Drie, vijf of meer? Woensdag twee april beslist de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep in Luik definitief wie in de zaak-Dutroux zal moeten terechtstaan voor het assisenhof van Aarlen.

De keuze van de kamer van inbeschuldigingstelling (KIB) van het hof van beroep in Luik is eenvoudig, maar delicaat:

Ofwel volgen de drie raadsheren de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg in Neufchâteau en dan sturen ze uitsluitend Marc Dutroux, zijn ex-vrouw Michelle Martin en zijn toenmalige kompaan Michel Lelièvre naar het assisenhof in Aarlen.

Ofwel volgen de drie raadsheren procureur des Konings Michel Bourlet van Neufchâteau, wiens vordering op 3 maart in Luik werd onderschreven door het parket-generaal bij het hof van beroep in Luik, en dan sturen ze naast Dutroux, Martin en Lelièvre, ook de Brusselse oplichter Michel Nihoul en autohandelaar Gérard Pinon naar assisen. En mogelijk nog andere verdachten, want Paul Marchal – de vader van An die samen met Eefje Lambrecks in de nacht van 22 op 23 augustus 1995 in Blankenberge verdween – wou uiteindelijk nog eens twaalf mensen voor de volksjury zien terechtstaan: naast de vijf die het openbaar ministerie wou verwijzen.

Jean Lambrecks, de vader van Eefje, heeft Paul Marchal nooit gevolgd in zijn verwoede pogingen om van deze gruwel ook nog een politieke zaak te maken door onder andere te beweren dat hun beider dochters ‘op bestelling’ werden ontvoerd door een netwerk van pedofiele pooiers. Jean Lambrecks hult zich sinds de ontdekking van de stoffelijke resten van hun dochters in augustus 1996 in stille woede. Dezelfde houding kenmerkt ook zijn advocaat Joris Vercraeye: ‘Mijnheer Lambrecks heeft, in tegenstelling tot anderen, altijd gezegd dat hij vertrouwen heeft in het gerechtelijk onderzoek. Na jaren is dit tot bepaalde conclusies gekomen. Toen de raadkamer in Neufchâteau op haar beurt die vaststellingen volgde, was het voor mijn cliënt evident dat hij zich daarbij neerlegde. Gezien de inzet van mensen en middelen, kun je moeilijk beweren dat dit onderzoek niet grondig is gevoerd. Het is niet omdat het niet gevoerd is zoals sommigen het hadden gewild en niet in de richting die zij hadden vooropgesteld, dat het niet grondig is. Of er nu netwerken zijn of waren, zou een onderzoek moeten aantonen. Als morgen bewezen wordt dat die er zijn of waren, zullen wij daar rekening mee houden. Maar pas dan.’

Paul Marchal gaat ervan uit dat Du-troux en Nihoul in een netwerk opereerden en wil daarom iedereen voor assisen brengen die zijn dochter ook maar ontmoet zou kunnen hebben voor haar ontvoering.

JORIS VERCRAEYE: Wat Paul Marchal zegt of doet, moet hem vergeven worden. De ouders van die meisjes zijn zo gekwetst dat niemand hen iets mag verwijten. Dat geldt echter niet voor de media die zich laten gebruiken in een rol die ze niet moeten en zelfs niet mogen spelen. In tal van zaken heb ik vastgesteld dat advocaten gretig inspelen op journalisten die hoe langer hoe meer op sensatie jagen. Er is bijna geen plaats meer voor het complexe maar minder sensationele nieuws, of voor de advocaat die slechts die informatie geeft die hij deontologisch mag geven. Dan krijg ik te horen dat zoiets het publiek niet interesseert. Dat is een ergerlijke en gevaarlijke houding. Temeer omdat de media al van bij de aanvang van een gerechtelijk onderzoek een rol denken te moeten spelen, al beschikken ze dan zelden over voldoende informatie om een oordeel te vellen, laat staan iemand te veroordelen. Ondanks de communicatie van de parketten, de rechtbanken en de advocaten lukt het de meeste media niet een rechtszaak zo neutraal mogelijk te belichten. Denk aan een complexe assisenzaak zoals die van veearts-keurder Van Noppen. Hoewel alleen de magistraten en de advocaten het dossier kenden, mocht haast iedereen die uit de rechtszaal kwam voor de camera’s vertellen hoe de zaak in elkaar zat. Degelijke gerechtsverslaggeving vraagt meer dan dat.

Kunnen dit soort gemediatiseerde zaken nog met de nodige sereniteit voor een volksjury gebracht worden?

VERCRAEYE: Assisenprocessen liggen al langer en misschien terecht onder vuur, ook omdat ze een soort theater zijn. Anderzijds worden zowel de beklaagden als de burgerlijke partijen in een assisenproces ‘verwend’: in tegenstelling tot een correctionele rechtbank geeft een assisenhof hen het recht op een mondelinge en erg exhaustieve behandeling van het dossier. Anno 2003 stel ook ik mij wel de vraag of de assisenprocedure nog thuishoort in wat een moderne rechtspleging zou moeten zijn. Uiteraard kan het niet dat iemand, om welke motieven ook, zomaar iedereen voor een assisenhof laat slepen die op een of andere manier betrokken geweest zou kunnen zijn bij een zaak. Een assisenhof is geen schervengericht, waarbij de Atheners zomaar de naam op een potscherf kunnen schrijven van al wie zij uit Attica weg willen. Wij mogen veronderstellen dat de modale burger, die vandaag ter zitting geconfronteerd wordt met hetgeen hij of zij daar vaststelt, in staat is het juiste oordeel te vellen: ‘in eer en geweten overtuigd’, zoals dat heet.

U verdedigt nu de nabestaande van een slachtoffer. Had u in deze zaak ook een beschuldigde kunnen verdedigen?

VERCRAEYE: Om verschillende, waaronder praktische redenen zou ik dat geweigerd hebben. Maar eigenlijk is dat niet de juiste beroepshouding. Al moet ik toegeven dat ik uit respect voor de slachtoffers die ik in andere zedenzaken heb verdedigd, niet zomaar de kant van een seksuele delinquent kan kiezen. Ik heb wel alle begrip en soms zelfs bewondering voor confraters die dat met veel waardigheid doen. Leg maar eens uit aan een jury van twaalf leken dat er misschien toch iets goeds is aan een kerel die de meest gruwelijke moorden heeft begaan.

Hoe verklaart u de meningsverschillen tussen burgerlijke partijen, terwijl iedereen hetzelfde dossier kan lezen?

VERCRAEYE: Strafdossiers kun je op twee manieren benaderen. Ofwel aanvaard je het dossier als zijnde het volledige dossier waarop een zaak wordt beoordeeld. Dat lijkt mij het correcte uitgangspunt. Ofwel meen je dat het dossier onvolledig is en stel je eigen onderzoekshypothesen voorop. In 1998 heeft de wetgever zelfs de wet-Franchimont ingevoerd zodat betrokken partijen bijkomende onderzoeksopdrachten konden vragen. Als die geweigerd worden, kun je wel blijven beweren dat die uitgevoerd hadden moeten worden, maar op een bepaald ogenblik moet je aanvaarden dat de rechtbank je verzoek afwijst. Zo werkt een rechtstaat nu eenmaal. Gelukkig maar.

In bijna alle ophefmakende dossiers van de voorbije twintig jaar, beginnende bij de aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes en de Bende(s) van Nijvel, liep er een breuklijn tussen diegenen die geloofden in een ‘complottheorie’ en zij die zich strikter aan de bewezen feiten hielden.

VERCRAEYE: Kwakkels zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Bepaalde mensen kunnen niet aanvaarden dat een rechtszaak zich beperkt tot wat zij is. Ik herinner mij een dossier, waarin ik de raadsman was van een overigens twee keer vrijgesproken beklaagde. In dat dossier zat een map onder de titel ‘Fantasia’. En daarin zaten de verklaringen waaraan de onderzoekers, wellicht met recht en reden, geen geloof hechten. Zoiets is voor een rechtsstaat ongezond. Het is beter meteen alles te onderzoeken en de resultaten ervan in het dossier op te nemen: welke die resultaten ook zijn. Maar zodra die er zijn, moet het onderzoek afgesloten worden en moeten alle actoren het hoofd buigen voor de feiten. Je kunt niet blijven suggereren dat er nog verdachte maar niet onderzochte sporen zijn.

Na meer dan twintig jaar balie ben ik er nog steeds van overtuigd dat het gerecht goed werkt. Een beklaagde geniet alle mogelijke rechten van verdediging. De spelregels zijn duidelijk. De advocaten krijgen soms het verwijt te veel op die regels te steunen, maar die zijn er nu eenmaal om gerespecteerd te worden.

Maar kritiek blijft nodig. Neem bijvoorbeeld de taalwetgeving. Als een Nederlandstalig slachtoffer betrokken raakt in een procedure van een Franssprekende dader, heeft elke partij het recht in zijn taal gehoord te worden. Welnu, dit blijkt in 2003 nog altijd niet mogelijk. Waar zijn de beleidsverantwoordelijken dan mee bezig? Zij hebben tolken en vertalers ter beschikking, maar niet de rechtzoekenden. Waarom is het niet mogelijk de betrouwbaarheid van een proces-verbaal te verzekeren door de verklaringen op band te laten registreren? Ook daar zijn in 2003 geen middelen voor.

Hebt u de verhouding tussen de magistratuur, de advocatuur en de media zien ontaarden?

VERCRAEYE: Ontaarden is misschien een te groot woord. Al betreur ik dat er met steeds minder respect over elkaar gesproken wordt. Misschien moeten wij onze respectievelijke opdrachten opnieuw duidelijker definiëren en profileren. Een advocaat is per definitie partijdig, want hij treedt op voor een cliënt. Er wordt overigens te weinig onderscheid gemaakt tussen burgerlijke zaken en strafzaken. Die laatste worden overbelicht, hoewel ze niet het gros vormen van de hangende procedures. Strafzaken brengen bovendien een deontologisch verschil mee dat het profiel van ons beroep in hoge mate vertekent. Een advocaat die in een burgerlijke zaak een onwaarheid vertelt, maakt weinig of geen kans. In strafzaken daarentegen is de advocaat de stem van de cliënt. Mocht een advocaat in strafzaken uitsluitend de waarheid melden, dan wordt de verdediging in vele gevallen moeilijk, indien niet onmogelijk. Een verdachte kan immers niet verplicht worden mee te werken aan zijn veroordeling. Maar daarom hoef je niet tégen het dossier in te pleiten.

Enkele jaren geleden trad ik op als advocaat in een vreselijke zaak ten noorden van Antwerpen. De Nederlandse autoriteiten hadden de Nederlandse dader van twee ontvoeringen en moorden opgepakt. Het dossier was al één jaar na de aanhouding van de dader klaar en voor beroepsrechters gebracht. De moordenaar van Pim Fortuyn staat reeds na tien maanden voor zijn rechters. In België daarentegen verliest iedereen zich al te vaak in details die bij de uiteindelijke beoordeling geen rol spelen, maar intussen wel veel tijd, geld en energie vergen.

Er moest eens een regering komen die de politieke moed opbrengt om gedurende vier jaar geen enkele nieuwe wet te maken, maar die een grote schoonmaak houdt in het bestaande wettenarsenaal. Er zijn zoveel wetten, decreten, verordeningen en reglementen dat niemand die nog kent. En ook dat is nefast voor een samenleving.

Frank De Moor

‘Anno 2003 stel ook ik mij wel de vraag of de assisenprocedure nog thuishoort in de moderne rechtspleging.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content