Info: De auteur is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Naar aanleiding van de crisis van de Europese instellingen kroop voormalig bondskanselier Helmut Schmidt nog eens in de pen. Die zogeheten crisis, zo liet hij in een paar betere kranten weten, is een oppervlakteverschijnsel. Het echte probleem zit dieper. Er is, aldus Schmidt, een ware Europese ziekte. De Europeanen willen wel heel goed leven, maar zijn niet meer bereid daarvoor te werken. Zij willen zelfs geen kinderen meer. Ik doe hier tekort aan de nuance waarmee de voormalige bondskanselier zijn diagnose formuleert. Ik doe dat trouwens met opzet, om aan te tonen hoe gemakkelijk het is zijn uitspraken in het belachelijke te trekken. Zij lijken clichématig. De wereldliteratuur staat waarlijk bol van verhalen die allemaal hetzelfde stramien volgen: de eerste generatie werkt hard en wordt rijk, de tweede werkt al wat minder hard, de derde werkt niet meer, is dikwijls kunstminnaar en kunstverzamelaar… en verkwanselt vrolijk of met Weltschmerz het familiekapitaal. Europa is, als ik Schmidts stelling zo mag vertalen, een ‘derdegeneratiecontinent’. Ik vrees dat er in die diagnose waarheid schuilt. In dat opzicht lijkt Vlaanderen me trouwens het echte centrum van Europa: het exemplarische land waar de Europese ziekte endemische en chronische proporties heeft aangenomen.

We werken minder dan in de meeste andere Europese landen en regio’s en zouden nog minder tijd aan werk willen besteden. Een dertigtal jaren werken om er meer dan tachtig goed van te leven, moet volgens heel wat Vlamingen het streefdoel zijn. Een uitdrukking als ‘evenwicht tussen werk en gezin’, die uiting geeft aan een verstandig levensproject, wordt meer en meer gehanteerd om afstand te nemen van het werk. Dat zogeheten evenwicht blijkt dan dikwijls een voorbarige vlucht voor het werk. Ten opzichte van dat werk worden overigens zulke hoge eisen gesteld op het vlak van de ‘zelfontplooiing’, dat het echte werk snel ontgoochelt en tot zinloos labeur verwordt. Kunstrichtingen trekken steeds meer studenten aan. De belangstelling voor wetenschap is daarentegen bedroevend laag. Van uur tot uur, bijna van minuut tot minuut, consumeert de overgrote meerderheid van de Vlamingen de vruchten van wetenschap en technologie, maar als over wetenschap en technologie wordt gesproken, gaat het meestal over de mogelijk negatieve neveneffecten, de verloedering van het milieu, de gevaren van een kernoorlog. We zijn bang van de bronnen van ons comfort en stellen ons verder geen vragen over de voorwaarden van dat comfort.

Van kunst wordt verwacht dat zij de wereld redt en indien niet de wereld dan toch de vele naar zelfontplooiing zoekende jongeren die nu voor een kunstrichting opteren. Net zoals in de wetenschap kan men nu trouwens al her en der in de kunst doctoreren. Als het over de toekomst van Vlaanderen gaat, wordt maar zelden een beeld opgehangen van jonge mensen die zich in de wetenschap engageren, hard werken, doorbraken realiseren in technologie en nieuwe productieprocessen opzetten. Als jonge helden worden getoond, zijn het doorgaans mensen die goed met de fiets kunnen rijden, puik tam tam spelen of mooi dansen. De globalisering wordt niet beschouwd als een proces waarin wij, dankzij vernieuwend en hard werk, productieprocessen verankeren in onze kunde en kennis. Onze toekomst lijkt veeleer in een reuzengroot en Disney-achtig Bokrijk te liggen. Het nare aan de manier waarop de Europese ziekte zich in Vlaanderen manifesteert, is de grenzeloze zelfgenoegzaamheid waarin we langzaam als in drijfzand wegzakken. Waarschijnlijk wordt die ingegeven door de belabberde economische prestaties van Wallonië. Maar men doet het niet goed omdat iemand anders het slechter doet.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content