Ze vierden allebei een belangrijke verjaardag in 2005. Panamarenko wordt 65 en Jommeke werd 50. Een tentoonstelling op Strip Turnhout 2005 probeert een wel erg boude stelling hard te maken: Panamaranko en Jef Nys, de geestelijke vader van Jommeke, hebben elkaar hun hele carrière lang beïnvloed. ‘Niks van’, zeggen beide artiesten in koor. Maar waarom lijkt de Straalvogel dan zo sterk op de V1 Barada Jet?

info : ‘Gobelijn vs. Panamarenko’ is slechts twee dagen te bezoeken op Strip Turnhout 2005. Zaterdag 17 en zondag 18 december van 10 tot 18 uur in de Tuinzaal van cultuurcentrum de Warande.

www.stripturnhout.be

Tot de duurzaamste beelden uit de jeugd van vele Vlamingen behoren zonder twijfel de plaatjes van Jef Nys uit het album De Straalvogel van Jommeke, waar Jommeke na een uitleg van het fysische principe ‘actie en reactie’ een emmer laat rijden, aangedreven door een straal water die eruit loopt. Hoeveel jongetjes zouden na het lezen van De Straalvogel niet zelf met een emmer aan de slag zijn gegaan, om vervolgens bitter teleurgesteld te worden door de discrepantie tussen droom en werkelijkheid? Het was wellicht voor velen onbegrijpelijk waarom die emmer niet wou rijden, temeer omdat de theorie van Jommeke over kracht en tegenkracht wel wetenschappelijk verantwoord is.

Het moet wel degelijk mogelijk zijn een emmer door een waterstraal te laten aandrijven: het komt er alleen op aan de druk van het water en het gewicht van de emmer op elkaar af te stemmen. Een emmer is gewoon te zwaar voor de kracht die het naar buiten stromende water kan ontwikkelen. Vandaar ook de compressor, die Jommeke gebruikt om de Straalvogel aan te drijven. Was Jef Nys dan toch een geniale uitvinder? Kon de straalvogel echt vliegen? Helaas, elke fysicus kan je uitleggen waarom de Straalvogel – zoals door Nys bedacht – nooit kan vliegen. De lepel achter de straalpijp vangt het water op. Op die wijze ontstaat een kracht, die even groot is maar tegengesteld in zin aan de kracht die de Straalvogel voortstuwt. De krachten zijn dus opnieuw in evenwicht en er is geen beweging aangezien de Straalvogel uit rust moet vertrekken.

Het enige wat de Straalvogel lijkt te scheiden van het rijk der realiteit zijn een paar vegen met een vlakgum. Weg met die ‘lepel’ en het tuig kan, ten minste in theorie, perfect vliegen. Of ten minste rijden. Natuurlijk moet dan een oplossing gevonden worden voor het wegstromen van het water, maar met wat denkwerk… Zo laat de Straalvogel al generaties ingenieurtjes in spe dromen. Het idee dat het zou kunnen werken, als er maar een juiste, ongrijpbare balans werd gevonden. En dan het vaste voornemen je leven te wijden aan het zoeken naar die balans. Het is in die gedrevenheid, in dat zoeken dat wetenschap en kunst elkaar ontmoeten.

Hetzelfde effect sorteren vele werken van de Antwerpse kunstenaar Panamarenko. Zijn vliegende schotels, duikboten, wagens en tutti quanti doen dromen van ontsnappen uit onze grauwe werkelijkheid naar een Star Trek-universum of naar twintigduizend mijlen onder de zee. Net als bij de Straalvogel is er altijd die discrepantie tussen droom en werkelijkheid. De schotels vliegen niet echt (hoog), de duikboten duiken niet (diep), de wagens rijden niet (ver of snel). Maar de achterliggende ‘wetenschap’ klinkt zo overtuigend, zo poëtisch juist, dat toch altijd het idee blijft dat het zou kunnen werken, dat het afhangt van enkele details, of van wat meer geld of beter materiaal. Panamarenko’s ‘mislukkingen’ doden nooit de droom, omdat ze ‘accidents de parcours’ lijken, ’temporary setbacks’, eerste, nog te perfectioneren prototypes die wij, toeschouwers, onmiddellijk in ons hoofd met onze eigen mentale vlakgum te lijf gaan.

Als men het werk van beide ‘kunstenaars’ bekijkt, vallen trouwens allerlei gelijkenissen op. Zozeer zelfs dat de indruk ontstaat dat Panamarenko een van die vele jongetjes geweest moet zijn die gefascineerd naar Jommeke’s rijdende emmer hebben gestaard. Als men de data naast elkaar legt is het alvast mogelijk. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955, toen Panamarenko 15 jaar oud was. De Straalvogel zelf dateert van 1962. Gezien Panamarenko’s ‘kinderlijke’ fantasie is het verre van uitgesloten dat hij zich ook op 22 jarige leeftijd – hij zat toen in het leger: afleiding zal meer dan welkom geweest zijn – nog aangesproken voelde door de ‘uitvinding’ van Jommeke. Het is zelfs heel goed mogelijk dat De Straalvogel de jonge student van de Kunstacademie in Antwerpen eindelijk gaf wat hij nog niet op de schoolbanken had gevonden: een thema.

Vliegmachine

Vijf jaar na het verschijnen van De Straalvogel bouwt Panamarenko zijn eerste vliegmachine, die hij in 1968 op uitnodiging van Joseph Beuys tentoonstelt in Düsseldorf. Vele versies zouden volgen, alle vormen van propellers en vleugels passeren de revue om dan uit te monden in de V1 Barada Jet uit 1991. Een meesterlijke synthese van de invloeden uit Panamarenko’s jeugd: de oorlog, de technologie (via het beroep van zijn vader) en – wie weet? – Jommeke. De gelijkenis met de Straalvogel is frappant, de verwijzing naar de V1 zou enkel een ‘volwassen’ camouflage kunnen zijn.

Overigens is de Straalvogel niet het enige bedenksel van Jef Nys dat invloed zou kunnen hebben uitgeoefend op Panamarenko. Al in 1961 in het album De ooievaar van Begonia laat Jef Nys professor Gobelijn een vliegend tuig uitvinden dat uiteindelijk zal evolueren tot de beroemde vliegende bol. In 1967 vliegt de professor in een soort vliegende schotel door het album In Pimpeltjesland. Het heeft er alle schijn van dat dit apparaat veel indruk heeft gemaakt op Panamarenko. Maar het zou toch nog tot 1999 duren voor hij met een kunstwerk op de proppen komt dat lijkt op een getrouwe kopie: de Bing of the Ferro Lustro, in 2003 geperfectioneerd tot de Bing II., die iets weg heeft van een halve Vliegende Bol. Wie weet wat brengt de toekomst nog?

Maar als Jef Nys Panamarenko heeft beïnvloed, dan kan men evengoed het omgekeerde hard maken. In 1967 pakte Panamarenko uit met zijn eerste Prova Car, een ontwerp waaraan hij zou blijven sleutelen tot 1994. Is het toeval dat Jef Nys enkele jaren na de eerste Prova Car op de proppen komt met zijn Grasmobiel (1974), een concept dat hij op het laatste prentje van het album perfectioneert tot een futuristisch aandoende auto die een opvallende gelijkenis vertoont met Panamarenko’s prototype?

In 1981 in het album De Sidderplanten, laat Nys een soortgelijk voertuig aandrijven door elektriciteit opwekkende planten. Eenzelfde spel met het modieuze thema alternatieve energievormen voor auto’s vinden we bij Panamarenko in zijn Thermo Photovoltaic Energy Converter van 2001.

Een nog duidelijker voorbeeld van wederzijdse beïnvloeding/competitie begint eveneens in 1967, wanneer Panamarenko zijn Walvis presenteert. Jef Nys moet erg onder de indruk geweest zijn van dit werk en combineerde het met het thema futuristische vervoermiddelen, waarover hij en Panamarenko al sinds vijf jaar in hun werk dialogeerden. Zo ontstond in 1972 de beroemde Plastieken Walvis. Jaren later zou Panamarenko de handschoen opnemen in zijn poging een duikboot te bouwen om ermee naar Spitsbergen te varen: de Panama Novaya Zemblaya uit 1996, die qua vormgeving alweer veel reminiscenties oproept aan de blauwe duikboot van professor Gobelijn.

Ironisch is hoe Jef Nys hier een beeld van Panamarenko een extra injectie Panamarenko geeft (van dode Walvis naar Walvisduikboot), en hoe Panamarenko daardoor wordt geprikkeld om nog een stap verder te gaan.

Het is duidelijk dat beide artiesten elkaar ook op latere leeftijd blijven volgen en beïnvloeden. Zo zien we op de kaft van het vorig jaar verschenen Jommeke-album Het brein van Gobelijn een man wegvliegen met behulp van een soort aandrijfraket in de vorm van een rugzak. Het is meer dan waarschijnlijk dat Jef Nys zich voor deze vondst liet inspireren door Panamarenko’s ‘Mock up’ uit 1985, een vrijwel identiek apparaat. Op diezelfde kaft zien we overigens nog twee andere erg Panamarenko-achtige bouwsels afgebeeld. Misschien hints van Jef Nys, uitdagingen aan zijn imitator/aemulator/sparring partner om met iets soortgelijks op de proppen te komen? Een frappanter voorbeeld van een artistieke dialoog is moeilijk te vinden.

Ook van vorig jaar dateert Panamarenko’s robot met gelede benen getiteld ‘Arlikoop’. Kenners van Jommeke denken onmiddellijk aan de man met harmonicabenen en zijn ‘neef’ met de harmonica-armen uit het album Het verkeerde land uit 1965. Of hoe een beeld bijna veertig jaar nadat het voor het eerst wordt gezien nog invloed kan hebben op het ontvankelijke brein van een kunstenaar. Markant is hierbij dat Panamarenko niet alleen het idee van Jef Nys gebruikt, maar zijn robot ook eigenhandig is gaan neerzetten op de magnetische noordpool, net zoals Jef Nys’ verkeerde land, een wereld waar de ‘normale’ mens niet thuis is. Met sterk aan elkaar verwante beelden maar toch elk op hun terrein en perfect op het niveau van hun respectieve doelpublieken, geven beide artiesten zo een heel eigen, frisse invulling aan het aloude thema van de vervreemding.

Kortom, wie even de moeite neemt om het werk van Panamarenko en Jef Nys te vergelijken, kan niet anders dan getroffen worden door de opvallende parallellen. Wat Panamarenko doet voor ‘volwassenen’, – onze inwendige ‘kleine professor’ aan het dromen brengen – doet Jef Nys voor ‘kinderen’. Maar is een verschillend doelpubliek geen al te futiel argument om de ene een internationaal gewaardeerd kunstenaar te noemen en de andere ‘maar’ een striptekenaar?

Meer nog: het is juist de ‘negende kunst’ van Jef Nys die de essentie uitmaakt van de ‘kunst’ van Panamarenko. Dat Panamarenko zijn ontwerpen materieel verwezenlijkt, onderscheidt hem dan wel van al die andere jongetjes die ooit gefascineerd naar Jommeke’s rijdende emmer hebben gestaard, maar het is niet wat hem tot kunstenaar maakt. Het bouwen van een vliegtuig kan men aan gewone ambachtslui toevertrouwen; daar is geen artistieke inspiratie voor nodig. Net als bij een architect is het het idee, vastgelegd in een ontwerp, dat de kunstenaar maakt. De kunstwerken van Panamarenko beginnen niet alleen als een schets, een prent, een diagram: nee, de tekening – het terrein van Jef Nys – de blauwdruk is het kunstwerk.

Overigens blijft Jef Nys, in een bizar soort artistieke competitie met zijn zielsverwant, voortdurend aan zijn ‘ontwerpen’ sleutelen. Zie bijvoorbeeld de parallel tussen Panamarenko’s steeds meer geperfectioneerde vliegtuigen en de evolutie van professor Gobelijns Vliegende Bol.

Is deze ‘artistieke symbiose’ tussen beiden dan niet het ultieme argument om de schotten tussen de zogenaamde negende kunst en de acht andere eindelijk weg te halen en de strip – en die van Jef Nys in het bijzonder – eindelijk te erkennen als volwaardige kunst? Tenzij men het werk van Panamarenko voortaan wil bestempelen als ‘kinderspel’…

Door Stefan van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content