Vice-premier Johan Vande Lanotte wil de kabinetschef van de koning naar huis. Die maakt al 16 jaar onafgebroken het mooie weer op het paleis. Een portret van Jacques van Ypersele de Strihou, de machtigste dienaar van het land.

Er zijn ooit tijden geweest waarin de vroegere premier Wilfried Martens zelfgenoegzaam op zijn economisch en monetair curriculum terugkeek. Hij vertelde dan – wij zijn nu even begin jaren tachtig – met veel verve een Amerikaans avontuur waarin hij zelf de hoofdrol speelde.

Het deed zich voor in Washington en de essentie bestond erin dat Martens bij het ochtendgloren, even ingenieus als James Bond aan zijn Amerikaanse lijfwachten ontsnapte, door een achterdeur Blair House verliet en een eindje verder in het grootste geheim de nakende devaluatie van de Belgische frank ging bedisselen met IMF-topman Jacques de Larosière. Toen Martens over de ietwat troosteloze binnenkoer en langs de vuilnisbakken van het officiële gastenverblijf van de Amerikaanse regering schuifelde, sleepte hij wel één man mee: Jacques van Ypersele de Strihou, zijn kabinetschef die de devaluatie echt voorbereidde ook al omdat zo’n moeilijke materie net iets te hoog gegrepen was voor zijn baas.

Martens’ vertrouweling had er toen al een halve carrière opzitten. De bodem daarvan legde de francofone maar perfect tweetalige PSC’er aan het Brusselse Sint-Michielscollege – dat zijn jezuïeten – en aan de universiteit van Leuven waar hij rechten studeerde. Daarna trok hij enkele maanden als assistent naar de Lovania-universiteit in Kinshasa maar brak een prille academische carrière snel weer af. Van Ypersele schreef zich aan de UCL in voor een licentie economie. Met een NAVO-beurs specialiseerde hij zich dan verder in Yale. Daar vond hij IMF-topman Robert Triffin en deze Amerikaanse Belg hielp hem in Washington meteen aan een baan bij het Fonds. Van Ypersele maakte er dankzij de juiste papieren en een uitstekende pedigree – zijn familie bestaat langer dan dit land – een blitzcarrière. Hij verhuisde van de Europese naar de Aziatische afdeling en zat einde jaren zestig als speciaal IMF-gezant in Jakarta.

EEN SINISTER SPOOK

Hij ging na twee jaar niet – zoals gepland – terug naar Washington, maar stapte langs de voordeur de groep-Empain binnen, een conglomeraat waar zijn familieleden al decennia de directiekamers bemanden. Minister van Financiën André Vlerick haalde hem in 1972 uit de privé-sector en naar zijn kabinet. Van Ypersele zal als cabinetard de daaropvolgende jaren een merkwaardig parcours neerzetten. Na Vlerick stapt hij over naar de liberaal Willy De Clercq die wel een prijs voor zijn nieuwe medewerker betaalt: hij moet Van Ypersele via een uitzonderingsprocedure laten benoemen tot inspecteur-generaal van de Schatkist. De technocraat en muntexpert ziet de komende jaren de ministers komen en gaan, hij overleeft ze allemaal probleemloos. Na De Clercq werkt hij bij Gaston Geens, dan voor de premiers Leo Tindemans en Martens, eventjes bij Robert Vandeputte (Financiën) en opnieuw voor Wilfried Martens.

Die hele periode van 1972 tot 1983 slijt Van Ypersele niet alleen zijn dagen op kabinetten. Hij doceert ook nog economie aan de UCL annex het Brusselse ICHEC en houdt in internationale monetaire kringen zijn stoeltje warm. Zo handelt hij opdrachten voor zijn ministers af binnen het IMF en de Wereldbank. De hoogleraar zit werkgroepen voor van zowel de OESO als van wat toen nog de Europese Gemeenschap heette. Vanaf midden jaren zeventig manifesteert hij zich als één van de meest fervente voorvechters van een monetair eengemaakt Europa. Later ook als een tegenstander van te grote overheidstekorten – hij liet de begrotingen onder Martens anders aardig uit de hand lopen – of een pleitbezorger van een Big Bang voor de Brusselse beurs.

In 1983 verhuist Van Ypersele naar het paleis als kabinetschef van wijlen koning Boudewijn. Ter informatie: de grootmaarschalk geldt officieel als primus inter pares tussen het paleispersoneel. Die coördineert en organiseert met zijn diensten alle openbare activiteiten van de koninklijke familie. Het kabinet adviseert daarentegen de vorst over alles wat van ver of dichtbij met politiek te maken heeft. Daarom dat een sterke kabinetschef – niemand durft ook maar twijfelen aan het gewicht of de invloed van Jacques van Ypersele de Strihou – ten paleize meestal het mooie weer maakt.

Daarbij gaat het niet altijd om louter politieke dossiers. Zo zagen insiders indertijd de hand van de kabinetschef in het koninklijk verzet tegen bijvoorbeeld de afbouw van Sabena. Veel later ging het paleis zich bemoeien met het touwtrekken rond de Generale Bank. Albert II nodigde toen op voorstel van van Ypersele Fortis-voorzitter Maurice Lippens uit op de koffie. Het Hof probeerde, zo bleek onlangs uit een boek van twee journalisten, de bestuurders van Generale Bank en leden van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen te overhalen om voor het Fortis-bod en tegen dat van concurrent ABN Amro te kiezen. Het resultaat: Fortis (de ASLK) ging scheep met de Generale Bank en Lippens mocht zich even later graaf noemen.

Ook de puur politieke zetten van van Ypersele, die de koning elke morgen trouw om negen uur brieft, mogen er zijn. Hij was het die Boudewijn stuurde in zijn kwalijk abortusavontuur en daarmee de grootste constitutionele crisis sinds de Koningskwestie uitlokte. Van Ypersele zette in 1991 ook heel snel Guy Verhofstadt op weg om een paarse coalitie te vormen. Dat gebeurde veel te vroeg zodat de jonge kandidaat-premier wel moest mislukken. Dat soort politieke ingrepen – sommigen noemen het kuiperijen – leverde Van Ypersele niet alleen vrienden op.

Zo beschreef de rancuneuze, voormalige grootmaarschalk Herman Liebaers de kabinetschef ooit als een intrigant, een soort sinister spook dat op het paleis rondwaart. In een gesprek met De Morgen zei Liebaers in 1991 letterlijk: “Er zit een slechte geest daar. Van Ypersele de Strihou speelt een politieke rol die zich zal wreken op de koning. Absoluut. Hij heeft de koning geïsoleerd. Enfin als ge ‘koning’ zegt, moet ge ‘Van Ypersele’ zeggen.” De koning van Liebaers liet ook ooit de Vlaamse minister-president Luc Van den Brande (CVP) door het hof kapittelen. Dat gebeurde nadat Van den Brande zijn warrige ideeën over een confederale staat ten beste had gegeven. De minister-president vergat de bolwassing niet en peperde het Van Ypersele vijf jaar later nog eens in. In een gesprek met De Standaard kakelde Van den Brande, die nooit wist wanneer hij in iemand zijn meerdere moest erkennen: “Als sommige Van Yperseles en anderen in dit land vanwege invloeden zonder constitutioneel en democratisch draagvlak zich tegen een nieuwe staatshervorming verzetten, kan ik me indenken dat zo’n hervorming moeilijk wordt. Ik zeg wat ik zeg: de volgende hervorming is onafwendbaar, ook als daartegen verzet rijst uit hoeken die door hun kamertjespolitiek een ondemocratische rol spelen.” Had Van den Brande nu echt verwacht dat het hof als emanatie van het Belgische unitarisme met hem zou optrekken voor méér Vlaanderen? Van Ypersele, in de omgang naar verluidt een aimabel en in elk geval een discreet man, gaf na de sneer geen krimp.

DE OLIFANTEN MOETEN VERDWIJNEN

Dat Jacques van Ypersele de Strihou het nu al 16 jaar uitzingt als kabinetschef, blijft merkwaardig. Zijn vertrek is al herhaaldelijk, bijna tot vervelens toe aangekondigd. In 1984 werd hij tot directeur-generaal van de Schatkist benoemd – officieel is Van Ypersele tot op de dag van vandaag ambtenaar – en meteen gold hij als gedoodverfde opvolger van de toenmalige baas van de Nationale Bank, Jean Godeaux. Later zou hij Fons Verplaetse in datzelfde huis gaan vervangen en einde 1992 was hij volgens goed ingelichte bronnen al bijna vertrokken naar het Europees Monetair Instituut. De kabinetschef bleef waar hij zat: op het paleis. Na het overlijden van Boudewijn koos hij – misschien na licht aandringen van Albert II – voor continuïteit in het politieke beleid van het hof. En wie kon dat beter dan Jacques van Ypersele de Strihou garanderen?

De recente oprisping van vice-premier Johan Vande Lanotte (SP) die vindt dat de continuïteit nu wel iets te lang duurt, vormt zeker geen lapsus. De paars-groene coalitie is ook onder druk van de PRL druk bezig olifanten van CVP- en PSC-signatuur uit het vorige regime op te ruimen. Ongeacht of die op sleutelposten in de administratie, in overheidsbedrijven of dus aan het hof zitten. Van Ypersele behoort tot die dinosaurussen en het feit dat hij als vooraanstaand lid van de charismatische beweging nog altijd kan drukken op ’s lands politiek, maakt hem tot belangrijke schietschijf.

Bovendien heeft Vande Lanotte nog een heel particuliere reden om de kabinetschef van zijn voetstuk te halen. In 1996 zette Albert II Vande Lanotte als minister van Binnenlandse Zaken om zijn asielbeleid vlakaf in de wind. SP-voorzitter Louis Tobback sprong toen in de bres, maar het kwaad was geschied. Vande Lanotte kan men nu van alles verwijten maar niet dat hij geen geheugen zou hebben.

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content