzicht geen illustratiever slotstuk kiezen dan het muurbrede schilderij van Giandomenico Tiepolo, “De nieuwe wereld”, waarop we mensen zien die uitkijken naar wat komen gaat.

tot 10 januari 1999.

Marcel Meeus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content