“De la Mode et des Jardins”, over de decoratieve afbeelding van planten op de stof van jurken.

Elke vrouw heet Maria, maar ook Flora. De vrouw wordt van nature als bloem beschreven. Schilders zetten haar vaak in tuinen. Stofontwerpers doen nog beter, ze kleden haar met stof waarop bloemen, ruikers of vruchten als versiering zijn gedrukt of geborduurd.

Als bloem is de vrouw een passieve verleidster. Mooi zijn is op zichzelf al een zo overtuigende activiteit, dat ze verder hoegenaamd niet hoeft te handelen. Want we ervaren bloemen en hun kleuren, planten en hun vertakkingen toch als uitingen van vibrerende energie. Een bloemenruiker is toch een explosie!

Over de afbeelding van planten op de stof van jurken handelt de merkwaardige tentoonstelling: “De la Mode et des Jardins”. Iedere tuin is een decoratieve presentatie van flora – verwant aan de decoratie van stof met bloemen. Trouwens, is het ultieme ideaal van de tuin niet de afbeelding van de plantenwereld? Maar dan met echte planten een onechte, want geordende natuurfantasie creëren, kortom, een theater van de natuur.

Hoe dan ook, de tuin is een constructie van eerste rang, onderhevig aan variaties van tuinaanleg, aan wisselende voorkeuren voor bloemen en kleuren. In de schikking van bloembedden, hagen en grasvelden speelt dezelfde logica van de vormgeving als in de ontwerpen van bloemmotieven voor stofbedrukking. Beide zijn stileringen van de flora: vereenvoudigingen en dus altijd vervormingen van de natuur.

Vanuit het venster bekeken is een tuin als een bebloemd stuk stof, net zoals het kleed dat in de kamer gedragen wordt een stuk tuin is op stof geprojecteerd. Tussen tuin en stofversiering zijn er zeer merkwaardige verbanden, beide volgen een patroon. De tuin is als een bloemschikking: één immens boeket. Net zo zit de vrouw in het kleed waarop bloemen staan, als een bloem tussen andere bloemen.

TRIOMF VAN HET MAKEN

Bloemschikking en bloemstilering worden bepaald door de veranderende stijl van de patroonvorming. Tegenover de fascinatie voor de labyrintische knopen (de renaissancetuin), staat de fascinatie voor doorzicht en heldere symmetrie in de Franse zeventiende eeuw. Het Engelse tegenvoorstel vervangt het plezier van het overzicht door dat van de verrassing – het leidt ons nochtans niet terug naar het labyrint, maar naar een gemaakte en dus ideale wildheid, een schijnbare en dus volmaakte natuurlijkheid, een illusie van ongemaaktheid als ultieme triomf van het menselijke maken.

Al deze verschuivingen geven interpretaties aan het pastorale geluk, dat niets met vrije natuur en open landschap te maken heeft, maar integendeel het raakvlak bespeelt tussen binnen in huis en buiten in de tuin. Pas in de onmiddellijke nabijheid van het huis krijgt het “buiten” een ideale intensiteit; omgekeerd krijgt het “binnen” pas via het zicht naar buiten en in de tuin zijn voltooiing. Het pastorale geluk bestaat in dat bijzondere amalgaam van “binnen” en “buiten”. De grote stijlen van tuinaanleg zijn specifieke manieren om dat amalgaam tussen binnen en buiten op te bouwen. Stijlen die we perfect terugvinden in de kledij. En de vrouw met het bebloemde kleed maakt de dynamische verbinding tussen binnen en buiten.

De tentoonstelling vertelt aan de hand van de stof het verhaal van tuinen en hun stijlen. Wat een wonderlijke gedachtengang om vanuit een stofpatroon de tuin te ondervragen! Naast de klassieke tegenstelling van de Franse tegenover de Engelse tuin, zien we vele varianten gesuggereerd door de stofbedrukking. Bijvoorbeeld de natuur als embleem onder de Revolutie, of de symbolistische strategie een eeuw later tijdens de belle époque. Daartussendoor lopen weer varianten op de “wilde tuin” van het Second Empire, of de eclectische tuin in de eerste helft van de vorige eeuw.

Kledij en tuin volgen wel een heel ander tempo. Een tuin leg je niet ieder jaar weer helemaal anders aan: een tuin is een project dat een mensenleven en vaak veel langer meegaat. We zien dan ook dat het “tandwiel” van de tuin traag draait en dat van de stofbedrukking snel. Zo komt de Franse rococoflora verschillende keren terug in de stofbedrukking, net als het florale project van de Franse tuin. De voorstellen voor tuinen zijn te beperkt in aantal en de honger van de mode naar vernieuwing is te groot: de tuinvormen worden dus voortdurend hergebruikt.

Men ziet door hoeveel “lenzen” de uiteindelijke idee van deze tentoonstelling moet gaan, om ten slotte een heel precies focuspunt te doen oplichten. En misschien is die intellectuele constructie nog wel de mooiste “tuin” van de vele prachtige die hier via stofbedrukking worden opgeroepen.

“De la Mode et des Jardins” in Musée Galliera, Parijs, tot 26/4.

Dirk Lauwaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content