‘EEN GEZONDE SPORTCULTUUR HEEFT GEEN NATIONALISME NODIG’

GERT VANDE BROEK 'Niets is leuker dan met vrouwen werken' © PHOTO NEWS

De Yellow Tigers, die brons pakten op het EK volleybal voor vrouwen, schreven het mooiste sportverhaal van 2013. De trainer van de nationale vrouwenploeg is Gert Vande Broek, na het douchen ook kabinetschef van N-VA-minister Philippe Muyters. Een gesprek over lenigheid, Facebookhaat en slimme vrouwen.

Voor sommige mensen zitten er kennelijk 48 uur in een dag. Gert Vande Broek (46) is er zo één. Professor sportwetenschappen aan de KU Leuven, gespecialiseerd in biomechanica en motivatiepsychologie. Al twintig jaar trainer van Asterix Kieldrecht, de dominante club van het Belgisch vrouwenvolley waarmee hij zeven titels pakte en twee Europese bekerfinales speelde. Bondscoach van de Yellow Tigers, het nationale vrouwenvolleybalteam, dat in september knap brons pakte op het Europees Kampioenschap. En dan is hij ook nog kabinetschef van Vlaams minister van Sport Philippe Muyters (N-VA). Dat laatste was een fraai staaltje netwerken van Unizo-voorzitter Karel Van Eetvelt. ‘Karel is een kameraad die ik al van mijn studententijd ken, ik was getuige bij zijn huwelijk’, zegt Vande Broek. ‘In het najaar van 2009 krijg ik een sms: “Gert, mijn goede vriend Philippe Muyters wordt de nieuwe minister van Sport. Ik heb je naam laten vallen om zijn kabinet te leiden. Verwacht maar een telefoontje.” We regelden een afspraak en het klikte meteen.’ Zo gaat dat dus.

Volgende week zondag wordt op het Sportgala de Coach van het Jaar verkozen. Gert Vande Broek staat op de shortlist, samen met de voetbaltrainers Francky Dury en Marc Wilmots. Zijn concurrenten lopen meer in de kijker en maken dus meer kans, maar wat Vande Broek met de volleybalsters presteerde, is minstens even sterk. In goed vijf jaar tijd kneedde hij een groep misfits tot een topteam. Voor u ‘het is máár vrouwenvolley’ zegt: weet dat volleybal bij de dames wereldwijd een van de meest beoefende sporten is, en een olympische discipline is waar andere landen pakken geld in investeren. Hoe heeft Vande Broek dat voor elkaar gekregen?

GertVande Broek: Toen ik als bondscoach begon – en zo lang is dat ook weer niet geleden – was de nationale ploeg een onmogelijk huwelijk. Je werd keer op keer geklopt door proftegenstanders, die niet noodzakelijk meer talent hadden maar zich wel in de allerbeste omstandigheden hadden voorbereid. Je voelde dat we niet met gelijke wapens streden en dat frustreerde ons enorm. Zeker de paar internationals die wel prof waren. Zij kregen het gevoel dat ze bij de nationale ploeg hun tijd verspeelden en haakten af. Je kon ze op dat moment alleen maar gelijk geven.

Dus heb ik radicale keuzes gemaakt. Geen amateurs meer, elke international moest prof worden. Ik besloot mij honderd procent te richten op de juniorenploeg, opdat er niet wéér een generatie verloren zou gaan. Zelfs al moesten we daarvoor alle fundamenten van het vrouwenvolley heraanleggen. Ik besloot de werking van Kieldrecht, mijn eigen club, in functie te stellen van de nationale ploeg. Een beslissing met verstrekkende gevolgen. Je moet weten dat Kieldrecht toen zowat het Anderlecht van het vrouwenvolley was: bijna altijd kampioen, veruit de sterkste in een competitie die almaar zwakker werd. Die positie bestendigen zou eenvoudig zijn geweest, succes verzekerd. Maar dat was voor mij dus niet genoeg. In plaats van met buitenlanders en oudere, ervaren speelsters te werken, vroeg ik de club om louter nog voor jongeren te kiezen. En, als klap op de vuurpijl: zodra die jongeren echt goed werden, moest Kieldrecht ze zo snel mogelijk naar buitenlandse topteams laten vertrekken.

Ondertussen spelen ze bijna allemaal in het buitenland. Pas dit jaar hebben we gezegd: nu zitten er voldoende speelsters in een profstatuut om er echt voor te gaan. We schreven ons in voor de Euro League, en behaalden prompt de final four. Een donderslag bij heldere hemel. Maar het kon dus nóg straffer. Twee maanden later pakten we al brons op het Europees Kampioenschap. Niemand had dat ook maar durven te hopen.

Zoals u het nu omschrijft, lijkt succes erg maakbaar. Maak iedereen prof en de overwinningen komen vanzelf. Werkt het echt zo? Misschien is dit een uitzonderlijk begaafde lichting.

GertVande Broek: Natuurlijk heeft deze ploeg talent, maar de vorige generatie – die met Liesbeth Mouha, Virginie De Carne, Frauke Dirickx en Liesbet Vindevoghel – was minstens even getalenteerd. Maar ze misten een professionele structuur, en dan kun je nooit presteren. Een team is maar zo sterk als zijn zwakste – in dit geval: minst professionele – schakel.

Toen ik als bondscoach begon, maakte ik een nuchtere analyse van het Belgische vrouwenvolley. Vaststelling één: onze competitie ging er stelselmatig op achteruit. De clubs waren niet langer in staat goeie buitenlanders aan te trekken. Veel mensen denken dat je buitenlanders kunt missen want die pikken toch maar de plaats in van Belgische speelsters. Ik zie het anders: als je competitie een te laag niveau haalt, is het niet langer het juiste platform om talent te ontwikkelen. Zo blijven ze klein. Daarom pushte ik de internationals naar het buitenland. De Belgische teams namen me dat niet in dank af. Clubs hebben het al zo moeilijk en proberen hun talenten natuurlijk zo lang mogelijk aan zich te binden. Logisch vanuit hun standpunt, maar nefast voor de nationale ploeg.

Door het succes van het EK zou men het nu vergeten, maar dit is een bikkel-harde strijd geweest. Er waren Facebookgroepen die vonden dat Gert Vande Broek het vrouwenvolley kapotmaakte, hè. De tegenstanders meenden dat een sterke competitie een sterke nationale ploeg oplevert, ik denk dat het andersom is. Je hebt een succesvolle nationale ploeg nodig om aandacht te genereren voor je sport. Daarmee trek je dan de competitie omhoog.

Het is een beetje zoals in het voetbal, maar dan met twintig jaar achterstand: de echt goeie spelers komen niet meer naar België en als ze toevallig in België worden geboren, dan blijven ze er niet lang. Zoiets moet je gewoon aanvaarden. Nostalgie heeft geen zin. De echte vraag is: hoe ga je met die nieuwe situatie om?

Uw ploeg is piepjong en presteert op een groot toernooi. Dan denkt de buitenwereld al snel: het wordt nog beter. Maar niets garandeert dat het zo loopt. Dit kan ook de piek zijn geweest.

Vande Broek: Ik denk het niet. Omdat mijn speelsters echt nog beter kunnen en vooral ook omdat er geëngageerde en talentvolle jongeren bij zullen komen. We zullen zeker nog een terugslag krijgen, misschien zelfs al heel snel. Begin januari spelen de Yellow Tigers in Polen een kwalificatietoernooi voor het WK. Dat wordt zware kost, want de hele volleybalwereld weet nu waartoe we in staat zijn. De grote landen zullen ons grondig scouten en zullen ons bijzonder graag kloppen. Dat is een nieuwe situatie voor deze groep. Het kan best dat we een paar zware ontgoochelingen oplopen, maar ik vertrouw erop dat we daar nadien uit komen.

Wat opviel op het EK was het enthousiasme. Uw speelsters gingen voor elkaar door het vuur. Hoe ontstaat zoiets?

Vande Broek: Het zijn van nature fanatieke, positieve meisjes. Maar we hebben zo hard moeten knokken om zo ver te komen, en dat heeft een band gecreëerd. Tussen hen onderling, maar ook tussen mij en de groep.

Weet u, aan de KU Leuven doen we onderzoek naar autonome motivatie bij atleten. Men spreekt vaak over intrinsieke motivatie, maar die vlag dekt de lading niet, want het is niet altijd plezierig om twintig uur per week te trainen. Een sporter kan dat niet elke week ‘intrinsiek’ fijn vinden. Maar aan het eind van de dag zijn het wel de speelsters die het werk moeten doen, niet de trainer. Ze moeten zo autonoom, zo volwassen worden dat ze inzien dat hun keuzes kunnen betekenen dat ze er twintig uur per week hard voor moeten trainen.

Om dat te stimuleren, hanteer ik bewust een autonomie-ondersteunende coachingstijl. Een trainer die beslissingen neemt in de plaats van de atleet, dat is niet meer van deze tijd. Op het EK ben ik bij een cruciale time-out zelf weggestapt. Waarom? Hen theatraal, voor het oog van de camera, de les lezen zou de druk alleen maar verhogen, maar zou niets toevoegen. Mijn speelsters wísten wat hen te doen stond, want op training hadden we iedere crisissituatie al honderd keer doorgenomen. Verantwoordelijkheid opnemen is niet iets wat je hebt, maar iets wat je leert. Mentale weerbaarheid, een klop krijgen en weer opstaan: dat kun je trainen. Wanneer trainers zeggen dat ze geen leidersfiguren hebben, zeggen ze eigenlijk dat ze gefaald hebben als coach.

Wat is nu de volgende stap?

Vande Broek: Nu moeten we de publiciteit van het EK te gelde maken. Niet om meer te verdienen, want dat is toch niet onmiddellijk een optie, maar we moeten ervoor zorgen dat we volledig professioneel kunnen werken. Mijn ploeg draait nu op een regime van 120 trainingsdagen. Wie kan er 120 dagen verlof nemen? Niemand. Alleen een voltijdse prof kan mee.

Dat heeft ook voor mij gevolgen. Zoals elke Vlaming heb ik altijd gestreefd naar werkzekerheid. Ik ben in het vrouwenvolley gestapt omdat het combi-neerbaar was met een academische loopbaan. Er zijn kansen geweest om bij een mannenploeg aan de slag te gaan. Ik heb erover getwijfeld, al was het maar om eindelijk ernstig genomen te worden (lacht). Maar uiteindelijk is niets leuker dan met vrouwen te werken: de volharding die zij tonen, heb ik enorm leren waarderen. Een vrouw die sport, gáát ervoor, die hoef je echt niet snel te zeggen dat ze harder moet trainen.

Maar nu mijn team op dit niveau staat, kan ik zelf ook niet achterblijven. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat de Yellow Tigers de Olympische Spelen van 2020 halen. 2016 kan ook, al zou het vroeg zijn. Maar één zaak is zeker: het zal niet lukken tenzij we professionaliseren.

Dan zult u andere mogelijke jobs moeten laten schieten. U wordt genoemd als nieuwe sterke man bij Bloso, als opvolger van Carla Galle.

Vande Broek: Ik heb inderdaad gesolliciteerd, maar de vorige selectieronde leverde blijkbaar geen geschikte kandidaat op. Er komt nu een nieuw assessment, maar daar ga ik niet aan meedoen. En dat is een positieve keuze: ik engageer me, met volle overtuiging, bij de Yellow Tigers.

Na het EK heb ik natuurlijk nog aanbiedingen gekregen, sommige financieel zeer interessant. Maar ik denk dat ik mij nergens zo goed kan voelen als bij de Yellow Tigers. Zolang het project de nodige steun krijgt, blijf ik. Ik las een interview met Francky Dury waarin hij zei dat hij bij Zulte Waregem blijft omdat hij er meer factoren onder controle heeft, omdat hij meer impact heeft op het eindresultaat. Dat herken ik.

Versterkt de functie van bondscoach de functie van kabinetschef?

Vande Broek: Een trainer heeft ook meer krediet als hij zelf op het veld heeft gestaan, als hij de kleedkamer kent. Sport is een beleidsterrein waar je een zekere street credibility moet hebben om in discussies ernstig te worden genomen. Mensen met een puur politieke achtergrond onderschatten dat.

Bent u een N-VA’er?

Vande Broek: Ik ben bij geen enkele partij aangesloten. Voor Philippe Muyters of voor de N-VA was dat ook nooit een punt. Ik beschouw mezelf als een technocraat, iemand die de belangen van de sportsector probeert te dienen. Natuurlijk hou ik rekening met het programma van N-VA en probeer ik er ook maximaal voor te zorgen dat de partij kan scoren met wat ze op het domein sport gerealiseerd heeft. Dat is een kwestie van loyaliteit aan je broodheer. Met ideologische scherpslijperij heeft dat niets te maken.

Ik kan u wel zeggen dat mijn respect voor Philippe Muyters grenzeloos is, als mens en als beleidsmaker. Hij is totaal niet bekommerd om zijn eigen profilering. Muyters wil gewoon een goeie minister van Sport zijn, en al de rest is van secundair belang.

Een nationale bondscoach die voor een partij werkt met als eerste programmapunt dat het land gesplitst moet worden: vloekt dat niet? Als coach van de Yellow Tigers vertegenwoordigt u België.

Vande Broek: Duitsland wordt gecoacht door een Italiaan, Spanje door een Nederlander. En België door een Belg. Doet mijn mening over ons staatsmodel ertoe? Daar heeft niemand zaken mee.

Sport wordt in België steeds meer een politieke kwestie. Bij andere nationale ploegen – het voetbal en het hockey, bijvoorbeeld – is de vlag plots belangrijk. Het volkslied wordt met de hand op het hart gezongen. Alles straalt uit: doe het voor het land hè, jongens.

Vande Broek: Tot op een bepaald niveau begrijp ik dat heel goed. Ik vind het een eer om mijn land, om mijn mensen te vertegenwoordigen. Ik stimuleer dat zelfs bij mijn speelsters: het helpt hen om zich te identificeren met de ploeg en met elkaar. Andere nationale ploegen gaan nog een stap verder en gebruiken het Belgiëgevoel als een soort verkoopinstrument. Daar pas ik voor. Dat is goedkope en platte marketing die vroeg of laat als een boemerang in je gezicht terugkomt. Een gezonde sportcultuur heeft geen nationalisme nodig. Maar de Brabançonne wordt ook bij de Tigers uit volle borst meegezongen. Met één kleine aanpassing: wij zingen ‘voor volk, voor vrijheid en voor Brecht’, om hulptrainer Brecht Van Kerckhove te plagen. (lacht)

Ik zou nog iets willen rechtzetten: rond de naam Yellow Tigers ontstond commotie. Men verbond hem met mijn job op een N-VA-kabinet, maar dat heeft er echt níéts mee te maken. De speelsters hebben zelf voor geel gekozen, omdat het de middelste kleur van onze vlag is. Niet rechts, niet links, maar pal in het midden: neutraler kan niet. Ook een belangrijk argument was dat de dames liever niet naar buiten kwamen als de vijfentwintigste variant met red of rood. Een speciale ploeg verdient een speciale naam. (lacht) Meer hoeft u er echt niet achter te zoeken.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Er waren Facebook-groepen die vonden dat ik het vrouwenvolley kapotmaakte, hè.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content