Tot medio november was het Concertgebouw in Brugge nog in handen van Brugge 2002, culturele hoofdstad. Vanaf 7 januari moet het op eigen vleugels.

Concerten in het Concertgebouw dit seizoen:

11 januari ‘Pole’ van Karlheinz Stokhausen. In samenwerking met elektronicakunstenaar Eavesdropper.

16 maart ‘Notturno’ Concerto voor cello en orkest van Helmut Lachenmann en ‘Von Hinter dem Schmerz’ voor cello solo van Richard Barrett.

31 mei ‘Britten’ marathon (Arne Deforce speelt twee creaties voor cello en ‘live-electronics’).

info: Concertgebouw Brugge. tel. 050-47 69 99. www.concertgebouw.be

Arne Deforce: http:/users. pandora. be/arne. deforce

Het is geen evidentie om een groot gebouw, dat om een ambitieuze en intensieve programmering vraagt, artistiek te vullen. Het gebouw is neergezet in een totnogtoe veeleer conservatieve omgeving. Maar artistiek directeur Lieven Bertels trekt de kaart van het risico. Naast een keuze voor zekere waarden als Vladimir Ashkenazy of Jos van Immerseel, gaat hij ook met minder vanzelfsprekende namen in zee. Zo heeft hij de relatief jonge cellist Arne Deforce (°1962) een reeks toevertrouwd die over twee seizoenen loopt.

Deforce begon zijn carrière bij het avant-garde-ensemble Champ d’action. Nu wordt hij tot de beste cellisten voor hedendaagse muziek gerekend. Componisten met naam en faam schrijven werk voor hem. Hij speelt publiekelijk uitsluitend muziek van na de Eerste Wereldoorlog. Niet direct muziek die grote massa’s muziekliefhebbers zal mobiliseren. Ten onrechte, want de krachten die Deforce op artistiek gebied kan vrijmaken, werken verrassend. Samen op reis gaan naar onbekende gebieden, naar creativiteit, naar nieuwe energieën kan verfrissend werken. Dat het werkt, bewees hij onlangs nog met een concert in de Handelsbeurs in Gent. Een goedgevulde zaal bleef muisstil luisteren naar die toch niet zo gemakkelijke muziek.

Hoe slaagt u daarin?

ARNE DEFORCE: Je moet de werken wel heel goed uitkiezen, om een spirituele link te leggen. Je zou zelfs in dat hedendaagse kader Beethoven kunnen spelen en die zou bij die aanpak nog winnen ook. Omdat je dan plotseling ontdekt dat Beethoven ook vóór was op zijn tijd. Pierre Boulez heeft ooit gezegd dat je de hedendaagse werken klassiek moet spelen en de klassieke werken op een hedendaagse manier. Wat ik met mijn concerten wil aantonen, is dat de muziek uit de twintigste eeuw niet allemaal even nieuw is. Dat die muziek geen wereldvreemd ding is. En vooral dat die muziek, muziek is die in het leven staat!

Met oude muziek is dat niet anders, want Beethoven kan vandaag alleen maar functioneren als hij nog iets aan ons te vertellen heeft. Ook Bela Bartok of Alban Berg met zijn Wozzeck hebben iets te vertellen over het leven van vandaag. Mijn concerten trachten die grote verscheidenheid van hedendaagse muziek aan het licht te brengen. Ik laat meer dan één facet van die muziek horen.

U speelt zowat het hele gamma van de muziek van de twintigste eeuw. Bent u daar dan niet selectief in?

DEFORCE: Ik speel uiteraard alleen de dingen die me aanstaan, waar ik in geloof. Er zijn genoeg andere virtuozen die de muziek spelen, die ik niet speel. In de Handelsbeurs staat hedendaagse muziek, naast etnische muziek geprogrammeerd. Die combinatie is belangrijk. Ik kom misschien wel voort uit het modernistische denken over muziek, maar als kind van je tijd evolueer je toch mee met de tijd, met die interculturaliteit. De dingen kunnen naast mekaar bestaan.

Wat ik wel belangrijk vind, is dat je streeft naar een absolute intensiteit: tot een punt van verbranden. Daar blijft hedendaagse muziek een moment van kritiek op onze maatschappij, waar we zo door de media bespeeld worden. We blijven de kritische noot. Hedendaagse muziek kan waarachtig zijn, kan ook rijkdom aan expressies hebben, veel emoties in zich dragen. Dit lijken wel grote woorden… Ik ben blijkbaar toch een romanticus. Mijn expressiedrang is heel groot. Voor mij zijn de technische en analytische kanten van de muziek heel belangrijk. Ik kan genieten van het visuele aspect van de muziek van bijvoorbeeld Brian Ferneyhough. Het auditieve resultaat is een ander aspect. Maar wat ik het belangrijkste vind, is de communicatie met het publiek.

Heeft de hedendaagse muziek dan een boodschap? Kan ze een oplossing bieden?

DEFORCE: Dat is hoogst individueel. Men zegt dikwijls dat hedendaagse muziek de mogelijkheid biedt om te bestaan in deze wereld. Dat heeft niks met filosofie te maken. Muziek kan ons wel helpen. Sentimentele muziek kan ons in het dagelijkse leven al een gevoel van genot leveren. Een gevoel van thuiskomen, van plezier. Hedendaagse muziek gaat verder dan dat. Je moet dat ruimer zien, want muziek is zonder woorden. Muziek begint waar het woord eindigt. Het vreemde is dat we wel aan woorden gekluisterd zijn om over muziek te praten.

Dat is de paradox waarin ik zelf altijd verval als ik over muziek wil praten. Dan tracht ik dat op een poëtische, metaforische, analytische, noem maar op, manier uit te drukken. Toch komt het niet in de buurt van de muziek zelf. Die woorden kunnen hoogstens een wegwijzer zijn. Een concert kan, beter dan het herontdekken van de vaste waarden, het ontdekken van nieuwe mogelijkheden zijn. Het is niet alleen het openen van het oor, maar ook het openen van het denken. Dat lijkt een intellectueel discours, maar zo ver wil ik niet gaan. Muziek is een heel fysieke en heel directe taal, waar het beleven, waar de expressie zeer belangrijk is.

Betekent dit dat de muziek van vóór de twintigste eeuw voor u niet zo interessant is?

DEFORCE: Ik geef ook muziekgeschiedenisles en ik tracht vooral de mensen hun oude oren af te nemen en hen nieuwe te geven. In die zin: luisteren naar Monteverdi en trachten om alles wat er na komt te vergeten. Dat ze horen hoe modern die muziek van Monteverdi toen was. En in zekere mate nu nog altijd is. Je mag die muziek niet degraderen tot consumentenmuziek, alleen om het puur esthetische genot. Want er valt zoveel méér te beleven dan het esthetische plezier. Dat is het probleem met de muziekcultuur. Muziek is meestal een tijdverdrijf. Een gezellig avondje uit. Maar als je het echt beleeft, ga je die andere waarden opzoeken die voorbijgaan aan het esthetische. Het intellectuele verdiept alleen maar de ervaring.

Vreemd dat u dan bijvoorbeeld nooit romantische muziek voor een publiek speelt.

DEFORCE: Je moest eens weten hoe erg ik van het repertoire hou. Alleen is het misschien niet mijn ding om het via mijn instrument te gaan verklanken. Ik voel mij het best in het hedendaagse repertoire. Dat is mijn taal. Tijdens de conservatoriumopleiding word je met alle klassieken geconfronteerd. En keer op keer merk ik dat de taal die ik spreek en begrijp, de muziek van onze tijd is. Dat is ook visueel. Ik schilder ook een beetje. Het plastisch omgaan met kleuren, met texturen, met energie, met intensiteit op het doek.

Waar voelt u zich dan het meest creatief: als schilder of als reproducerend musicus?

DEFORCE: In muziek. In de hedendaagse muziek betekent het engagement van de musicus bijna hetzelfde als co-auteur zijn. Als je een John Cage, een Iannis Xenakis of een John Barrett speelt, dan stuit je op dingen die quasi onmogelijk uit te voeren zijn, als je de partituur op een traditionele manier leest. De uitvoerder moet als het ware mee de beslissingen nemen, hoe het zal gaan klinken. Dan word je medecomponist. Er ontstaat dan een dialoog met de partituur.

Wat er klinkt als je een werk van Barrett speelt bijvoorbeeld, zal bij elke uitvoering door verschillende uitvoerders helemaal anders zijn. Barrett zegt dat op die manier iedere uitvoering uniek wordt. Je zit niet meer met het ‘opus finitum’-idee. Maar er komen telkens andere realisaties, van andere cellisten. Waarover de componist al dan niet enthousiast zal kunnen zijn. Het improvisatieaspect wordt almaar belangrijker. De paradox is dat die partituur van Barrett overdeterministisch gestructureerd lijkt. Letterlijk alles is voorgeschreven. Op het eerste gezicht lijkt het vreselijk autoritair, maar dat is het niet.

Een partituur is slechts een interface. Iets wat in het hoofd van de componist bestaat en wat reëel zal gaan klinken. Er bestaat misschien een verkeerde opvatting om per se de muziek te willen laten klinken zoals de componist ze heeft gehoord. Ik denk niet dat dit interessant is. Die boodschap heb ik ooit van de grote Casals geleerd. Als cellist word je om je oren geslagen met het grote voorbeeld Casals. Ik heb een prachtig filmpje gezien van hem op latere leeftijd. Daarin speelt hij een kwintet van Schubert. Op een bepaald moment speelt hij vals, maar met zodanige beleving, met zoveel diepte… Zelfs die valse noot is zodanig diep, zo authentiek, zo doorleefd dat ze niet meer vals is. Er kan altijd iets fout gaan, en als het fout gaat, moet het doorleefd zijn. Het wordt pas een excuus al je je schaamt voor je fout. Ja, dan gaat alles verkeerd. Het authentieke ligt erin om er voor 101 procent voor te gaan. Je moet de uitvoering drijven tot het punt waarop alles kan instorten. In die gevarenzone ligt de creativiteit.

Lukas Huybrechts

‘Er kan altijd iets fout gaan, en als het fout gaat, moet het doorleefd zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content