In zijn biografie toont Graham Robb aan dat Rimbaud niet zomaar een jonge dichter-dronkelap was, maar iemand die de vinger aan de pols van zijn tijd hield.

Graham Robb, ‘Rimbaud, de biografie’, Bert Bakker, Amsterdam, 457 blz., euro 24,95.

‘Een engelachtige geest die zeker verlicht was door een hemels licht’, zo typeerde Paul Claudel het literaire wonderkind Arthur Rimbaud (1854-1891). Dat zal dan wel het spookachtige schijnsel van een straatlantaarn in een te mijden steegje geweest zijn, want Rimbaud was nu niet meteen wat je een lichtend voorbeeld voor de mensheid zou kunnen noemen.

De Franse zwerver en rebel valt moeilijk te evenaren: tussen zijn zestiende en twintigste schreef hij zijn belangrijkste werk, keerde dan zijn rug naar het Parijse literaire wereldje, verdween in een avontuurlijk, thuisloos bestaan en stierf, toen hij amper 37 jaar was, in doffe ellende. Niet bepaald een spaarlamp die zuinig was op zichzelf en de anderen.

Ieder zijn eigen Rimbaud, trouwens. Over Jim Morrisson wordt wel eens gefluisterd dat hij zijn dood in Parijs alleen maar geënsceneerd heeft en in stilte aan de fans is ontsnapt naar Ethiopië, in de voetsporen van Rimbaud. En zou de Franse wonderdichter zelf wel…?

In elk geval heeft Graham Robb hem met zijn biografie op een vakkundige manier gereanimeerd. Het is zijn grote verdienste dat hij Rimbaud eindelijk volwassen heeft laten worden en weggerukt heeft uit het paralyserende schijnsel van de puberale bewondering: de meeste biografen drukken in hun levensbeschrijving, na de laatste blijken van Rimbauds dichterschap lustig op de page-downtoets, richting sterfbed. Geef toe: het is natuurlijk merkwaardig. Als je ziet wat die jonge kerel schijnbaar achteloos op piepjonge leeftijd uit zijn mouw schudde: Une saison en enfer alleen al, ons twee jaar geleden in een erg verhelderende vertaling van Paul Claes cadeau gedaan. Het is de enige bundel die Rimbaud voltooid en gepubliceerd heeft.

Hij schreef Une saison en enfer als negentienjarige, tijdens een eenzame zomer op de hoeve van zijn moeders familie in Roche. ‘Schaduwmond’ noemde hij zijn moeder. Met haar grote mond en van chagrijn stijf opeengeperste lippen, wierp ze vanuit Charleville een bedreigende schaduw over hem die hem ver en lang zou blijven achtervolgen. Het zal zijn vrouwbeeld niet veel goeds gedaan hebben. Wat een meerstemmigheid in die gedichten! Paul Claes schreef het al in de inleiding bij zijn vertaling en Robb bevestigt het in zijn biografie: Une saison en enfer en bij uitbreiding zijn hele poëtische productie zijn niet alleen de verwerking van een zoektocht naar de identiteit, maar ook een ondermijning van alle klassieke maatschappelijke waarden.

NORMEN EN WAARDEN

En Rimbaud, is dat ook niet die van de uitspraak: ‘Je est un autre’? Het is de puber die beseft dat er een kloof bestaat tussen wie hij is en wat hij denkt, tussen taal en werkelijkheid, zoals Robb aantoont. Rimbaud had geen vertrouwen in de moraal, de cultuur en de religie waarmee hij was grootgebracht. Veel hoop op redding had hij zelfs op die jonge leeftijd al niet. Door zijn poëzie in de maatschappelijke context van die tijd in te bedden, maakt Robb de poète maudit sowieso al, en terecht, vroegtijdig volwassen. Rimbaud was niet zomaar de jonge dichter-dronkelap die in de Parijse kroegen rondvertelde dat hij ontmaagd was door een hond, maar iemand die de vinger aan de pols van zijn tijd hield.

In het verlengde daarvan geeft Robb een elegante verklaring voor het plotse dichterlijke zwijgen van Rimbaud: hij wou via zijn gedichten communiceren door alle normen en waarden op de helling te zetten, hij wou gehoor vinden voor zijn vernieuwende aanpak bij de Parnassiens, een Franse conservatieve dichtersbent, én bij de oudere dichter Paul Verlaine. En die was eigenlijk de enige bij wie de boodschap aankwam, zo intens zelfs dat hij halsoverkop verliefd werd op de duivelse engel met de blauwe ogen. Rimbaud was ontgoocheld over de verdere respons en pakte, samen met Verlaine, zijn biezen. Ook de verhouding met Verlaine, gedrenkt in alcohol, zou trouwens slecht aflopen met een, gelukkig niet fataal, pistoolschot in Brussel.

Maar Robb toont ons dat het Rimbaud, zeker als handelsagent in Aden en als handelaar en wapensmokkelaar in Abessinië, wel degelijk voor de wind ging na zijn permanente dichterlijke winterstop. Rimbaud maakte van zijn hele leven zijn eigen werkelijkheid. Als hij met zijn gedichten de bestaande werkelijkheid niet kon veranderen, moest ze maar door een eigen versie vervangen worden. Hij bleef er zijn hele leven voor op de dool, als een Einzelgänger, die god noch gebod kende, ook als berekende zakenman, maar iemand die ook behoefte had aan geborgenheid en op zoek was naar een vaderfiguur, die hij na het vroege vertrek van zijn vader uit het gezin node had moeten missen. Zo’n menselijke figuur krijgen we dankzij dit voortreffelijke boek van Robb te zien, maar Rimbaud blijft tegelijk terecht in een licht dat een schaduwkant vertoont.

Paul Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content