Het 11 juli-gevoel en de discussie rond het stemrecht voor EU-burgers: daar steekt de communautaire kwelduivel de kop weer op.

Europa moet zijn getal hebben, en dus moet premier Jean-Luc Dehaene (CVP) een tweederde meerderheid uit zijn hoed zien te toveren. Want het is aan hem om ervoor te zorgen dat EU-burgers bij de volgende gelegenheid ook kunnen deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen, en daarvoor moet artikel 8 van de grondwet worden gewijzigd. Ongelukkigerwijs liggen de kaarten daarvoor absoluut niet goed.

Om te beginnen heeft de premier – voor een keer – zijn moment niet kunnen kiezen. Het Europese Hof van Justitie in Luxemburg deed dat voor hem. De Europese rechters hadden namelijk de slechte smaak om België voor deze kwestie te veroordelen aan de vooravond van 11 juli, een moment waarop de communautaire gemoederen altijd enigszins opgewonden raken. En net die gemoederen houden de stemrechtkwestie nu al jarenlang geblokkeerd.

Maar belofte maakt schuld: België had er zich al met het Verdrag van Maastricht van 1991 toe verbonden om het stemrecht voor EU-burgers in zijn eigen wetgeving op te nemen. Dat had voor 1 januari 1996 het geval moeten zijn. Maar al snel rees daar in Vlaanderen bezwaar tegen. Al die EU-burgers, zo vreesden sommigen, zouden vast met zijn allen voor Franstalige partijen gaan stemmen, zowel in Brussel als in de Vlaamse rand daarrond, waardoor de Vlaamse posities in en rond de hoofdstad nog verder in het gedrang zouden komen.

Daaraan moest dus wat worden gedaan. In een motie schreef het Vlaams parlement (dat in deze nochtans niet bevoegd is) voor dat die EU-burgers aan een reeks extra voorwaarden zouden moeten voldoen, zoals een minimale verblijfsduur of belastingen betalen. Op zich zijn dat redelijke voorwaarden, maar ze klonken wat halfhartig, omdat ze eigenlijk iets anders beoogden: het aantal extra kiezers beperken.

In het algemeen heeft het officiële flamingantisme zich trouwens nog altijd niet verlost van een zekere smetvrees tegenover buitenlanders. Het zal ook wel geen toeval zijn dat de Bilzense burgemeester (en Vlaams parlementslid) Johan Sauwens (VU) vorige zondag een zeer officiële “Gulden Spoor voor Internationale Uitstraling” kreeg voor zijn “onthaalbeleid” tegenover vreemdelingen. In de praktijk houdt dat een juridisch betwiste inburgeringsplicht in, als voorwaarde voor inschrijving in het bevolkingsregister.

EXTRA FRANSTALIGE STEMMEN

In de stemrechtkwestie is het roer inmiddels omgegooid en is meer bepaald van de Vlaamse Rand veel minder sprake. Nu heet het, bijvoorbeeld bij monde van de Vlaamse minister Brigitte Grouwels (CVP) voor Brusselse Aangelegenheden, dat de Vlamingen garanties moeten krijgen voor een minimale vertegenwoordiging van de Vlamingen in de Brusselse instellingen, zowel op het vlak van de negentien gemeenten als op dat van het Hoofdstedelijke Gewest.

Want het gaat inderdaad niet goed met die Vlaamse aanwezigheid. Nu al wordt amper tien procent van de Brusselse gemeentelijke mandaten door Vlamingen opgenomen. Kiesrecht voor niet-Belgische medeburgers zou dat percentage nog verder doen afkalven. Zou, want uiteraard kan niemand het toekomstige kiesgedrag van deze EU-burgers voorspellen. Als deze buitenlanders hun kiesrecht tenminste ook daadwerkelijk gaan uitoefenen, want ook dat is ook nog lang niet zeker.

Daar komt nog iets anders bij. Bij de stemrechthervorming zou in één moeite door ook aan niet-EU-burgers (concreet: migranten) onder zekere voorwaarden de mogelijkheid worden gegeven om in hun gemeente aan het democratische proces deel te nemen. Vooral om de CVP te gerieven, zou dat gemeentelijk stemrecht pas na 2000 worden ingevoerd, zodat migranten in 2006 voor het eerst voor de gemeenteraad kunnen gaan stemmen. Rond dat principe leek een ruime consensus te zijn ontstaan. Maar het effect zou, zo wordt alweer gevreesd, in en rond Brussel analoog zijn: veel extra stemmen voor Franstalige partijen.

Het nettoresultaat van zoveel koudwatervrees is in alle geval dat artikel 8 van de grondwet nog altijd niet is aangepast. Even dacht premier Dehaene een achterpoortje te hebben gevonden om het stemrecht voor EU-burgers via een wetswijziging en dus met een gewone meerderheid te kunnen klaren. Maar daar maakte de Raad van State dan weer bezwaar tegen. Ondertussen raakte Europa’s geduld op. België is nu de enige lidstaat die nog geen werk heeft gemaakt van de zaak en het kreeg vorige dinsdag dus de veroordeling van het Europese Hof van Justitie in de bus. Vanuit Luxemburg bekeken komt absoluut geen schot in de zaak, zodat ook de verzachtende omstandigheid dat eraan gewerkt wordt, voor het Hof geen hout meer snijdt.

TUSSEN HAMER EN AAMBEELD

Nu kan een nieuwe fase in de procedure beginnen, die over een jaar of wat op een tweede veroordeling kan uitlopen. Dan is het voor het Hof ook mogelijk om België een dwangsom op te leggen, die kan oplopen tot de niet onnozele som van 7,5 miljoen frank per dag. Dat is allemaal heel kwalijk voor het imago van België, dat altijd de braafste in de Europese klas wil zijn. Nog nooit is immers een lidstaat tot zo’n dwangsom veroordeeld, al zijn er wel een tweetal zaken tegen andere landen hangende. Het beterde allemaal niet toen de Europese Commissie naar het einde van de week België andermaal voor het Hof van Justitie daagde, en wel omdat de regering de als concurrentievervalsing gebrandmerkte Maribel-steun aan bedrijven weigert terug te vorderen.

Zo raakte de premier geklemd tussen hamer en aambeeld: de hamer zijnde de Europese toorn, het aambeeld het Vlaamse njet. Het dilemma waar Dehaene voor staat, is dan ook niet gering. Van een groots nationaal project à la Octopus kan in alle geval geen sprake zijn. Daarvoor heeft de communautaire kwelduivel het dossier al te zeer vergiftigd.

De regering moet dus voor haar tweederde meerderheid steun gaan zoeken bij een grote oppositiepartij, dus bij de liberalen. Maar VLD-voorzitter Guy Verhofstadt stelde zich geheel op de flamingantische lijn: eerst garanties voor de Vlaamse minderheid in Brussel. De tijd dat hij als vice-premier een dossier als dat van Voeren als zijnde “niet mijn dossier” aan andere partijen overliet, ligt inderdaad al meer dan tien jaar achter de rug.

Zo belandde Dehaene bij de Franstalige liberalen. Pragmatisch en eager to please als hij is, toonde PRL-voorzitter Louis Michel zich zeer inschikkelijk, al bracht hij een paar eigen accenten aan: een soepeler naturalisatie, waardoor migranten makkelijker Belgisch staatsburger kunnen worden en dus automatisch het stemrecht krijgen, plus een regeling om ook de Belgen in het buitenland aan de verkiezingen te laten deelnemen. Allemaal geen halszaak. Behalve natuurlijk dat daarmee in het geheel niets is gezegd over de flamingantische eisen. Dat de reddende engel de PRL moet zijn – die, zoals bekend, een samenlevingscontract heeft gesloten met het gemakshalve als “Vlaamsvijandig” omschreven FDF -, zorgt ervoor dat het nu in de maak zijnde compromis op zijn minst de schijn tegen heeft en niet bepaald een schoonheidsprijs verdient.

Maar Dehaene verkeert dan ook in een weinig benijdenswaardige positie. Hij heeft nu eenmaal die bijzondere meerderheid nodig, en PRL-FDF kunnen hem die relatief goedkoop leveren. Als hij evenwel rekening houdt met de Vlaamse eisen, koppelt hij het stemrechtdossier aan een communautaire discussie over Brussel, wat om te beginnen al geen toonbeeld van Nieuwe Politieke Cultuur zou zijn. Bovendien zijn ook de Franstalige meerderheidspartijen, laat staan het FDF, absoluut niet geneigd om die eisen zonder slag of stoot te aanvaarden.

EEN BETER VLAANDEREN

Het laat zich bijgevolg dromen dat die Vlaamse eisen meteen op Franstalige tegeneisen zouden stuiten (omtrent de taalgrens of het statuut van de faciliteitengemeenten), die dan weer aan Vlaamse kant onmogelijk te verteren vallen. Kortom, op die manier dreigt het stemrecht te verzanden in een brede communautair discussie, en daar heeft niemand zin in. Als ze tenminste al zou kunnen worden afgerond voor het Luxemburgse gerechtshof met zijn dwangsom komt aanzetten. De kans is veel groter dat zo’n discussie kortweg het einde van de regering zou betekenen.

Traditioneel worden grote onderhandelingen over de staatshervorming trouwens nooit middenin een legislatuur gevoerd, wel tijdens gesprekken over de regeringsvorming. Dat heeft zijn nadelen, onder meer dat zo’n kabinetsformatie erdoor lang aansleept en elk communautaire akkoord er in een breder compromis verzopen raakt. Het voordeel ervan is dan weer dat een regering daarna wel degelijk aan het werk kan. Daarom wordt de volgende communautaire onderhandelingsronde pas na de volgende verkiezingen van 1999 verwacht.

De 11 juli-sfeer is een goed gesprek over een en ander niet ten goede gekomen. In de periode tussen de officiële Vlaamse feestdag en pakweg de IJzerbedevaart – traditioneel ook komkommertijd voor de media – ontbreekt het dan ook niet aan nummertjes allerlei. Twee Franstalige schepenen des lands lieten de bal niet liggen toen ze een open goal opmerkten, want daar was nog altijd het fel omstreden Vlaamse repressiedecreet. De Voerense stokebrand José Happart (PS) noemde, geheel ongehinderd door kennis van zaken, de leeuwenwimpel aan de muur van het Voerense gemeentehuis “de collaboratievlag”. Zoveel onzin illustreert wellicht vooral de politieke impasse waarin Happart zelf verkeert.

Brusselaar (en FDF-voorzitter) Olivier Maingain bakte het nog bruiner. Hij misbruikte de begrijpelijke ontreddering van vele oud-strijders over het decreet- Suykerbuyk om op 11 juli samen met vaderlandslievende organisaties een patriottisch moment te organiseren op het Martelaarsplein in Brussel. De martelaars naar wie de plek is genoemd, zijn die van de Belgische onafhankelijkheidsstrijd van 1830, maar niet toevallig houden rond het plein ook de Vlaamse ministers kantoor. Het moet gezegd, de geel-zwarte schepensjerp die Maingain bij die gelegenheid had omgebonden, stond hem beeldig.

De rest van het Brusselse gemeentebestuur, burgemeester François-Xavier de Donnéa (PRL) op kop, had op dat moment niet eens de beleefdheid om aanwezig te zijn op de klassieke viering van de Vlaamse feestdag in zijn eigen stadhuis. Het had daar nochtans een interessante toespraak van Vlaams parlementsvoorzitter Norbert De Batselier (SP) kunnen aanhoren. Onder meer toen die het erover had dat voor hem meer Vlaanderen niet prioritair is, wel een beter Vlaanderen, en dat heel België daar beter moet van worden. En het zou De Donnéa zeker hebben geïnteresseerd te horen welk ideetje De Batselier voor Brussel in petto had: het omvormen tot een Europees district. Want binnenlands schijnt er toch geen land meer mee te bezeilen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content