De cynische foto’s van John Deakin.

Door zijn zelfdestructie is John Deakin (1912-1972) niet meer dan een voetnoot in de monografieën over Francis Bacon : hij leverde hem de portretjes die bezoekers later gehavend en bespat op de ateliervloer vonden. Bij Vogue, waar hij enkele onrustige jaren werkte, zaten zijn beelden gekreukt en dubbelgeplooid onderaan archiefladen. Dronkaard en belhamel. Iemand noemde hem een vos : een vervaarlijk, bang roofdiertje. Een kroegloper zonder einde, maar ook een onmisbaar personage in het portret van de Londense bohème van de fifties.

Vandaag lijkt zijn waarde definitief aanvaard. Een korte flits fotografische genialiteit die verplicht om de vertrouwde bakens van die periode te herzien. De portretten die Deakin van Freud en Bacon maakte, overtreffen alles wat Penn en Avedon later in dezelfde stijl probeerden. Zijn stadsbeelden van Londen, Rome en Parijs combineren de kwaliteiten van Bill Brandt met die van Klein en Frank, maar Deakin deed het eerder.

Wat zijn beelden zo sterk maakt, is het grondeloze cynisme waarmee hij zijn modellen en zichzelf tegemoet treedt. Een cynisme zonder schuldgevoel, zonder trots, zonder retoriek : iets heel anders dan de grandeur die Avedon eraan wist te geven. Deakins cynisme is lager, hondser, aandoenlijker. Hij heeft eigenlijk de middelen niet om cynisch te zijn, hij moet wel. Deze alcoholist kijkt zonder illusies naar de menselijke boeventronie aan de andere kant van zijn toestel. Zijn gebrek aan sympathie is geen keuze, hij heeft gewoon niets over om aan zijn klanten cadeau te doen. Dit is fotografie met de rug tegen de muur.

Hoe erg hij met de rug tegen de muur stond, blijkt uit een incident dat Henrietta Moraes in haar autobiografie vertelt : Bacon vroeg naaktfoto’s van haar aan Deakin. Later ziet zij hoe Deakin die foto’s in de kroeg aan matrozen verkoopt. Deakin werkte nog geen tien jaar, tussen 1947 en 1954. Hij gebruikte de camera nooit om te charmeren : het model verleidt niet, de fotograaf laat zich niet verleiden. Zelden zijn zo’n radicaal zuivere foto’s gemaakt. Terecht werd een vergelijking gemaakt met Nadar : beiden fotograferen vrienden en zijn het handen schudden voorbij. Maar daar eindigt de vergelijking : Nadar bewondert, Deakin steelt. Deakin steelt het laatste schermpje dat het model voor zich houdt om zijn demon weg te moffelen. Deakin maakt hem zichtbaar. Die demon schildert Bacon onovertroffen. Dat hij niets fantaseerde zien we in Deakins foto’s die hij gebruikte.

Dirk Lauwaert

?John Deakin, Photographs?, National Portrait Gallery, Londen, tot 14/7.

John Deakin, Zelfportret, 1952 : kroegloper zonder einde.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content