Hubert van Humbeeck

De Raad van Europa was tot voor kort ook in ons land een beetje een vergeten instelling. Weggedrukt door de groei en het succes van de Europese Unie, die wel degelijk en zoveel meer weegt op het leven van alledag. Dat blijkt onder meer hieruit, dat de politieke partijen niet meteen hun zwaargewichten uitsturen om België in de parlementaire vergadering van de raad te vertegenwoordigen. Op zoek naar een plek voor zichzelf, heeft de Raad van Europa zich sinds enige tijd tot doel gesteld om nauwer toe te zien op de werking van de democratie en het respect voor de politieke vrijheid in zijn lidstaten.

Zo werkt de raad aan een programma, dat de Europese waarden van burgerschap moet uitdragen. Rijke Amerikaanse foundations overspoelen immers de jonge democratieën in Oost-Europa om er hun kijk op de samenleving letterlijk te verkopen – en die wil nogal eens verschillen van de onze. Zo, bijvoorbeeld, is een vakbondsmilitant in Europa iemand die legitiem opkomt voor de rechten van de werknemers. Over de plas is dat al snel een soort saboteur die de goede gang van zaken in de samenleving verstoort. De vergelijking werd een paar maanden geleden opgetekend uit de mond van een vooraanstaand ambtenaar in het majestueuze Palais de l’Europe in Straatsburg.

Dat wil daarom niet zeggen dat de instelling altijd zo kieskeurig is. Zoals wel meer organisaties van dat slag zwermt ook de Raad van Europa graag uit naar meer exotische bestemmingen om er bijeen te komen. De kalender die de raad daarover periodiek bezorgt, is indrukwekkend. Zo zijn de hoofdsteden Budapest en Praag van de nieuwere lidstaten Hongarije en Tsjechië tegenwoordig druk bezochte ontmoetingsplaatsen. Dat een commissie zich vorige week in Istanbul over het rapport van de Zwitser Dumeni Columberg boog, in verband met de taalsituatie in de rand rond Brussel, is dus niet ongewoon – maar toch wel wrang. Turkije is namelijk niet direct een schoolvoorbeeld, als het op de behandeling van minderheden aankomt. Denk daarbij aan de Koerdische kwestie, maar ook en vooral aan de genocide op de Armeniërs in het begin van deze eeuw die door de Turkse overheid tot op vandaag nog altijd niet als dusdanig wordt erkend.

Dit gezegd zijnde, is de Raad van Europa een eerbiedwaardige instelling, die haar lidstaten geen enkele beslissing kan opleggen; ze brengt slechts een advies uit. Op zichzelf is de goedkeuring van het Columberg-rapport dus niet zo erg, Het kan er, godzijdank, niet toe leiden dat België verplicht wordt om zijn moeizaam genegotieerde evenwicht tussen de taalgemeenschappen en een halve eeuw van taalwetgeving overboord te zetten. Maar dat neemt niet weg dat het wel vervelend zou zijn als ook de parlementaire vergadering van de raad Columberg over enkele weken bijvalt – en die kans is nu erg groot. Want dan bestaat er een document, waaraan België op het internationale forum geregeld zal worden herinnerd. CVP-voorzitter Marc Van Peel mag daar wel grappen over maken, maar dat zal de beeldvorming over ons land niet ten goede komen – en daar was gezien het recente verleden al wat opknapwerk te doen. Ook: het is niet met dit soort van rapporten in de hand dat minister-president Luc Van den Brande zijn Vlaanderen in de wereld beter zal verkopen.

De les die Dumeni Columberg ons leert, is dat het past om bescheiden te blijven. België gaat er als vanzelfsprekend van uit dat er ook in het buitenland waardering is voor het ingewikkelde loodgieterswerk waarmee de opeenvolgende regeringen en coalities er bij ons in geslaagd zijn om de machtsverhoudingen tussen gemeenschappen vast te leggen en om te buigen, en ze toch in eenzelfde staatsverband te laten samenleven. Zonder dat er een schot werd gelost of een bom werd gegooid. Niet zoals in Noord-Ierland, bijvoorbeeld, dat afhangt van Londen dat anderen altijd graag de les spelt. Of zowaar in het Zwitserland van Columberg zelf.

Al jaren bieden Belgische politici onze expertise terzake aan conflictgebieden aan. Ons model werd ooit rijp bevonden voor export naar Palestina en Sarajevo, en recent zelfs naar Congo. Het was dus een vergissing. Niet omdat ons model verkeerd is. Maar omdat elke oplossing altijd specifiek is – en ook niet anders kan zijn. Het is geen oneer om altijd opnieuw te blijven uitleggen waarom de dingen bij ons zijn zoals ze zijn, en de hele Werdegang die daartoe heeft geleid.

In de discussie die dezer dagen aan de orde is over het gemeentelijk stemrecht voor burgers uit de Europese Unie die in België wonen, is het daarom verkieslijk om eerst duidelijkheid te scheppen in de kwestie van de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. De kommer daarover kan op dit moment niet zomaar terzijde worden geschoven: een fout manoeuvre kan het hele, precaire Belgische evenwicht verstoren. Wat het FDF, het Brusselse aanhangsel van de PRL, net wil. Zou Jean-Luc Dehaene dat wagen, alleen omdat hij zo nodig Europees een goede beurt wil maken? Als het erop aankomt, hebben ze dat daar dus toch niet in de gaten.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content