Al-Jazeera, de enige onafhankelijke Arabische nieuwszender, krijgt sinds elf september geregeld de kritiek een spreekbuis voor Bin Laden en het Arabische nationalisme te zijn. Onzin, vindt hoofdredacteur Ibrahim Helal: ‘Wij willen samen met westerse media vechten voor pluralistische en onafhankelijke berichtgeving.’

De oorlog tegen terrorisme werd niet alleen op de zanderige vlakten van Afghanistan uitgevochten. In oktober 2001 gingen de grootste vijf Amerikaanse networks – CNN, NBC, ABC, CBS en Fox News Channel – akkoord met een eis van Bush’ veiligheidsadviseur, Condoleezza Rice. Ze zouden geen livebeelden meer overnemen van Al-Jazeera (het eiland), zeker niet als het ging om de oekazes van Osama Bin Laden of andere al-Qaedaleden. Die konden immers gecodeerde boodschappen bevatten. ‘We doen alles wat onze patriottische plicht is’, zei Rupert Murdoch, eigenaar van Fox.

De Amerikaanse regering wilde ook de propagandaoorlog winnen en haar standpunt duidelijk maken aan de Arabische intellectuele elite. Die kijkt ook naar de in Qatar gevestigde nieuwszender. President George W. Bush, minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, adviseur Rice, voormalig VS-ambassadeur in Syrië Christopher Ross (in vloeiend Arabisch), allemaal kregen ze de kans via Al-Jazeera miljoenen moslims van hun gelijk te overtuigen.

Ibrahim Helal, die in juli 2001 aantrad als hoofdredacteur en daarvoor onder meer bij de Egyptische tv en de BBC Worldservice werkte, heeft nog andere argumenten om aan te tonen dat zijn zender géén spreekbuis van de Taliban is: ‘Al-Jazeera heeft 11 september altijd eenterroristische aanval genoemd. Overigens is eenderde van ons personeel vrouw. En er werken verschillende christelijke presentatoren en redacteuren uit vele Arabische landen.’ Helal vindt dat Al-Jazeera in zijn berichtgeving professioneler heeft gehandeld dan veel westerse media. Hij houdt een vurig pleidooi voor het bestaansrecht, ja de noodzaak van ‘zijn’ zender. ‘Wij stelden bijvoorbeeld vragen die Amerikaanse networks niet stelden. Zoals: Wat is er gebeurd met de zwarte dozen uit de gecrashte vliegtuigen? Welke informatie leverde dat op?’

Niet iedereen is evenwel overtuigd van de objectieve berichtgeving van Al-Jazeera. In een vernietigend stuk in The New York Times van 18 november schreef Fouad Ajami, professor Midden-Oosten-studies aan de John-Hopkinsuniversiteit, dat Al-Jazeera weliswaar onafhankelijk is, maar tegelijkertijd ook ‘ontvlambaar’. Ajami bespeurt een agressief anti-Amerikanisme en anti-zionisme. Met name in de uiterst populaire talkshows, maar ook in de nieuwsprogramma’s. Vooraanstaande Israëlische politici als Barak en Peres worden weliswaar aan het woord gelaten, maar er zijn ook reportages met anti-zionistische ondertoon, schrijft Ajami. Amerikanen mogen hun zegje doen, maar tussen de berichtgeving over Afghanistan door werd een verheerlijkende documentaire uitgezonden over de laatste strijd van Che Guevara tegen de CIA. De impliciete parallel werd door de Arabische kijkers begrepen: de koene ridder van de Arabische wereld die op zijn beurt door de CIA wordt opgejaagd, heet Osama Bin Laden.

Hoofdredacteur Helal geeft toe dat zijn correspondent in Kabul onder forse druk van de Taliban stond. ‘Dat betekent een zekere beperking. Maar we bieden onze kijkers liever een venster op bepaalde delen van de wereld. Liever 60 tot 70 procent objectief zijn dan er helemaal niet zijn. Overigens, in elke oorlog kent de vrijheid om te berichten haar beperkingen.’

Al-Jazeera heeft al een lange mars door de woestijn afgelegd, stelt Helal. En: ‘We hebben nog een lange weg te gaan om voor honderd procent objectief te kunnen berichten. Zes jaar geleden was ik een van de Arabische journalisten die de BBC moesten verlaten omdat de Arabische afdeling gesloten werd.’ Een samenwerkingsverband tussen de BBC en het Saudische Orbit Communications om een Arabische televisiezender te beginnen, mislukte. De reden: de BBC eiste redactionele onafhankelijkheid.

EEN ARABISCHE BBC

In Qatar waaide sinds de paleisrevolutie van de kroonprins Sheik Hamad bin Khalifa al-Thani in 1996 een andere wind. Hij wilde andere Arabische leiders de ogen uitsteken door een onafhankelijke televisiezender te financieren (met een lening van 140 miljoen dollar in 1996). De meeste Arabische media, zeggen kenners, blinken uit in oersaaie reportages over elke scheet die hun leiders laten en beheersen één discipline als geen ander: zelfcensuur. Een aantal werkloze Arabische journalisten grepen de kans die de nieuwe leider van Qatar hen bood met beide handen aan.

Helal: ‘Toen zijn we met Al-Jazeera begonnen. We waren toen en zijn nu nog steeds uniek in het Arabische medialandschap. Er is nog steeds geen andere tv-zender die zich bijna uitsluitend richt op nieuws, een Arabisch publiek bedient, visies uit dat deel van de wereld wil reflecteren én dat alles onafhankelijk en objectief probeert te doen.’

Helal beseft als geen ander dat de droom ‘een Arabische BBC te zijn’ nog niet verwezenlijkt is: ‘Wij willen samen met westerse media vechten voor pluralistische en onafhankelijke berichtgeving. De VS vertegenwoordigen 75 procent van de machtigste media. Plots werd een oorlog tegen het terrorisme afgekondigd en dat werd haast gelijkgesteld met de islam, een soort gezichtsloze vijand. Anderhalf miljard moslims voelden zich in feite geviseerd en dat plaatste Al-Jazeera in een bijzonder moeilijke positie.’

Fouad Ajami wijst in zijn stuk in The New York Times op die licht schizofrene situatie: midden in een talkshow waarin door verschillende gasten de lof wordt gezongen over Bin Laden, volgt een reclameblok, met onder meer een spot voor een bekend parfum. Een wulpse vrouw kruipt daarin richting half ontblote man. ‘Ik denk aan de jonge Arabische mannen in Arabisch-islamitische steden die dit zien. In de cultuur waar deze commercial werd gemaakt, is het niets ongebruikelijks. Maar deze reclamespot insinueerde westerse vrijheden, het soort van vrijheden dat de beknotte jongeren in de islamitische wereld niet hebben’.

Probeert de overheid in Qatar dan nooit de berichtgeving te beïnvloeden, al dan niet onder druk van bevriende Arabische staatshoofden? ‘Nee’ zegt Helal resoluut. ‘Ze beseffen goed dat als ze ons proberen te gebruiken, ze meteen ook hun prestige in het Westen kwijt zijn. Men gaat vooral pragmatisch met Al-Jazeera om.’

Niet zonder trots vertelt Helal dat zijn zender dit jaar voor het eerst ook financieel onafhankelijk wordt mede dankzij een contract met, jawel, een Amerikaans bedrijf dat de uitzendingen in het Engels zal vertalen: ‘Dankzij dit contract, abonnees, reclame, het verhuren van materieel en verkopen van beelden aan westerse zenders, kunnen we ons jaarbudget van 35 miljoen dollar zelf invullen.’

‘Echt van belang’, besluit Helal ‘is dat we een voorbeeldfunctie in de regio hebben. We hebben het mediaklimaat in Arabische landen al een klein beetje kunnen openbreken. Dat vind ik als journalist vele malen belangrijker dan het succes van mijn zender. Een open discussie tussen verschillende werelden is van belang, opdat we zullen inzien dat we uiteindelijk echt maar één wereld hebben, waarin iedereen moet kunnen leven.’

Hans van Scharen

Helal vindt dat Al-Jazeera ’s berichtgeving professioneler was dan die van vele westerse media.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content