Op het Agusta-/Dassault-proces zijn de procedure- slagen achter de rug. Nu begint het ruigere werk.

Van bij de aanvang van het Agusta-/Dassault-proces voor het Hof van Cassatie zette procureur-generaal Eliane Liekendael de toon. Het hof wilde zich niet inlaten met de valiezendragers, zo zei ze in haar inleidend betoog, maar de echte verantwoordelijken aanpakken. En ze maakte meteen duidelijk wie dat zijn: voormalig Defensieminister Guy Coëme (PS), ex-minister van Economische Zaken Willy Claes (SP), gewezen PS-voorzitter Guy Spitaels en de Franse vliegtuigconstructeur Serge Dassault.

Waarop Liekendael de achtergrond borstelde waarop de Agusta- en Dassault-affaire zich afspeelde. Ze deed dat in gematigder bewoordingen dan haar voorganger Jacques Velu dat twee jaar geleden had gedaan bij de aanvang van het Uniop-proces. Toch was haar exposé heel wat gevaarlijker, vaak perfider.

Zo aarzelde Liekendael niet de feiten, die al erg genoeg zijn, naar haar hand te zetten. Namen werden door elkaar gehaspeld, feiten en datums kwamen niet altijd overeen met de stukken in het dossier. En de procureur-generaal maakte van alle pijlen hout. Opvallend was de graagte waarmee ze gewezen vice-premier Philippe Moureaux (PS) citeerde om de aantijgingen tegen Coëme en Spitaels te staven. Terwijl de Luikse onderzoeksrechter Véronique Ancia ooit in een nota voor het Hof van Cassatie diezelfde Moureaux als een hoogst onbetrouwbare getuige beschreef.

Nog opmerkelijker was de openlijke uitnodiging aan Jean-Louis Mazy, adjunct-kabinetschef van Coëme, aan geldkoerier Merry Hermanus en Claes’ kabinetschef Johan Delanghe om “de waarheid te vertellen” over hun politieke bazen Coëme, Spitaels en Claes. Het proces was nog niet begonnen of Liekendael was al bereid de betichtingen tegen Mazy en Hermanus in het Agusta-dossier onder tafel te vegen. Als voorsmaak citeerde Liekendael een brief die Mazy eind 1997 aan het Hof van Cassatie richtte en waarin die afstand nam van Coëme. Maar ze verzuimde wel het antwoord van Coëme aan te halen.

De repliek op de uiteenzetting door de procureur-generaal was een barrage van bezwaren door de verschillende verdedigers. Het is de advocaten van de beklaagden niet ontgaan dat het Europese Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg de klachten van de veroordeelden in het Uniop-proces ontvankelijk verklaarde. Het kwam er dus op aan alle kansen veilig te stellen voor gelijkaardige demarches.

CASSATIE VERSUS ARBITRAGEHOF

Leon Martens en Marc Senelle, de verdedigers van Johan Delanghe, die altijd weigerde tijdens ondervragingen in het Frans te antwoorden, eisten dat het proces in het Nederlands zou worden afgehandeld, want de meerderheid van de beklaagden zijn Vlamingen. Ze hadden hun bedenkingen bij het taalonevenwicht in de samenstelling van het hof. Een opwerping die Pascal Vanderveeren, de Franstalige verdediger vanCoëme, eveneens tot de zijne maakte. Senelle kon aanvoeren dat zijn cliënt in Luik werd ondervraagd door politiemensen die geen woord Nederlands verstonden, bijgestaan door tolken die geeneens beëdigd waren. In Straatsburg hebben ze niet veel meer nodig.

Overigens waren de bezwaren van de verdedigers grotendeels dezelfde als die van hun collega’s in het Uniop-proces: de afwezigheid van een vastgelegde procedure voor de afhandeling van een dergelijk proces en de afwezigheid van elke mogelijkheid tot beroep. Het hof zelf heeft die procedure vastgelegd in het zogenaamde Uniop-arrest en eigende zich daarmee volgens de verdedigers een rol toe die haar niet toekomt: die van wetgever. In het Uniop-proces was het Hof van Cassatie bovendien erg spitsvondig in de toepassing van de verjaringstermijn. Een interpretatie die sommige beklaagden in dit proces parten speelt.

De Franse verdedigers van Dassault voerden aan dat hun cliënt in eerste instantie als getuige werd ondervraagd en daarna op grond van zijn uitlatingen in de rol van beklaagde werd geduwd.

De verdedigers van Willy Claes trokken hard van leer tegen voormalig justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) die ongelukkig geïnspireerd was toen hij in de loop van 1995 een voorwoord schreef in het boekje dat journaliste An Bats over hun cliënt opendeed. Nooit werd op zo’n spectaculaire wijze het principe van het vermoeden van onschuld op de helling gezet, betoogden de advocaten.

De gewezen secretaris-generaal van de Navo eiste ook inzage van het zogenaamde dossier “bis” – dat is het onderzoek naar de betrokkenheid van gewezen PSC-minister Melchior Wathelet in de Dassault-affaire. Dit dossier kan elementen bevatten die passen in de verdediging van de beklaagden in dit proces. Maar het hof weigerde. Wat later voor gênante gevolgen kan zorgen. Belangrijke elementen in het PSC-dossier werden aangereikt door advocaat Alfons Puelinckx die hier in de beklaagdenbank zit. Als het zijn verdediging uitkomt, zal Puelinckx niet nalaten die elementen met betrekking op Dassault openbaar te maken.

Het Hof van Cassatie maakte er de afgelopen week een punt van alle bezwaren van de verdediging met bekwame spoed van de tafel te vegen. Zo weigerde het Hof prejudiciële vragen voor te leggen aan het Arbitragehof. Zegt een van de advocaten: “Het Agusta- en Dassault-proces is niet alleen een clash tussen gerecht en politiek. Het is ook een machtsstrijd tussen Cassatie en het Abritragehof.” Het toetsen van prejudiciële kwesties bij het Arbitragehof zou neerkomen op de erkenning van de voorrang van het Arbitragehof, en daar willen ze bij Cassatie niet eens aan denken.

Jongere, vooral Vlaamse raadsheren hebben steeds meer moeite met, om niet te zeggen bezwaren tegen deze houding van Cassatie die in het verleden België al meermaals op een veroordeling in Straatsburg kwam te staan.

R.V.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content