Sociaaldemocraten staan niet alleen in Frankrijk voor de keuze tussen links en centrumlinks.

L a gauche la plus bête du monde. De Franse linkerzijde bewees vorige week opnieuw dat al het lelijks wat over haar wordt verteld ook waar is. De verkiezing van een nieuwe eerste secretaris liep op een totale patstelling uit, een scheldpartij, beschuldigingen van bedrog en de belofte van gerechtelijke stappen.

Wat er verder ook gebeurt, tussen Martine Aubry en Ségolène Royal komt het nooit meer goed. De burgemeester van Rijsel won de slag om de leiding van de Parti Socialiste met maar 42 stemmen meer dan de kandidate voor de presidentsverkiezingen van 2007. Terwijl toch 134.784 leden een stem uitbrachten. Aubry riep zichzelf tot overwinnaar uit, Royal eist een nieuwe stemronde. Die krijgt ze vast niet. Royal is wel behoorlijk populair onder de leden, maar veel minder bij het partijbestuur. Dat Aubry met de steun van alle partijbonzen toch maar met de hakken over de sloot raakte, is overigens nauwelijks minder dan een kaakslag.

Afgezien daarvan past deze nieuwe guerre des chefs perfect in de geschiedenis van het Franse socialisme, die van interne oorlogen aan elkaar hangt. De PS ontstond als dusdanig maar in het begin van de jaren zeventig, toen François Mitterrand de verspreide resten van de sociaaldemocratie bijeenveegde en met zijn charisma de leider van de hele linkerzijde werd.

Ondertussen wordt de partij nu alweer anderhalf decennium verscheurd door de niet beslechte slag om zijn opvolging. Het succes van de atypische Ségolène Royal lijkt verdacht veel op een reactie van veel militanten op het eeuwige gestook aan de top van de partij. Als de PS nu uiteenspat, zoals veel waarnemers geloven, zal ze het tijdperk van François Mitterrand dus nauwelijks hebben overleefd. De strijd tussen links en centrumlinks was in Frankrijk honderd jaar geleden al razend actueel, in de tijd van Jean Jaurès. Waarbij Martine Aubry dit keer voor traditioneel links staat, met militante en stomende partijcongressen. Terwijl Ségolène Royal een nieuw publiek wil zoeken, voor debat wil zorgen en samenwerking met het politieke centrum niet uitsluit.

De Parti Socialiste kan bezwaarlijk model staan voor de Europese sociaaldemocratie. Al was het maar omdat ze nooit echt alleen de spreekbuis van de werkende klasse was. Dat was in Frankrijk tot diep in de jaren tachtig toch vooral de Parti Communiste. Maar de spanning in de PS is ook voor sociaaldemocraten in andere Europese landen zeer herkenbaar. Ze kampen ook in Duitsland, Nederland en zelfs in Vlaanderen met de keuze voor het centrum of voor een traditioneel linkse koers.

Dat wordt er niet beter op, nu ze bij de financiële crisis ook niet meteen lijkt te winnen. Zeker in Frankrijk is president Nicolas Sarkozy niet te beroerd om zelf in te grijpen in de gang van de economie. De krant Le Monde vroeg Ségolène Royal vorige week wat haar eerste maatregel zou zijn als ze tot leider van haar partij werd verkozen. Ze zou, zei ze, meteen een top bijeenroepen van haar Europese collega’s. Een groot forum met de linkse politieke en syndicale wereld en die van de grote niet-gouvernementele organisaties. Wat ze dat forum zou vertellen, zei ze er niet bij. En dat is nu net het probleem van de sociaal-democratie. Ze heeft geen idee welke kant het nu op moet.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content