Weldra wordt het radiocontact verbroken met Pioneer 10, ons eerste interstellaire ruimtetuig.

Begin jaren zeventig besloot de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie Nasa om het project ?Grand Tour? aan te vatten. Onbemande ruimteverkenners gingen de buitenplaneten voorbij Mars van dichtbij bekijken. De posities van deze planeten waren gunstig voor zo’n onderneming. Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto bevonden zich allemaal aan dezelfde zijde van de zon. Eén ruimtetuig kon verschillende planeten één na één naderen in de loop van één vlucht.

Op die manier werden in de voorbije kwarteeuw de vier grote buitenplaneten en hun manen bestudeerd. Alleen de kleine Pluto en zijn maantje Charon vielen uit de boot, omdat hun positie te veel afweek. In een wijdere boog langs Pluto vliegen, zou de kosten te hoog hebben opgedreven.

Bij de start van de Grand Tour was weinig bekend over de condities in de interplanetaire ruimte. Tussen Mars en Jupiter situeert zich een gordel van kleine planeetjes, brokstukken en gruis. Zou een ruimtetuig de doortocht door de planetoïdengordel overleven ? De eerste twee verkenners waren daarom ook echte verkenners. Ze moesten het pad effenen voor de twee Voyagers die later volgden. Eigenlijk moesten ze nagaan of er wel een begaanbaar pad wàs.

Voor het eerst werd ook de techniek van het ?ruimtebiljart? toegepast : in de buurt van een planeet met een grote massa kan de zwaartekracht van de planeet de snelheid van het toestel opdrijven. Dankzij deze gratis energie konden toestellen ontsnappen aan de aantrekkingskracht van de zon. Zo werden Pioneer 10 en zijn opvolgers Pioneer 11 en de Voyager 1 en 2 uit het zonnestelsel gezwierd, de interstellaire ruimte in.

Hun onderzoekswerk is op dit ogenblik ten einde. De ruimteverkenners zullen nog eonenlang tussen de sterren zwerven. Dan hebben we er al lang geen contact meer mee, maar ze dragen toch alle vier als een soort van kleine flesjes in een immense oceaan een boodschap mee van de mensheid, met informatie over haar planeet en haar zonnestelsel van herkomst.

EEN MUUR VAN PEPERKOEK

Op 2 maart 1972 vertrok Pioneer 10 naar zijn bestemming zonder einde. Het toestel woog 258 kilo. Op 5 april 1973 werd eveneens op Cape Canaveral in Florida een identiek toestel gelanceerd, Pioneer 11.

Beide toestellen moesten elk een twaalftal experimenten uitvoeren in het kader van onderzoek van de planeten, van de deeltjes en magnetische velden.

Eerst onderzocht Pioneer 10 de stralingsgordels rond de aarde. Op 15 juli 1972 dook de sonde de 280 miljoen kilometer brede planetoïdengordel in, zowat halfweg tussen Mars en Jupiter. Ze overleefde haar zes maanden lange tocht door dit gebied. Daarmee was bewezen dat de planetoïdengordel slechts een peperkoeken muur is. Op 26 november 1973 kwam Pioneer 10 in de invloedssfeer van Jupiter. Al op zes miljoen kilometer van de reuzenplaneet ving de ruimtesonde een intens magnetisch veld op, tweeduizend maal krachtiger dan dit van de aarde. Op 3 december 1973 scheerde de sonde langs Jupiter op een afstand van 130.354 km, één derde van de afstand aarde-maan. De eerste close-ups van Jupiter bereikten de aarde en toonden een felgekleurd en woelig wolkendek. De instrumenten van de ruimtesonde bevestigen wat de astronomen al vermoedden : Jupiter is grotendeels gasvormig en omgeven door een krachtige stralingsgordel. Pioneer 10 bepaalde ook de massa van de vier grote, door Galilei ontdekte, manen van Jupiter : Io, Europa, Ganymedes en Callisto.

Op dat ogenblik had ook Pioneer 11 met succes de planetoïdengordel doorsparteld. Het toestel overvloog de noordpool van Jupiter op 2 december 1974, waarna hij zich richting Saturnus begaf. Pioneer 11 onderscheidde, vanaf 43.000 km boven de wolken, de fameuze rode vlek van Jupiter. Het bleek een reusachtige orkaan, die zich tot acht kilometer boven het wolkendek verheft. Voorts vloog Pioneer 11 als eerste ruimtesonde langs Saturnus.

Sinds 1995 vingen we van Pioneer 11 geen signalen meer op, maar Pioneer 10 blijft dapper doorgaan. Op 13 juni 1983 passeerde hij de baan van Pluto, de verst verwijderde planeet in ons zonnestelsel. Van dan af werd de sonde gebruikt voor het onderzoek van de zonnewind, een stroom van deeltjes die door onze zon wordt uitgezonden.

Op dit ogenblik toeft Pioneer 10 op zo’n tien miljard kilometer van de aarde. Dat is 65 keer de afstand tussen de aarde en de zon, bijna het dubbele van de afstand tussen de zon en onze verste planeet, Pluto. Maar nog altijd is de grens van de heliosfeer, de invloedssfeer van de zon, niet bereikt. We weten dus nog altijd niet hoe ver de invloedssfeer van onze zon reikt en waar zich de schokgolf bevindt, veroorzaakt door de botsing van de zonnewind met de kosmische straling.

Het regelmatig beluisteren van de signalen van Pioneer 10 wordt op 31 maart beëindigd. De radiosignalen met een zendkracht van 8 Watt worden nu ook al zeer verzwakt opgevangen : de kracht van het signaal bedraagt nog slechts 4 miljardsten van een triljardste watt. Maar het Deep Space Network van de Nasa zal zich toch nog af en toe te luisteren leggen, eigenlijk meer als een oefening om de waarneming met volgantennes te verfijnen. Ook de groep astronomen rond Frank Drake, die het eerste programma installeerde om te zoeken naar signalen van mogelijke buitenaardse beschavingen, blijft Pioneer 10 sporadisch volgen en hoopt daar nog een jaar mee door te gaan.

Maar daarna is het toch afgelopen. Over 11.000 jaar komt Pioneer 10 in de buurt van de ster van Barnard, 3,8 lichtjaar van ons verwijderd, en over 32.600 jaar langs de rode dwergster Ross 248, op 10,3 lichtjaar. In de 800.000 jaar daarop zal de sonde nog zo’n tiental sterren passeren. Dat kunnen de astronomen nu al berekenen. Maar voor de rest blijft het lot van Pioneer 10 onverwegend onvoorspelbaar.

Lode Willems

De gouden plaat op Pioneer 10 : bericht van de aarde.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content