Hubert van Humbeeck

Ruim een week lang zwoegden de leden van het kernkabinet om de laatste begroting van deze legislatuur op de sporen te krijgen. Dat was onverwacht, want het zware besparingswerk leek voorbij; enkele wat voortvarende excellenties hadden het voorspelde overschotje al verdeeld. De begroting voor 1999 zou de kers op de taart worden, waarmee decoalitie bij het begin van volgende zomer naar de kiezer wou trekken. Geen moeilijk te verteren maatregelen, maar hier en daar een cadeautje of een belastinkje dat omlaag kon.

De onzekerheid op het internationale economische en monetaire forum besliste er anders over. De groeivooruitzichten moesten terug, en dus konden ook de verwachte inkomsten minder hoog worden ingeschat. Het zette een domper op de toon die de premier dinsdag in de Kamer tijdens zijn jaarlijkse, zogenaamde state of the union kon laten klinken.

Het geeft vooral aan hoe broos het Belgische herstel is. Hoe gering de marge van welke bewindsman dan ook om het aanschijn van het leven bij ons de komende jaren een eigen accent te geven. Hoe zorgvuldig er gelaveerd zal moeten worden om, ondanks de Europese eenheidsmunt, niet de speelbal te worden van grotere belangen. We ondervonden het de voorbije maanden aan den lijve: als Renault of Levi’s besluiten om wat fabrieken te sluiten, kan de bevoegde minister slechts boos met het vingertje zwaaien. Er is geen overheid die daar wat tegen vermag.

De vraag kan worden gesteld of dat wel zo normaal is als wordt voorgehouden. In een lezing voor de universiteit van Amsterdam beschreef de Nederlandse Japankenner Karel van Wolferen vorige week hoe de wereld, na de val van het communisme, in handen is gesukkeld van grote economische conglomeraten, die zelf bureaucratieën hebben opgebouwd die nauwelijks moeten onderdoen voor die van de voormalige socialistische landen. Van Wolferen vindt in zijn Japan natuurlijk voorbeelden te over van dat fenomeen, en van de machteloosheid van de politiek om wat dan ook te veranderen aan de voor ons bijna onverklaarbare neergang van dat land.

Het is niet zo dat we allemaal slachtoffer zijn van een groot, duister complot. De lui die het in die bedrijfsbureaucratieën voor het zeggen hebben, menen het niet slecht. Ze gaan alleen altijd uit van hun eigen normen. Als daar geen discussie over wordt gevoerd, is dat niet omdat die verboden zou zijn – ze wordt gewoon weggeschoven; als bijna overbodig. Wie het daar voor het zeggen heeft, gedraagt zich alsof hij de antwoorden op alle vragen kent.

Dat leidt Van Wolferen, bijvoorbeeld, af uit de manier waarop het Internationaal Muntfonds altijd dezelfde recepten serveert aan totaal verschillende landen, waar het verder ook niets van afweet. Met geregeld bepaald desastreuze gevolgen – zoals recent in Rusland. Dichter bij ons, richtten de landen van de euro-club een Europese centrale bank op, een instelling met enorme bevoegdheden zonder enige politieke omkadering. Toch is het beheer van geld geen neutrale bezigheid: de crisis die ons nu het leven zuur maakt, begon vorig jaar met een speculatiegolf in Zuidoost-Azië.

Op het moment dat deze regels worden geschreven, is het precies een jaar geleden dat Frans Verleyen stierf, de directeur van deze redactie. Dezer dagen verschijnt een selectie uit zijn Woord Vooraf – de rubriek die een kwarteeuw lang op deze bladzijde stond; zijn levenswerk. Wie vandaag in die bundel bladert, valt het voortdurende verlangen op naar een wereld die uitzicht biedt op beterschap.

Het geheel van factoren dat Karel van Wolferen beschrijft, schept een gevoel van collectieve gezapigheid, waarin per slot van rekening niemand echt verantwoordelijk is. De politicus niet, want die heeft geabdiceerd. De ondernemer niet, want die hoeft zich slechts om zijn eigen zakencijfer te bekommeren. De burger daartussen heeft geen andere keuze dan die tussen commerciële belangen.

Het woord hoop valt weer geregeld te beluisteren in het politieke discours; het was vorig weekeinde ook op het SP-congres te horen. Alleen zal de overheid daarvoor iets moeten doen. Niet meer terugtreden, maar optreden. Zolang dat niet gebeurt, is de ook door Frans Verleyen zo geliefde, aloude vooruitgangsgedachte nog geen nieuw leven beschoren.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content