Met Standard op zoek naar een nieuwe titel, en met de Rode Duivels op zoek naar een kwalificatie voor de wereldbeker in Zuid-Afrika. Een gesprek met Gouden Schoen Steven Defour: ‘In de komende matchen gaan we op zoek naar eerherstel.’

Het is doodjammer dat Laszlo Bölöni, de nieuwe trainer van Standard en een droogkomiek eerste klasse, geen persoonlijke interviews geeft. Journalisten moeten het doen met af en toe een steelse opmerking op een persconferentie, waar een collega laatst vroeg: ‘Wat weet u van Westerlo?’ Bölöni kneep zijn ogen tot spleetjes, wachtte zo lang met antwoorden dat je dacht dat er geen antwoord meer kwam, en zuchtte dan doodgemoedereerd: ‘Napoleon heeft zich daar lelijk mispakt.’ Waarna hij zijn karakteristieke pokerface opzette en de verzamelde pers zich kon afvragen of de Roemeen hen al dan niet voor het lapje hield. Twee dagen later stuurde Standard Westerlo met 3-0 naar huis.

De erfenis die Michel Preud’homme zijn opvolger Bölöni nalaat, is behoorlijk gevaarlijk. Standard speelde met voorsprong kampioen en kon vooralsnog zijn spelerskern behouden. Dan is even goed doen en dus opnieuw de titel pakken bijna een verplichting. En ligt het nu aan de onberekenbare Roemeen, maar de meeste prognoses geloven niet dat de Rouches daarin slagen. De gezaghebbende seizoensvooruitblik van ons zusterblad Sport/Voetbalmagazine ziet Standard Luik zelfs pas op de vijfde plaats finishen.

Wij vroegen Steven Defour, de kapitein op het rode schip, hoe dat komt. ‘Mij verbaast het zelfs niet meer. Op Standard leer je ermee leven dat de buitenwereld blijkbaar nooit in deze club gelooft’, antwoordt de Gouden Schoen van 2007. ‘Vorig jaar was het ook zo, terwijl we toen ook een fantastische spelerskern hadden, dat hebben we nadien wel bewezen, denk ik. Ach, ons motiveert het alleen maar. Ik heb vorig jaar voorspeld dat we kampioen zouden worden en nu zeg ik opnieuw: Standard pakt de titel. Zeker van.’

In de Supercup hebben jullie Anderlecht weggezet. En dat leek erg makkelijk te gaan.

STEVEN DEFOUR: Het ging ook makkelijk. Het was een teken dat wij als ploeg klaar waren voor die match. ( fijntjes) En Anderlecht niet.

Hoe schat je de concurrentie voor de titel in?

DEFOUR: Het is elk jaar hetzelfde verhaal. Je hebt drie topfavorieten: Anderlecht, Club Brugge en Standard. En twee outsiders: Genk en Gent. Binnen die ploegen moet je kijken wie zich versterkt heeft en mij valt dit seizoen op dat er goed getransfereerd is. Iedere club lijkt sterker uit de zomer te zijn gekomen. Nu nog afwachten hoe die spelers zich allemaal gaan integreren.

Hoe lukt dat bij jullie?

DEFOUR: Heel goed. Wilfried Dalmat is zich volop aan het manifesteren. Benjamin Nicaise is een aanwinst, maar heeft zware concurrentie op zijn stek (van Marouane Fellaini, nvdr.). Tomislav Mikulic zorgt voor wisselmogelijkheden in de verdediging en dan is er ook nog Leon Benko, een aanvaller die ook links uit de voeten kan. Die kennen jullie nog niet, maar hij is sterk met de rug naar de goal en zo iemand kan een ploeg altijd gebruiken. Standard is zeker versterkt tegenover vorig jaar. Er is kwaliteit bij gekomen, en net op de posities waar we iets extra’s konden gebruiken. Ik zie ons rustiger en volwassener voetballen. Dominanter ook.

Het blijft vreemd dat kampioenenmaker Michel Preud’homme moest opkrassen. Weten de spelers zelf waar het precies op is stukgelopen?

DEFOUR: Nee, dat hebben Preud’homme en de club tussen hen gehouden. Het is jammer dat hij moest gaan, maar in het voetbal weet je dat zoiets kan gebeuren. Als je met een trainer zo’n fantastisch seizoen draait, wil je natuurlijk doorgaan. Maar uit de krantenberichten konden we al vlug opmaken dat Preud’homme moeilijk in Luik te houden was. Toen de beslissing uiteindelijk viel, waren we zelfs niet meer verrast.

De Roemeen Laszlo Bölöni, Preud’hommes vervanger, lijkt een strenge vent.

DEFOUR: Voor de pers komt hij zo over, ja. En op het veld kan hij ook erg hard zijn, maar in de persoonlijke omgang is hij veel warmer. Hij gaat heel doordacht met de groep om, is zeker geen dictator die niet openstaat voor discussies, maar hij behoudt wel het overzicht. En hij weet heel goed wat hij wil. Ik heb veel vertrouwen in hem.

Bij zijn eerste uitspraken toonde hij zich meteen heel kritisch voor de spelers van Standard: de verdediging bracht ’te weinig voetbal’, Fellaini noemde hij ‘geen uitzonderlijk talent’, en de ploeg ‘heeft nog alles te bewijzen’. Wou Bölöni jullie weer met de voeten op de grond zetten?

DEFOUR: Hij bekijkt het met een internationale bril; hij vraagt meer dan wat we in België gewend zijn. Hij wou niet zeggen dat onze verdediging niets waard is, maar dat je om op Europees niveau te schitteren nog veel moet leren. En dat klopt gewoon. Je hebt niets aan een trainer die alleen maar zegt: ‘Het is goed en doe vooral zo verder.’ Dan liever opbouwende kritiek zoals bij Bölöni.

Hij is van plan om jou meer naar voren te laten spelen.

DEFOUR: In matchen met een iets zwakkere tegenstander verwacht hij mij vaker voor doel. Voor iemand met mijn kwaliteiten vindt Bölöni dat ik niet vaak genoeg in scoringspositie kom.

Dat lijkt je ook meer op het lijf geschreven dan een controlerende rol. Is het leuker voetballen zo?

DEFOUR: Dat maakt voor mij weinig verschil, eerlijk gezegd. Ik speel het liefst op de positie waar ik de ploeg in die match het best kan helpen. Aanvallen is niet leuker dan verdedigen. Goed voetballen, dát is leuk.

Je hebt een nieuwe tatoeage. ‘De wil om te winnen is groter dan de angst om te verliezen’, staat er. In het Latijn.

DEFOUR: Dat gaat over mij. Ik ben nooit bang van een uitdaging. En alle opofferingen die ik breng, zijn voor één doel: winnen. Zo ben ik gewoon. Ik hou van gevleugelde uitspraken. Op mijn andere arm staat: ‘Exitus acta probat’. Dat betekent: ‘De uitslag bewijst de waarde van de daden.’ Nog zo’n zin die mij figuurlijk, en nu ook letterlijk, op het lijf geschreven is.

Heb je iets met Latijn of zo?

DEFOUR: Helemaal niet. Het klinkt stijlvoller dan Nederlands, da’s al ( lacht).

Heeft de Gouden Schoen jou meer zelfvertrouwen gebracht?

DEFOUR: Zo voel ik dat zelf toch niet aan. Ik zie het als een bekroning voor mijn progressie, een bewijs dat ik op de goede weg zit en een motivatie om zo verder te doen. Voor mij persoonlijk heeft de Gouden Schoen eigenlijk niets veranderd. Je merkt wel dat de buitenwereld kritischer naar je kijkt. Omdat ik de Gouden Schoen heb, moet ik blijkbaar altijd de beste man op het veld zijn. Dat is extra druk, maar goed: dat schrikt me niet af.

Zijn de tegenstanders je sindsdien feller gaan aanpakken?

DEFOUR: Ik speel bij Standard, mij pakken ze sowieso fel aan.

Het is bijna een traditie dat de Gouden Schoen het jaar daarna voor een smak geld naar het buitenland vertrekt. Was er voor jou veel interesse?

DEFOUR: Naar het schijnt wel, ja. Maar alles werd meteen van tafel geveegd omdat Standard gewoon niet wou onderhandelen over een transfer. Mij goed hoor, ik wil hier niet weg. Over welke clubs het ging weet ik eerlijk waar niet, en ik wil het ook niet weten. Aangezien een transfer toch geen optie was, hoef ik me daar niet druk in te maken.

Heb je in de Belgische competitie nog voorbeelden? Spelers van wie je zegt: ik wou dat ik kon wat die kan?

DEFOUR: Nee. Dat is stilaan voorbij, daar moet ik nuchter in zijn. Internationaal kijk ik op naar Cesc Fabregas en Andrea Pirlo: spelers op mijn positie met min of meer mijn speelstijl ook. Maar voetballers van dat kaliber vind je in België niet.

De kans is groot dat dit je laatste seizoen wordt bij Standard. Heb je het gevoel dat je in België niet veel meer te bereiken hebt?

DEFOUR: Dit is nu mijn vierde seizoen in eerste klasse. Ik ben elk jaar als speler gegroeid en vorig jaar won ik de belangrijkste individuele prijs die een speler hier kan winnen. Dan is het inderdaad stilaan tijd om een stap hogerop te zetten. Ik kan niet voor eeuwig op dit niveau blijven. Dan ga ik vroeg of laat stagneren.

Van welke competitie droom je? Of van welke club?

DEFOUR: Van geen enkele in het bijzonder. Ik wil naar een ambitieuze club waar ik me thuis voel en waar ik als voetballer belangrijk ben voor mijn ploeg.

De bank van Liverpool zou je dus niet veel zeggen, bijvoorbeeld.

DEFOUR: De bank is nooit goed, hé. Of nee, dat klopt ook niet. Je kunt ook met een club afspreken om een of twee jaar te investeren en dan pas een belangrijke speler te worden. Als het gehele plaatje klopt, dan zou ik me daar misschien in kunnen vinden. Maar ik ben in ieder geval geen speler om lang op de bank te houden, daar pas ik voor.

Er gaan geruchten dat Marouane Fellaini nog voor het einde van de transferperiode zou vertrekken. Praten jullie daar samen over, ambitieuze jonge voetballers onder elkaar?

DEFOUR: Nee, dat is privé. Het hoort ook niet om daar nu over te praten. Standard verdient momenteel onze onverdeelde aandacht. Ik denk trouwens dat die geruchten over Fellaini niet kloppen. Als er een superbod komt, zouden speler en club wel gek zijn om te weigeren, maar daar heb ik dan toch geen weet van. Normaal blijft hij.

Tenzij de wedstrijd tegen Liverpool de makelaars heeft wakker geschud. Standard was wel bijzonder sterk tegen de Reds.

DEFOUR: Daar hebben we toch iets bewezen, vind ik, tegen een van de sterkste teams ter wereld dan nog. Het is geleden van de tijd dat Anderlecht de tweede ronde haalde in de Champions League dat een Belgische club nog zo schitterde in Europa. Zo hoog schat ik onze prestatie in.

En vooral: jullie hadden lef. Dat is zeldzaam voor een Belgische ploeg in internationale confrontaties.

DEFOUR: Maar natuurlijk, wij hébben kwaliteiten, waarom zouden we er dan op voorhand van uit moeten gaan dat we Liverpool niet in de problemen kunnen brengen? We hebben het tegendeel twee keer bewezen. Het is alleen jammer dat we net niet de poules van de Champions League hebben gehaald. Daar hadden we met dit team nog een en ander kunnen laten zien.

Plaatsen de Rode Duivels zich voor het WK?

DEFOUR: Waarom niet? De kwaliteit is er, alleen moeten we nu eindelijk eens resultaten gaan neerzetten. België zit in een erg moeilijke groep. Maar als we met de gedachte beginnen dat het toch zo goed als onmogelijk is, doe ik liever niet mee.

Spanje is in principe te sterk. Dat maakt van de Turken, die jullie volgende woensdag bekampen, de grote concurrent.

DEFOUR: Dat lijkt een logische analyse. Maar in voetbal weet je nooit: wie weet laten de Spanjaarden het wel helemaal afweten. Maar in het meest waarschijnlijke scenario moeten we ons vooral op de Turken richten, ja.

Het begint volgende zaterdag tegen Estland. Ken jij Estse spelers?

DEFOUR: Nee, geen enkele. Dat wil daarom niet zeggen dat die mannen niet kunnen voetballen, bij interlands bestaan er geen zwakke ploegen meer. Maar als je naar het WK wilt, moet je zo’n team thuis opzijzetten, zoveel is zeker.

Wat heb je geleerd uit het Europees Kampioenschap?

DEFOUR: Turkije speelde de halve finale, Spanje won: we moeten dus tegen de betere ploegen van het moment. Makkelijk is dat niet, maar als je aan de top wilt spelen, moet je daar tegen kunnen. Voor de rest onthoud ik van het EK dat de techniek weer erg belangrijk is geworden voor het resultaat. Zo werd Spanje kampioen: niet met fysiek de grootste spelers, maar met ongelooflijk slim tiktakspel. Tactisch sterk en technisch niet te kloppen, dat is tegenwoordig de succesformule.

Hoe gaan de Rode Duivels die formule vinden? Na Duitsland, de derde verloren oefenmatch op rij, leek de teleurstelling zelfs niet te overheersen. Het was meer gelatenheid.

DEFOUR: Tja, als je uit speelt tegen een grootheid, weet je dat een nederlaag er dik inzit. Maar we zijn er toen wél voor gegaan. Dat doen we altijd trouwens. De Rode Duivels moeten een nieuw elan vinden, dat is duidelijk. Maar we zitten daar echt niet zo ver af als de buitenwereld denkt. De sfeer is nu iets minder, wat logisch is, maar zodra de resultaten beteren, kan dat allemaal vlug omkeren. Eén goed schot dat op het juiste moment een goal oplevert, kan voldoende zijn om ons weer te lanceren.

Heb je de Olympische Spelen gevolgd? Daar had jij een halve finale kunnen spelen als Standard je had laten gaan. Geen spijt van?

DEFOUR: Nee, dat is een bewuste keuze geweest. En tja, de Spelen… de beloften hebben goed gepresteerd, maar je moet dat nu ook niet overroepen. Schitteren bij de A-ploeg is toch nog wat anders, hoor. Het bewijs daarvan ligt voor de hand: veel van de olympische jongens hebben ook al hun kans gekregen bij de eerste ploeg, maar konden daar toch ook niet het verschil maken.

De olympische ploeg leek wel meer vrank en vrij te voetballen in vergelijking met wat we van de Rode Duivels gewend zijn.

DEFOUR: Als de A-ploeg tegen China of Nieuw-Zeeland mag voetballen, zul je ook spektakel zien. Je moet dat in de juiste context plaatsen. De beloften hebben gedaan wat ze moesten. Daar wens ik ze proficiat voor, maar overdreven euforie is echt nergens voor nodig. Laat ik eens een eerlijke balans maken van het olympisch toernooi. Tegen Brazilië twee keer goed gespeeld, maar wel twee keer verloren. Tegen Italië geschitterd. China en Nieuw-Zeeland, duidelijk geen voetballanden, simpel opzijgezet. En in de beslissende match tegen Nigeria op een sterkere tegenstander gestoten.

Voor zo’n rapport hoef je niet te juichen, hé. Het was goed, maar onthoud dat er een wereld van verschil bestaat tussen de Italiaanse belofteploeg van de Spelen, en de Italianen waar wij vóór de zomer tegen oefenden. Ik hoop dat de beloften dat ook beseffen. Mijn conclusie na de Spelen luidt: we hebben een knappe jonge ploeg waar potentieel in zit, maar dat team mist spelers die op de beslissende momenten met hun ervaring het verschil kunnen maken. Dat evenwicht moeten we nu vinden bij de nationale A-ploeg, waar het echt telt.

Er schijnt een generatieconflict te broeien bij de Rode Duivels: jong en oud ergeren zich aan elkaar.

DEFOUR: De jongeren zeggen dat de ouderen gefaald hebben, de ouderen dat de jongeren nog niets bewezen hebben. Er leeft dus wel iets, dat ontken ik niet. Alleen: de journalisten springen er ook wel héél graag op. En maken er meer van dan het in wezen is. Want fundamentele problemen tussen spelers onderling zijn er niet bij de Rode Duivels.

Vind jij René Vandereycken een verdedigende coach?

DEFOUR: Hij is niet te verdedigend, nee. Maar hij zal ook niet vergeten dat hij de coach is van België, en wij zijn nu eenmaal geen dominant voetballand. Als je tegen Portugal speelt, is het normaal dat de Rode Duivels zich aanpassen. Anders pleeg je als team sportieve zelfmoord. Veel hangt trouwens ook af van hoe de ploeg zich in de match weet te knokken. Dan kun je in principe met één spits voetballen en toch heel aanvallend spelen. Maar als je achteruitgedrongen wordt, lukt dat natuurlijk niet.

Onlangs heb je in de krant een basiself samengesteld voor de Rode Duivels. Een signaal?

DEFOUR: Helemaal niet. Het was niet meer dan een denkoefening, maar sommigen hebben dat blijkbaar geïnterpreteerd als dé oplossing waarmee Steven Defour de Rode Duivels eens uit het slop zou trekken. Alsof ik de bondscoach lessen te geven heb…

Vandereycken is voor jou al een belangrijke trainer geweest. Hij was degene die je in Genk bij de eerste ploeg haalde.

DEFOUR: Dat klopt ja, onder hem is mijn carrière gestart. Zoiets vergeet je niet.

De spelers staan nog achter Vandereycken, maar bij de pers ligt hij erg slecht.

DEFOUR: Het is nog simpeler dan dat: de spelers ervaren keer op keer dat de bondscoach goed werk levert, maar voor de pers ben je alleen goed bezig als je matchen wint. Zo zwart-wit kijken jullie nu eenmaal naar voetbal.

Een ploeg die niet wint, kan toch nooit goed bezig zijn?

DEFOUR: Voor mij niet, nee. Zelf heb ik trouwens ook geen problemen met dat soort kritiek. De Rode Duivels hebben zich driemaal op rij niet kunnen kwalificeren en hebben dus driemaal op rij gefaald. Punt uit. Daar mag je ons op aanpakken. In de komende kwalificatiematchen gaan we op zoek naar eerherstel.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content