Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Voetbal is de afgelopen eeuw een van de belangrijkste ontspanningsvormen voor het grote publiek geweest. Het is, heel soms, ook kunst: het verhaal van Johan Cruijff.

De beste voetballer aller tijden is Johan Cruijff. Daarover kan geen discussie bestaan. Cruijff paarde techniek aan een zelden geziene intelligentie en aan een ongelooflijke superioriteit ten opzichte van alles en iedereen. Hij kon het altijd beter en hij wist het altijd beter.

Nooit heeft een voetballer zich zo boven zijn collega’s verheven als Cruijff toen hij in 1981, na acht jaar Spanje en Amerika, voor een tweede comeback terugkwam naar Nederland. Eerst naar Ajax, daarna een jaartje bij aartsvijand Feyenoord. In die extra-times van zijn carrière bracht hij wekelijks hogeschoolvoetbal. Al in zijn allereerste match, op 6 december thuis tegen Haarlem, pakte hij uit met een hemelse lobbalgoal. De gelukkige keeper die hem binnenkreeg, heette Edward Metgod. Hij verklaarde nadien dat in weerwil van zijn familienaam, God met Cruijff was geweest en niet met hem.

Cruijff verstond de kunst om met één ingenieuze en correct gegeven pass, plotseling een totaal onverwachte situatie te creëren, die drie vier stations later onvermijdelijk in een doelpunt moest uitmonden. Al kwamen er nog vijf anderen aan de bal, bij wie desnoods twee tegenstanders, dan nog was alles door die ene voorzet zo voorgeprogrammeerd dat het resultaat niets anders kon zijn dan een goal.

Vermoedelijk wordt Cruijff op dit moment nog altijd betaald door Barcelona. Je komt dat niet te weten, maar toen zijn trainerscontract in 1996 werd beëindigd, na de zoveelste openlijke ruzie met voorzitter Josep Lluis Nunez, is met Cruijff wellicht een riante vergoeding afgesproken, op voorwaarde dat hij nergens anders als trainer of manager aan de slag gaat. Dus ook niet bij het Nederlands elftal, al leidt die kwestie elke twee jaar, bij EK of WK, tot grote controverses. Vorig jaar deed Valencia een bod: 75 miljoen frank netto per jaar. Cruijff kwam niet eens aan de telefoon.

Gelukkig is er de NOS, die de Champions League uitzendt en Cruijff geregeld als studiogast uitnodigt. Dat zijn avonden om van te snoepen: Mart Smeets die soms wat overdrijft in zijn rol van verbaasde bewonderaar, en Cruijff zelf die nooit overdrijft omdat hij het altijd meent. Heb je een schitterende match gezien, dan komt Cruijff hoofdschuddend uitleggen wat er allemaal verkeerd is gelopen: ” Hun spelen met een linksvoetige op rechtsmidden. Maar als hun eigen nummer zeven dan mee naar voren trekt, en de linksback schuift naar binnen om zijn plaats af te dekken, staan er bij balverlies twee linksvoetigen tegen een overmacht aan rechtsvoetigen van de tegenstander. Je begrijpt niet dat zo’n coach dat niet ziet.”

Die coach is dan meestal Louis Van Gaal, opvolger van Cruijff bij zowel Ajax als Barcelona, en met een trainerserelijst die steeds indrukwekkender wordt.Cruijff mag hem graag zien verliezen. Een bloedhekel heeft hij aan Van Gaal. Veel te defensief ingesteld. Speelt soms met twee verdedigers!

Het merkwaardige is dat Cruijff met die vergezochte analyses altijd gelijk heeft. Dat opkomende vleugelbacks de dood van het offensieve voetbal betekenen bijvoorbeeld. Nooit bij stilgestaan. Ziehier de verklaring.

Die vleugelbacks lopen zeven marathons in één match maar missen, eens ze vooraan zijn geraakt, de frisheid om een juiste voorzet te geven. Cruijff spreekt dan over Roberto Carlos en Cafu, niet over Boffin en Borkelmans. Door die slechte voorzet komt de tegenpartij in balbezit en kan de counter lanceren op de flank waar de verdediger net is weggelopen. Dus moeten de spelverdelers dat gat afdekken en kunnen ze hun eigen offensieve meerwaarde niet aanwenden. En het ergste is dat de coach geen echte buitenspelers meer opstelt en zich beperkt tot één spits, die negentig minuten lang moet draven om één keer bij de bal te komen en op dat moment van vermoeidheid over zijn eigen voeten valt.

Van die dingen dus. Cruijff schudt ze uit zijn mouw. Dat heeft hij altijd gedaan. Toen hij zelf nog speelde, deed hij het in volle wedstrijd, terwijl hij aan de bal was. Zijn ploegmaats werden horendol van die lezingen. Toen hij twee jaar geleden vijftig werd, besloot Voetbal International een uitgebreid interview met de Meester te maken. Vijftien volle bladzijden! Toen de interviewer na acht uur sufgeluld buitenwankelde, riep Cruijff hem na: “Je moet nog eens terugkomen, zodat we op al die zaken wat dieper kunnen ingaan.”

DEBUUT OP 17-JARIGE LEEFTIJD

Hendrik Johannes Cruijff werd op25 april 1947 geboren in Betondorp, een volkswijk in Amsterdam, vlakbij de Watergraafs Meer, waar tot voor kort het stadion van Ajax lag. Johan was na Henny de tweede zoon van Manus Cruijff en Nel Draaijer. Hij leerde zoals alle grote balvirtuozen voetballen op straat, was via zijn ouders en zijn oom, die klussen opknapten in De Meer, van kindsbeen thuis in het stadion, en sloot op zijn tiende aan bij Ajax. Twee jaar later werd hij getroffen door het zwaarste drama uit zijn leven: het overlijden van zijn vader die op zijn 44ste bezweek aan een hartverlamming.

Cruijff debuteerde in het eerste elftal op 2 februari 1967, in een uitwedstrijd tegen GVAV, het latere FC Groningen. Ajax verloor die match met 3-1 maar Cruijff, zeventien jaar en een spichtig kereltje, had wel de enige Ajax-goal gemaakt en iedereen geïmponeerd.

Toen een maand later Rinus Michels trainer werd en zijn tactisch concept in de ploeg begon te pompen, werd Cruijff als vanzelf zijn verlengstuk op het veld. Aanvankelijk droeg de nieuwe vedette rugnummer 9, maar toen hij na een langdurige liesblessure wederoptrad en als invaller nummer 14 droeg, besloot hij dat te houden. Overigens stond Ajax-dokter Rolink tijdens die blessure op het punt om Cruijff af te keuren voor het voetbal.

Het grote Ajax van de jaren zestig en zeventig werd uitgebouwd door drie buitengewone figuren. Jaap Van Praag, de voorzitter. Rinus Michels, de trainer. En Johan Cruijff, het genie en de strateeg op het veld. Van Praag, lid sinds 1928 maar nooit doorgebroken als voetballer, werd in 1964 voorzitter. Ajax ging toen sportief door een dal.

Rinus Michels is geboren op 9 februari 1928, speelde zelf meer dan vijftien jaar in de spits bij Ajax, en werd vijf keer geselecteerd voor het Nederlands elftal. Onder zijn leiding won Ajax vier keer het kampioenschap, drie keer de beker, en één keer de Europacup voor Landskampioenen, nadat het twee jaar eerder al als eerste Nederlandse club de finale had bereikt, maar toen met 4-1 verloor van AC Milaan. De eer van de eerste Nederlandse Europacupwinst moesten de Ajacieden aan Feyenoord laten, dat in 1970 in de finale in San Siro Celtic Glasgow versloeg met 2-1.

Ajax volgde Feyenoord op de erelijst op, en zou ook in 1972 en 1973 de Europacup I winnen. Maar toen was Michels al weg en vervangen door de zachtmoedige Roemeen Stefan Kovacs. Michels ging voor zes jaar aan de slag bij Barcelona, al zou hij tussendoor kortstondig naar Ajax terugkomen. Hij haalde eerst Cruijff en daarna Johan Neeskens naar Catalonië.

In 1974 coachte Michels het Nederlands elftal op de eindronde van de wereldbeker in Duitsland. In dat toernooi demonstreerde Oranje een zelden gezien overwicht, maar de hoogste eer werd hen in de finale onthouden door Sepp Maier en een grote dosis pech.

Michels trok in 1978 naar Amerika, trainde daarna FC Köln, keerde terug naar de KNVB om met gouden generatie GullitRijkaardVan Basten het Europees Kampioenschap ’88 te winnen, ging nog even aan de slag bij Bayer Leverkusen en voor de derde keer bij het Nederlands elftal, maar na het EK ’92 in Zweden haakte hij af.

EEN REVOLUTIE IN HET VOETBAL

Michels was de man die het “totaalvoetbal” invoerde, Cruijff was de man die het uitvoerde. Over wat het begrip “totaalvoetbal” precies inhoudt zijn boeken volgeschreven. Feit is dat het een revolutie in het voetbal betekende, reden ook waarom Cruijff de allerbeste is, en niet Pelé of Maradona. En waarom het Ajax van toen meer heeft betekend dan het grote Real Madrid van begin jaren zestig, of het grote AC Milan van eind jaren tachtig.

In feite kwam het “totaalvoetbal” erop neer dat de slechtste Ajacied nog beter was dan de beste van de tegenpartij. Elf complete en technisch superieure voetballers. Zelfs rauwdauwen als Neeskens hadden alles wel beschouwd een betere techniek dan de kundigste Italiaan. De nieuwigheid bestond erin dat de aanvallers van Ajax mee moesten verdedigen, en dat de verdedigers van Ajax mee moesten aanvallen. Het grote verschil met alle andere teams werd gemaakt door het lef dat al die Ajacieden tentoonspreidden. Ajax was drie jaar lang onaantastbaar. En bij die excellente elf stak er nog één met kop en schouders bovenuit. De man van de geniale pass, de geniale dribbel, het geniale schot, het geniale doelpunt.

Na het vertrek van Michels teerde Ajax nog twee jaar lang op de fysieke en tactische meerwaarde die het had verworven, maar langzaamaan werkte het succes bedwelmend en kwam de klad erin. Onderlinge wrijvingen en een gebrek aan discipline deden het team uiteenvallen. Het heette dat Ajax kapotging aan drank en vrouwen. Waarna cabaretiers zongen: “Oh wat een mooie dood is dat.”

Cruijff vertrok bij het begin van het seizoen ’73-’74 voor vijf miljoen gulden (meer dan negentig miljoen frank) naar Barcelona. De helft voor Ajax, de helft voor hem. In de huidige transferprijzen zou dat een som van boven het miljard zijn. Hij verdiende in Barcelona fortuinen. Al zouden die later grotendeels in rook opgaan, na een onvoorzichtige investering in een varkenskwekerij, hem aangepraat door zijn zakenpartner, de Rus Georges Michel Basilevitch.

Cruijff had toen op eigen houtje gehandeld. Eerder in zijn carrière liet hij zijn belangen behartigen door zijn schoonvader, de diamanthandelaar Cor Coster. In december ’68 was Cruijff met Danny Coster getrouwd. Ze kregen drie kinderen: twee dochters, Chantal en Susila, en één zoon Jordi. Door iemand in te schakelen om zijn belangen te verdedigen, was Cruijff de anderen ook op dit domein ver vooruit. Als er één speler de trend heeft gezet voor de zelfbewustwording van de profvoetballer in Europa, dan is het Cruijff.

Over alles wat rond en met zijn naam gebeurde, wilde hij zijn zeg, en voor alles eiste hij een percentage op. Hij discussieerde over pensioenrechten, verzekeringen, schoenencontracten, en over de verdeling van het sponsorgeld. Zo ontdekte hij op een dag tot zijn woede dat bij een buitenlandse reis de bestuursleden van de KNVB en hun echtgenotes verzekerd waren, en de spelers niet.

In 1968 weigerde hij samen met vier andere Ajacieden een selectie voor de nationale ploeg, omdat de vergoeding veel te laag was. Later gingen de Ajacieden en de Feyenoorders voor al dat soort zaken rond de tafel zitten. Cruijff en Keizer voor Ajax, Willem Van Hanegem en Wim Jansen voor Feyenoord. Dat was binnen Oranje een blok van twaalf spelers. De KNVB-leiding kon dan kiezen: toegeven of zelf de shoes aanbinden.

Cruijff had al bonje met de bond na zijn tweede interland, tegen Tsjechoslovakije. We schrijven 1966. Toen hij uit het veld was gestuurd wegens hevig discussiëren met de Oost-Duitse scheidsrechter Rudi Glöckner, waarbij hij de arbiter een tik zou hebben verkocht, gaf de KNVB hem een schorsing van een jaar erbovenop. Die werd nadien wel gehalveerd, omdat men hem nodig had voor een kwalificatiematch tegen Bulgarije, maar goed is het nooit meer gekomen tussen Zeist en Cruijff. Vooral voor het WK ’78 in Argentinië werden de conflicten op de spits gedreven, tot Cruijff uiteindelijk weigerde om mee te gaan. Een televisieactie van de TROS, “Trek Johan Cruijff over de streep”, ten spijt. Het belette Nederland, met Ernst Happel op de bank, niet om opnieuw de finale te halen en die opnieuw van het gastland te verliezen.

DE TERUGKEER NAAR AJAX

Bij Barcelona, waar hij bovenop de initialen J.C. de bijnaam El Salvador (de Verlosser) kreeg, zorgde Cruijff eerst als speler en een hele poos later als trainer voor vette jaren. Barcelona vocht al jarenlang tegen de heerschappij van de twee Madrileense giganten Real en Atletico, versleet trainer na trainer, en miskocht voor een fortuin aan spelers. Om daar enige lijn in te trekken werd begin jaren zeventig de Nederlandse toer op gegaan met eerst Michels, dan Cruijff en daarna Neeskens.

De komst van de drie Nederlanders deed Barcelona opnieuw aanknopen met de top, al werd slechts één titel veroverd. Dat was in 1974 na het eerste seizoen met Cruijff. De doortocht van Cruijff zorgde wel voor een hausse in het aantal socio’s. Wat weinigen zich herinneren, is datCruijff, opnieuw met nummer negen, zijn allereerste match bij Barcelona speelde tegen Cercle Brugge. 6-0, voor honderdduizend man. Zelden heeft een Belgisch clubelftal zoveel toeschouwers gelokt in een oefenmatch.

Eind december 1981 keerde Cruijff naar Ajax terug. Daar was, het tegendeel had verbaasd, heel wat discussie aan voorafgegaan.

Cruijff had in 1978 afscheid genomen van zijn publiek, na een wel zeer bittere avond. Hij kreeg een galawedstrijd tegen Bayern München aangeboden. Het werd 0-8! De jonge Ajacieden vertikten het zich in te zetten voor die praatjesmaker uit Spanje. Toen men na afloop aanBayern-aanvoerder Sepp Maier vroeg of ze niet wat overdreven hadden, antwoordde die: “Dat vonden wij ook. Wij waren tijdens de rust in de kleedkamer aan het wachten tot er iemand van Ajax zou komen vragen om het wat rustiger aan te doen, maar er kwam niemand. En op het veld hebben we helemaal niemand van Ajax gezien.”

Cruijff was dus gestopt, maar was na de zware financiële miskleun met Basilevitch verplicht om opnieuw te gaan voetballen. Dat deed hij in Amerika, eerst bij de Los Angeles Aztecs, en dan bij de Washington Diplomats waar hij ploegmaat werd van Juan Lozano. Daarna kwam Ajax hem polsen. Cruijff kwam eerst terug als technisch adviseur, wat tot een berucht incident leidde tijdens een match tussen Ajax en FC Twente. Leo Beenhakker was toen trainer bij de Amsterdammers. Dat het uitgerekend hem moest overkomen, kan geen toeval zijn. Toen Ajax 1-3 achter stond, daaldeCruijff onder het oog van de hele tribune en alle televisiecamera’s de trappen af, ging naast Beenhakker op de bank zitten, en gooide in twee minuten tijd de hele opstelling dooreen. Ajax won met 5-3. Geen trainer is ooit zo vernederd als die dag Leo Beenhakker.

HET VERRAAD: NAAR FEYENOORD

Omdat de afloop van de zaak-Basilevitch hem nog steeds met grote financiële zorgen opzadelde, besloot Cruijff een tweede comeback als speler te maken. Met het Amsterdamse bestuur kwam hij niet tot een vergelijk, en dus ging hij opnieuw in Spanje aan de slag, bij tweedeklasser Levante uit Valencia.

Dat tweede Spaanse avontuur duurde maar een paar maanden. De nieuwe Ajax-voorzitter Ton Harmsen, die in 1978 Jaap Van Praag had opgevolgd, ging uiteindelijk op de eisen van Cruijff in. In december was het zover, de grote terugkeer met zoals al gezegd de match tegen Haarlem. De Meer was voor het eerst sinds lang bijna vol. Daar had Cruijff alle belang bij, want hij had een contract bedongen waarin stond dat een deel van de recette naar hem ging. Per match was het verwachte aantal toeschouwers vastgelegd, de helft van de meerontvangst was voor Cruijff. En dat dikte aardig aan. Het duel tegen Haarlem was begroot op 12.000 toeschouwers, het werden er 24.000. Dat betekende de entreegelden van 6000 toeschouwers rechtstreeks in de zak van Cruijff. Reken voor die periode met een gemiddelde prijs van 200 Belgische frank, en u begrijpt over welke sommen we spreken. De laatste wedstrijd van het seizoen, waarin de titel werd gepakt, werd gespeeld in een uitverkocht Olympisch Stadion tegen AZ. Match die in de Meer geschat was op 13.000 bezoekers…

Het was in die periode, op 5 december 1982, dat Cruijff en Jesper Olsen in Ajax-Helmond Sport uitpakten met hun “strafschop in twee tijden”. Een unieke stunt die de hele wereld rond ging. Tot de BRT de dag nadien aantoonde dat Rik Coppens en André “Popeye” Piters van Standard, dat 25 jaar vroeger al hadden voorgedaan in België-IJsland (8-3).

Met Cruijff op het veld, en met Aad De Mos als trainer op de bank, pakte Ajax prompt twee jaar op rij de titel, de tweede keer met de beker erbovenop. En toen kwam er weer ruzie en ging hij naarFeyenoord!

Dat sloeg natuurlijk alles. Het was van de bezetting door Alva geleden, dat Amsterdam zozeer was geschokt. Cruijff bleef slechts één jaar in de Kuip, beleefde na de 0-8 van tegen Bayern een tweede vernedering toen hij met Feyenoord in “zijn” Olympisch Stadion door Ajax met 8-2 werd ingeblikt, maar hij werd wel kampioen. Voor Feyenoord de eerste titel in tien jaar.

Cruijff werd ook in Rotterdam betaald met recettes en ongetwijfeld was dat, samen met een zekere rancune, de grote reden voor zijn overstap. In de Kuip kon dubbel zoveel volk als in de Meer. Het werd een lucratief seizoentje, zowel voor Cruijff als voor de club, die niet alleen de titel maar ook de beker won. Cruijff sloot zijn actieve carrière dus af met twee dubbels op rij: één met Ajax en één metFeyenoord. Duidelijker kon hij niet aantonen aan wie dat succes te danken was.

Hij was in zijn spelerscarrière drie keer uitgeroepen tot Europees speler van het jaar, was één keer Sportman van het jaar in Nederland, won drie Europacups en één wereldbeker voor clubelftallen, werd tien keer kampioen, won zeven keer een nationale beker, en werd twee keer topschutter. In het nationale elftal geraakte hij, door zijn eeuwige dwarsliggerij, slechts aan 48 selecties. Hij maakte 33 goals voor Oranje, waarvan de draaibal waarmee hij in 1976 de debuterende Jean-Marie Pfaff te grazen nam, een van de allermooiste was. In de Nederlandse competitie maakte hij 215 doelpunten, in de Spaanse 50, en in de Amerikaanse 26. Zijn laatste officiële wedstrijd speelde hij op 13 mei 1984 met Feyenoord in de Kuip tegen PEC Zwolle.

CRUIJFF NAAR VAN BASTEN

Na een ommetje als adviseur van Roda JC keerde Cruijff terug naar Ajax als technisch directeur. Trainer mocht hij officieel niet zijn, omdat hij het vereiste diploma niet had en, het tegendeel had alweer verbaasd, weigerde om zich voor een trainerscursus in te schrijven. Ten langen leste haalde de coachesvakbond VVON bakzeil en gaf hem zonder cursus een licentie, vanwege bewezen diensten. Een overbodige geste, want in 1987 had Cruijff voor de zoveelste keer ruzie met het bestuur van Ajax, dat zich volgens hem te veel moeide en absoluut geen verstand had van voetbal.

Hij behaalde in die twee jaar geen titel, maar won wel de Europabeker voor bekerwinnaars. In de finale in Athene versloeg Ajax het Oost-Duitse Lokomotiv Leipzig met een doelpunt van Van Basten. Cruijff tekende het plan van de succesvolle jeugdschool die Ajax, maar kreeg het in zijn eerste elftal wel aan de stok met Frank Rijkaard. Die weigerde nog onder die betweter te spelen en werd dan maar uitgeleend aan Real Zaragoza. Toen begin januari ’88 nog geen contractverlenging op papier stond, hield Cruijff het andermaal voor bekeken bij Ajax en vertrok voor de derde keer naar Spanje, om er trainer te worden bij zijn eigen Barcelona.

Ook daar lag hij voortdurend overhoop met de voorzitter en het bestuur, en met al zijn sterspelers. Maar desondanks leidde hij de Catalaanse reus terug naar de top, met vier landstitels, een Europabeker voor bekerwinnaars, en in ’92 de Europacup 1 als bekroning. Drie van die vier Spaanse titels werden pas in extremis behaald. Zowel in 1992 als in 1993 had Barca daarbij de hulp nodig van Tenerife, dat twee keer naeen op de laatste speeldag Real Madrid versloeg. Trainer van Real was… Leo Beenhakker.

Cruijff deed Barcelona spelen op een manier die niemand begreep, de Catalanen het minst van allen. Hij zette peperdure transfers als Robert Prosinecki en Hristo Stoichkov in de tribune, moest niet weten van Romario, en speelde met mannen van wie niemand ooit had gehoord. Toch behaalde hij succes, mede dankzij het talent en het spelinzicht van Ronald Koeman en Michael Laudrup. De eigengereidheid van de trainer zorgde nu en dan ook voor zware nederlagen. Soms 5-0 tegen Real Madrid, daar konden ze in de Barca-bestuurskamer niet bepaald mee lachen. In de finale van de ChampionsLeague ’94 werd Barcelona met 4-0 afgetroefd door het AC Milan van Fabio Capello. Cruijff trok zich dat allemaal niet aan. Hij verloor liever mét zijn systeem, dan dat hij won zonder. Dat systeem bestond uit één doelman, één verdediger (Koeman) en negen aanvallers. Wie een bal achteruit of breed durfde spelen, werd onmiddellijk vervangen.

In ’96 waren ze bij Barca hun trainer al beu, toen in elf dagen tijd ook nog eens alles verloren ging: de titel, de beker en een plaats in de Uefacupfinale. Het was weer Bayern München dat Cruijff een pad in de korf zette. Want na een voor Barca gunstige 2-2 uit de heenmatch, kwam Bayern tot verbijstering van heel Catalonië met 1-2 winnen in Nou Camp. Dat betekende het einde voor Cruijff, die vervangen werd door Bobby Robson.

Sindsdien leeft hij voor zijn plezier, bevrijd van de stress die zijn gezondheid bedreigde. In 1991 had hij een meer dan serieuze verwittiging gekregen, toen hij een hartoperatie moest ondergaan omdat zijn slagaders aan het dichtslibben waren. Cruijff, die als voetballer al een verstokt roker was, bande de sigaret uit zijn leven.

Hij speelt nu golf, houdt zich bezig met vrouw, kinderen en kleinkinderen, en met zijn zaken, onder meer Cruijff sportswear en de Cruijff Welfare Foundation. Hij volgt ook van nabij de carrière van zijn zoon Jordi, die in ’94 onder hem bij Barcelona debuteerde en later verhuisde naar Manchester United, waar hij door blessures uit de ploeg geraakte. Daarnaast jaagt hij elke trainer de stuipen op het lijf met zijn vlijmscherpe analyses. En tussendoor voert hij de oppositie tegen Barcelona-voorzitter Nunez aan.

In de lente van ’99 liepen zowel de Amsterdam ArenA als Nou Camp in Barcelona vol voor een feestmatch ter ere van Cruijff. In Barcelona coachte hij een wereldselectie, nadat hij eerst zelf met de oud-internationals een wedstrijd had gespeeld. Het was in die match dat gebeurde waarvan over een paar eeuwen historici, met data en cijfers in de hand, zullen beweren dat het niet kan hebben plaatsgehad: Marco Van Basten scoorde na een sublieme pass van Johan Cruijff. Daarmee kregen de beste twee voetballers die zowel Nederland als Europa ooit hebben gehad, zelfs het logische verloop van de tijd plat.

Volgende week: de autoloze zondag.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content